Scenario Doodsoorzaakverklaring 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.104.3.1

De doodsoorzaak betreft een natuurlijke dood.

In het geval van een natuurlijke dood wordt onderscheid gemaakt tussen een drietal typen oorzaken:

• de oorzaak die rechtstreeks heeft geleid tot het overlijden;

• de oorzaak die niet-rechtstreeks hebben geleid tot het overlijden;

• de ziekten of bijzonderheden die hebben bijgedragen aan het overlijden.

Onder 'Oorzaak (rechtstreeks geleid tot overlijden)' vermeldt u de oorzaak, ziekte of aandoening die uiteindelijk de dood tot gevolg had. Indien hieraan één andere ziekte als oorzaak aan vooraf is gegaan (ten grondslag ligt), dan vermeldt u deze onder 'Oorzaak (niet-rechtstreeks geleid tot overlijden)'. Zijn er meerdere ziekten of aandoeningen aan de 'Oorzaak (rechtstreeks geleid tot overlijden)' als oorzaak vooraf gegaan, dan vermeldt u deze in opeenvolgende volgorde onder 'Oorzaak (niet-rechtstreeks geleid tot overlijden)'. De onderste ingevulde ziekte of aandoening is het onderliggend lijden (grondlijden), dus de eerste in de reeks van gebeurtenissen die tot de dood hebben geleid.

Termen die verschijnselen van het overlijden aanduiden (bijvoorbeeld ademhalingsinsufficiëntie, hartstilstand, hersenischemie, etc.) dienen als onderliggend lijden zoveel mogelijk te worden vermeden.

Bij het CBS word het onderliggend lijden, volgens de ICD-10 richtlijnen van de WHO, in beginsel als primaire doodsoorzaak oftewel onderliggende doodsoorzaak gecodeerd.

Onder 'Ziekte (tevens aanwezig bij overlijden)' vermeldt u de ziekten en aandoeningen die wel hebben bijgedragen tot de dood, maar die geen deel uitmaken van de keten van ziekten en aandoeningen. U vermeldt de ziekten en aandoeningen in volgorde van belang, zoals u die inschat.

De oorzaak die rechtstreeks de dood tot gevolg had.

De omschrijving van de oorzaak die rechtstreeks de dood tot gevolg had.

De duur tussen het begin van de oorzaak en het overlijden.

De duur tussen ongeval en het overlijden

De doodsoorzaak betreft een natuurlijke dood.

In het geval van een natuurlijke dood wordt onderscheid gemaakt tussen een drietal typen oorzaken:

• de oorzaak die rechtstreeks heeft geleid tot het overlijden;

• de oorzaak die niet-rechtstreeks hebben geleid tot het overlijden;

• de ziekten of bijzonderheden die hebben bijgedragen aan het overlijden.

Onder 'Oorzaak (rechtstreeks geleid tot overlijden)' vermeldt u de oorzaak, ziekte of aandoening die uiteindelijk de dood tot gevolg had. Indien hieraan één andere ziekte als oorzaak aan vooraf is gegaan (ten grondslag ligt), dan vermeldt u deze onder 'Oorzaak (niet-rechtstreeks geleid tot overlijden)'. Zijn er meerdere ziekten of aandoeningen aan de 'Oorzaak (rechtstreeks geleid tot overlijden)' als oorzaak vooraf gegaan, dan vermeldt u deze in opeenvolgende volgorde onder 'Oorzaak (niet-rechtstreeks geleid tot overlijden)'. De onderste ingevulde ziekte of aandoening is het onderliggend lijden (grondlijden), dus de eerste in de reeks van gebeurtenissen die tot de dood hebben geleid.

Termen die verschijnselen van het overlijden aanduiden (bijvoorbeeld ademhalingsinsufficiëntie, hartstilstand, hersenischemie, etc.) dienen als onderliggend lijden zoveel mogelijk te worden vermeden.

Bij het CBS word het onderliggend lijden, volgens de ICD-10 richtlijnen van de WHO, in beginsel als primaire doodsoorzaak oftewel onderliggende doodsoorzaak gecodeerd.

Onder 'Ziekte (tevens aanwezig bij overlijden)' vermeldt u de ziekten en aandoeningen die wel hebben bijgedragen tot de dood, maar die geen deel uitmaken van de keten van ziekten en aandoeningen. U vermeldt de ziekten en aandoeningen in volgorde van belang, zoals u die inschat.

De oorzaak die rechtstreeks de dood tot gevolg had.

De omschrijving van de oorzaak die rechtstreeks de dood tot gevolg had.

De duur tussen het begin van de oorzaak en het overlijden.