Concept |
Card/Conf |
Id |
|
Bundel |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Geeft de generieke bouwstenen voor deze dataset |
|
|
Patient |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Patiënt. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Patiënt.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De naamgegevens van de patiënt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële voornamen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Initialen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
De naam waarmee de persoon gebruikelijk aangesproken wordt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit concept geeft de achternaam of volgorde van achternamen aan waarmee de persoon
aangesproken of aangeschreven wil worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept Geslachtsnaam. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Geslachtsnaam
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de eigen achternaam behorende voorvoegsels. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële achternaam van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept GeslachtsnaamPartner. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept GeslachtsnaamPartner.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de achternaam van de partner behorende voorvoegsels |
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële achternaam van de partner. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Adellijke en wetenschappelijke titels. Deze kunnen behulpzaam zijn bij het formuleren
van aanspreek- en aanschrijftitels.
|
|
0 … * Required |
|
|
Adresgegevens van de patiënt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Straatnaam van het adres. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Huisnummer van het adres. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Een alfabetisch teken achter het huisnummer zoals dit door het gemeentebestuur is
toegekend.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Die letters of tekens die noodzakelijk zijn om, naast het huisnummer en de letter,
de brievenbus te vinden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De aanduiding die wordt gebruikt voor adressen die niet zijn voorzien van de gebruikelijke
straatnaam en huisnummeraanduidingen.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Postcode van het adres. Bij Nederlandse adressen bij voorkeur de postcode uit de Postcodetabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.4.15)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een geografisch bepaald gebied dat een deel is van het gemeentelijke grondgebied. Bij Nederlandse woonplaatsen bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Gemeente van inschrijving. Bij Nederlandse gemeenten bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Land waar het adres zich bevindt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Extra informatie zoals naam van het gebouw, gebouwnummer, ingang, routenummer. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Het soort adres waarvan sprake is, bijv. woonadres, postadres. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Telefoonnummer(s) of e-mailadres(sen) van de patiënt. |
|
0 … * Required |
|
|
Container van het concept Telefoonnummers. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Telefoonnummers.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een telefoonnummer van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Het type netwerk of apparaat waar het telefoonummer aan verbonden is |
|
0 … 1 Required |
|
|
Met NummerSoort kan aangegeven worden of het om een vast, tijdelijk, werk nummer gaat. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Toelichting over het telefoonnummer en over het gebruik ervan. Aangegeven kan bijvoorbeeld
worden dat het een afdelingsnummer is (bij zorgverleners) of dat de bereikbaarheid
slecht gedurende een aangegeven deel van de dag mogelijk is.
|
|
0 … * Required |
|
|
Container van het concept EmailAdressen. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Emailadressen.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een e-mailadres van de persoon |
|
0 … 1 Required |
|
|
Met EmailSoort kan aangegeven worden of het om een prive of zakelijk e-mail adres
gaat.
|
|
0 … * Required |
|
|
Identificatienummer van de patiënt. Bij overdrachtsituaties dient het gebruik van
het burgerservicenummer (BSN) in overeenstemming te zijn met de 'Wet gebruik burgerservicenummer
in de zorg (Wbsn-z)'. In andere situaties kunnen andere nummersystemen gebruikt worden,
zoals bijv. interne ziekenhuis patiëntnummers.Burgerservicenummer (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.3)
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Geboortedatum van de patiënt. Bij een patiënt is de geboortedatum verplicht. Vage
datum (bv. alleen jaar) is toegestaan.
|
|
Vaccinatie |
|
0 … * Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Vaccinatie. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Vaccinatie.
|
|
|
Identificatienummer |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Nummer dat de instantiatie van de bouwsteen wereldwijd uniek identificeert. Het nummer
is samengesteld uit een identificatie van de uitgevende organisatie en een door deze
organisatie toegekend uniek nummer.AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
|
FarmaceutischProduct |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. Dit kan door bovenbedoelde mogelijkheid om gecodeerd ingrediënten aan
te duiden en/of door de samenstelling en bereidingswijze als vrije tekst door te geven.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De codering van geneesmiddelen wordt in Nederland ontleend aan de G Standaard (uitgegeven
door Z-Index), die onder regie van de KNMP wordt gevuld.
Het gecodeerde geneesmiddel kan worden uitgedrukt als:
-
Global Trade Item Number (GTIN)
-
Z-index nummer (ZI-nummer)
-
Handelsproductcode (HPK)
-
Voorschrijfcode (PRK)
-
Generieke productcode (GPK)
-
Anatomic Therapeutic Classification code (ATC)
-
SNOMED CT-code
De GTIN maakt het mogelijk het product incl. de herkomst met een barcode te identificeren.
Het ZI-nummer is het handelsproduct inclusief de verpakkingsgrootte. De HPK is het
handelsproduct zoals de fabrikant het registreert en in de handel brengt. De PRK bevat
alle GPK-kenmerken, aangevuld met een aantal kenmerken die nodig zijn om het juiste
middel te kunnen voorschrijven. Dit niveau
is bedoeld om generiek te kunnen voorschrijven. De GPK definieert de farmaceutische
kenmerken van een product, namelijk samenstelling, sterkte, eenheden, farmaceutische
vorm en toedieningsweg. De SSK is de combinatie van één enkele werkzame stof plus
stamtoedieningsweg. De SNK is de (werkzame) stof. Voor de verdere toelichting op deze
niveaus uit de G-Standaard zie https://www.z-index.nl Daarnaast bestaan er in de lokale systemen ook 90.000.000 nummers. Deze nummers dienen
NIET te worden gecommuniceerd, in dat geval dient slechts de omschrijving te worden
gecommuniceerd. Dit is overeenkomstig de standaard van Nictiz.
SNOMED CT kan worden gebruikt als alternatieve codering van farmaceutisch product,
het wordt bijvoorbeeld gebruikt om de vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma
generieker te kunnen beschrijven op basis van de combinatie van stoffen (bijvoorbeeld
DKTP-vaccin). Bij historische vaccins is een G-Standaard code vrijwel altijd afwezig,
maar het is de aanbeveling deze voor huidige verwerking wel vast te leggen eventueel
kan de SNOMED CT-code voor het zelfde product als alternatief ook geregistreerd worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De container van het concept ProductSpecificatie. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept ProductSpecificatie.
De productspecificatie is nodig, wanneer de productcode niet volstaat om de werkzame
stoffen en de sterkte te achterhalen.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De farmaceutische vorm geeft de vorm van een geneesmiddel weer. Voorbeelden zijn:
tablet, zetpil, infusievloeistof, zalf. Indien het middel een GPK uit de G-standaard
kent dan is de vorm via de G-standaard bekend. Voor producten zonder code (vrije tekst,
magistrale bereiding), kan de toedieningsvorm worden opgegeven.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Voor geneesmiddelen die in vrije tekst zijn opgegeven is geen code voorhanden, en
dient de volledige omschrijving hier vermeld te worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een tekstuele beschrijving van de medicatiesoort (inclusief relevante kenmerken van
de samenstelling en eventueel de bereidingswijze), die alleen gebruikt wordt als geen
gecodeerde aanduiding uit de G-Standaard beschikbaar is (magistrale receptuur).
|
|
0 … * Required |
|
|
De container van het concept Ingredient. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Ingredient.
Een product bevat één of meer werkzame stoffen en hulpstoffen. Deze zijn meestal al
door de productcode bepaald. Voor magistrale medicatie of door de lokale apotheek
samengestelde medicamenten moeten de ingrediënten afzonderlijk worden opgegeven.
De werkzame stoffen spelen een bijzondere rol, omdat deze: a) bepalend zijn voor de farmacotherapeutische werking van de medicatie en b) de basis zijn voor aanduiding van de sterkte van de medicatie (bijv. 200 mg).
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Werkzame stof of hulpstof. Hier kunnen dezelfde codes worden gebruikt als voor de ProductCode (met name voor
verdunningen en samenstellingen), maar nu kunnen ook de ATC, SSK en SNK gebruikt worden
om een stof aan te duiden (voor het opgeven van ingrediënten van lokaal magistraal
bereide producten).
- GTIN International Article Number
- KNMP artikelnummerHandelsproductcode (HPK)
- Voorschrijfcode (PRK)
- Generieke productcode (GPK)
- ATC (anatomic therapeutic classification)
- SSK (stofnaamcode met toedieningsweg)
- SNK (stofnaamcode)
Voor verdere toelichting over ATC zie https://www.whocc.no/atc/structure_and_principles/
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De relatieve hoeveelheid van dit ingrediënt in dit product. Berekening van de sterkte = Hoeveelheid ingrediënt ÷ Hoeveelheid product.
Dit kan bijvoorbeeld een concentratie zijn als het geneesmiddel is opgelost in een
draagvloeistof.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De hoeveelheid en eenheid van dit ingrediënt. Dit is de numerator voor de berekening
van de sterkte. De eenheid moet gekozen worden uit de G-standaard (tabel 902).
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Hoeveelheid van het product. Dit is de denominator in de berekening van de sterkte.
Optioneel is voor de eenheid in plaats van gebruik van UCUM eenheden ook een vertaling
toegestaan naar NHG tabel Gebruiksvoorschriften (tabel 25).
|
|
1 … 1 Required |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
|
Dosis |
|
0 … 1 Required |
|
|
De hoeveelheid gegeven product weergegeven in milliliters. In de meeste gevallen wordt
het gehele product toegediend, in sommige gevallen wordt een omschreven deel van het
product toegediend.
|
|
|
VaccinatieDatum |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Datum (en eventueel tijd) dat het vaccin is of zal worden toegediend. In het geval
van een gewenste hervaccinatie is een vage datum (maand, jaar) toegestaan (Clinical
reminder). Indien een geplande vaccinatie niet voor een bepaalde tijd mag worden toegediend,
dient de datum opgave (vaag of niet) daar uiting aan te geven.
|
|
|
Locatie |
|
1 … 1 Required |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de sub-bouwsteen Contactgegevens. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de sub-bouwsteen Contactgegevens.
|
|
0 … * Required |
|
|
Container van het concept Telefoonnummers. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Telefoonnummers.
|
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Een telefoonnummer van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Het type netwerk of apparaat waar het telefoonummer aan verbonden is |
|
0 … 1 Required |
|
|
Met NummerSoort kan aangegeven worden of het om een vast, tijdelijk, werk nummer gaat. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Toelichting over het telefoonnummer en over het gebruik ervan. Aangegeven kan bijvoorbeeld
worden dat het een afdelingsnummer is (bij zorgverleners) of dat de bereikbaarheid
slecht gedurende een aangegeven deel van de dag mogelijk is.
|
|
0 … * Required |
|
|
Container van het concept EmailAdressen. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Emailadressen.
|
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Een e-mailadres van de persoon |
|
0 … 1 Required |
|
|
Met EmailSoort kan aangegeven worden of het om een prive of zakelijk e-mail adres
gaat.
|
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen Adresgegevens. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen Adresgegevens.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Straatnaam van het adres. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Huisnummer van het adres. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Een alfabetisch teken achter het huisnummer zoals dit door het gemeentebestuur is
toegekend.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Die letters of tekens die noodzakelijk zijn om, naast het huisnummer en de letter,
de brievenbus te vinden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De aanduiding die wordt gebruikt voor adressen die niet zijn voorzien van de gebruikelijke
straatnaam en huisnummeraanduidingen.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Postcode van het adres. Bij Nederlandse adressen bij voorkeur de postcode uit de Postcodetabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.4.15)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een geografisch bepaald gebied dat een deel is van het gemeentelijke grondgebied. Bij Nederlandse woonplaatsen bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Gemeente van inschrijving. Bij Nederlandse gemeenten bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Land waar het adres zich bevindt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Extra informatie zoals naam van het gebouw, gebouwnummer, ingang, routenummer. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Het soort adres waarvan sprake is, bijv. woonadres, postadres. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
|
|
ZorgaanbiederIdentificatienummer |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Identificerend nummer van de organisatie. Voor Nederlandse zorgaanbieders wordt hiervoor,
indien mogelijk, het URA nummer of het AGB nummer gebruikt. Afhankelijk van de context
zijn ook andere ID's mogelijk. Voor buitenlandse of niet aangesloten zorgaanbieders
kan een ander uniek identificerend nummer gebruikt worden. Dit moet vergezeld gaan
met de naam en/of code van de uitgevende organisatie.UZI register abonneenummer (URA) (OID: 2.16.528.1.1007.3.3)
Vektis AGB-zorgverlener tabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.1)
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Naam van de organisatie. Indien een identificatienummer meegegeven wordt, moet de
naam overeenkomen met de naam die bij het identificatienummer hoort.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het specialisme van de betrokken afdeling van de zorgaanbieder. Het afdelingsspecialisme
kan gevuld worden indien bij het vermelden van een zorgaanbieder een nadere aanduiding
gewenst is. Het betreft hierbij de erkende medische specialismen zoals vermeld in
de wet BIG.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De type zorgaanbieder, bijvoorbeeld algemeen ziekenhuis en verpleeghuis. Indien dit
veld gevuld is en voor het ZorgaanbiederIdentificatieNummer een AGB code gebruikt
wordt dient het type overeen te komen met het type dat impliciet in de AGB code opgenomen
is.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept OrganisatieLocatie. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept OrganisatieLocatie.
|
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Naam van de locatie, indien een zorgorganisatie meer dan één locatie heeft. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Nummer van de locatie, indien naast of in plaats een locatienaam een getalsmatige
locatie-identificatie gehanteerd wordt.
|
|
|
Toediener |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Geeft de zorgverlener en/of organisatie waar of door wie de immunisatie werd uitgevoerd.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
|
|
ZorgaanbiederIdentificatienummer |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Identificerend nummer van de organisatie. Voor Nederlandse zorgaanbieders wordt hiervoor,
indien mogelijk, het URA nummer of het AGB nummer gebruikt. Afhankelijk van de context
zijn ook andere ID's mogelijk. Voor buitenlandse of niet aangesloten zorgaanbieders
kan een ander uniek identificerend nummer gebruikt worden. Dit moet vergezeld gaan
met de naam en/of code van de uitgevende organisatie.UZI register abonneenummer (URA) (OID: 2.16.528.1.1007.3.3)
Vektis AGB-zorgverlener tabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.1)
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Naam van de organisatie. Indien een identificatienummer meegegeven wordt, moet de
naam overeenkomen met de naam die bij het identificatienummer hoort.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het specialisme van de betrokken afdeling van de zorgaanbieder. Het afdelingsspecialisme
kan gevuld worden indien bij het vermelden van een zorgaanbieder een nadere aanduiding
gewenst is. Het betreft hierbij de erkende medische specialismen zoals vermeld in
de wet BIG.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De type zorgaanbieder, bijvoorbeeld algemeen ziekenhuis en verpleeghuis. Indien dit
veld gevuld is en voor het ZorgaanbiederIdentificatieNummer een AGB code gebruikt
wordt dient het type overeen te komen met het type dat impliciet in de AGB code opgenomen
is.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn
|
|
|
|
|
ZorgverlenerIdentificatienummer |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Het zorgverleneridentificatienummer is een nummer dat de zorgverlener uniek identificeert.
In de Nederlandse situatie worden de volgende nummers gebruikt: 1. Zorgverlener UZI. Identificatie van zorgverleners (natuurlijke personen) in de
Nederlandse zorgsector. 2. VEKTIS AGB-Z. Dient ter identificatie van zorgverleners en zorgverlenende organisaties 3. BIG-ID. Het ID van de in het BIG Register opgenomen zorgverlener.
Voor medisch personeel of verzorgenden die niet in het BIG register zijn opgenomen
mogen bij implementaties eventueel andere nummers worden gebruikt. Voor buitenlandse
zorgverleners zijn deze gegevens niet voorhanden.BIG register inschrijvingsnummer (OID: 2.16.528.1.1007.5.1)
UZI nummer natuurlijke personen (OID: 2.16.528.1.1007.3.1)
Vektis AGB-zorgverlener tabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.1)
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De naamgegevens van de zorgverlener. Indien een zorgverleneridentificatienummer wordt
opgegeven, is dit de naam zoals vermeld in UZI, AGB of in de instelling.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële voornamen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Initialen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
De naam waarmee de persoon gebruikelijk aangesproken wordt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit concept geeft de achternaam of volgorde van achternamen aan waarmee de persoon
aangesproken of aangeschreven wil worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept Geslachtsnaam. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Geslachtsnaam
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de eigen achternaam behorende voorvoegsels. |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Officiële achternaam van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept GeslachtsnaamPartner. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept GeslachtsnaamPartner.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de achternaam van de partner behorende voorvoegsels |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Officiële achternaam van de partner. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Adellijke en wetenschappelijke titels. Deze kunnen behulpzaam zijn bij het formuleren
van aanspreek- en aanschrijftitels.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Medisch specialisme van de zorgverlener. Het betreft hierbij de erkende medische specialismen
zoals vermeld in de wet BIG. Bijvoorbeeld huisarts of cardioloog.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De organisatie waarbij de zorgverlener werkzaam is. |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
|
|
|
|
ZorgaanbiederIdentificatienummer |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Identificerend nummer van de organisatie. Voor Nederlandse zorgaanbieders wordt hiervoor,
indien mogelijk, het URA nummer of het AGB nummer gebruikt. Afhankelijk van de context
zijn ook andere ID's mogelijk. Voor buitenlandse of niet aangesloten zorgaanbieders
kan een ander uniek identificerend nummer gebruikt worden. Dit moet vergezeld gaan
met de naam en/of code van de uitgevende organisatie.UZI register abonneenummer (URA) (OID: 2.16.528.1.1007.3.3)
Vektis AGB-zorgverlener tabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.1)
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Naam van de organisatie. Indien een identificatienummer meegegeven wordt, moet de
naam overeenkomen met de naam die bij het identificatienummer hoort.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het specialisme van de betrokken afdeling van de zorgaanbieder. Het afdelingsspecialisme
kan gevuld worden indien bij het vermelden van een zorgaanbieder een nadere aanduiding
gewenst is. Het betreft hierbij de erkende medische specialismen zoals vermeld in
de wet BIG.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De type zorgaanbieder, bijvoorbeeld algemeen ziekenhuis en verpleeghuis. Indien dit
veld gevuld is en voor het ZorgaanbiederIdentificatieNummer een AGB code gebruikt
wordt dient het type overeen te komen met het type dat impliciet in de AGB code opgenomen
is.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De rol die de zorgverlener in het zorgproces vervult. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld
behandelaar, verwijzer of uitvoerder zijn.
|
|
|
VaccinatieAanleiding |
|
0 … * Required |
|
|
Geeft de aanleiding weer waarom een vaccinatie wordt gegeven, bijvoorbeeld een vaccinatieprogramma,
wond of reis.
|
|
|
ZiekteWaarTegenGevaccineerdWordt |
|
0 … * Required |
|
|
Geeft de ziektes weer waartegen de vaccinatie primair is gegeven.
|
|
|
Toedieningsweg |
|
0 … 1 Required |
|
|
De route waarlangs de medicatie wordt toegediend (oraal, nasaal, intraveneus,...). |
|
|
AnatomischeLocatie |
|
0 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen AnatomischeLocatie. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen AnatomischeLocatie.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Localisatie op/in het lichaam. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Lateraliteit verbijzondert de anatomische locatie door, indien van toepassing, de
zijdigheid vast te leggen, bijvoorbeeld links.
|
|
|
Toelichting |
|
0 … 1 Required |
|
|
Vrije tekst als toelichting.
Voorbeelden van veel gebruikte toelichtingen zijn: - "Vaccinatie volgens Rijksvaccinatieprogramma". - "Niet volgens Rijksvaccinatieprogramma", gevolgd door een verdere toelichting. - "Onbekend"
|
|
|
StatusToediening |
|
1 … 1 Required |
|
|
Geeft de status van de toediening.
Mogelijke opties:
- Niet gedaan: De toediening is niet gedaan.
- Afgebroken/ Entered-in-error: De toediening is afgebroken (bv. vaccinatie blijkt tijdens
toediening onterecht gegeven te worden).
- Voltooid: De toediening is helemaal afgerond.
|
|
|
VaccinatieIndicatie |
|
0 … * Required |
|
|
Geeft de persoonsspecifieke kenmerken waarom de vaccinatie bij deze patiënt wordt
toegediend.
|