| Concept |
Card/Conf |
Id |
 |
Zibs2020 |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Deze groep bevat alle zibs2020 binnen de dataset Vaccinatie-Immunisatie.
|
 |
 |
Patient |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Patiënt. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Patiënt.
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De naamgegevens van de patiënt. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële voornamen van de persoon. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Initialen van de persoon. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De naam waarmee de persoon gebruikelijk aangesproken wordt. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit concept geeft de achternaam of volgorde van achternamen aan waarmee de persoon
aangesproken of aangeschreven wil worden.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept Geslachtsnaam. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Geslachtsnaam
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de eigen achternaam behorende voorvoegsels. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële achternaam van de persoon. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept GeslachtsnaamPartner. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept GeslachtsnaamPartner.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de achternaam van de partner behorende voorvoegsels |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële achternaam van de partner. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Adellijke en wetenschappelijke titels. Deze kunnen behulpzaam zijn bij het formuleren
van aanspreek- en aanschrijftitels.
|
|
|
0 … * Required |
|
|
Adresgegevens van de patiënt. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Straatnaam van het adres. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Huisnummer van het adres. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een alfabetisch teken achter het huisnummer zoals dit door het gemeentebestuur is
toegekend.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Die letters of tekens die noodzakelijk zijn om, naast het huisnummer en de letter,
de brievenbus te vinden.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De aanduiding die wordt gebruikt voor adressen die niet zijn voorzien van de gebruikelijke
straatnaam en huisnummeraanduidingen.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Postcode van het adres. Bij Nederlandse adressen bij voorkeur de postcode uit de Postcodetabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.4.15)
gebruiken.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een geografisch bepaald gebied dat een deel is van het gemeentelijke grondgebied. Bij Nederlandse woonplaatsen bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Gemeente van inschrijving. Bij Nederlandse gemeenten bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Land waar het adres zich bevindt. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Extra informatie zoals naam van het gebouw, gebouwnummer, ingang, routenummer. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het soort adres waarvan sprake is, bijv. woonadres, postadres. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Telefoonnummer(s) of e-mailadres(sen) van de patiënt. |
|
|
0 … * Required |
|
|
Container van het concept Telefoonnummers. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Telefoonnummers.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een telefoonnummer van de persoon. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het type netwerk of apparaat waar het telefoonummer aan verbonden is |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Met NummerSoort kan aangegeven worden of het om een vast, tijdelijk, werk nummer gaat. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Toelichting over het telefoonnummer en over het gebruik ervan. Aangegeven kan bijvoorbeeld
worden dat het een afdelingsnummer is (bij zorgverleners) of dat de bereikbaarheid
slecht gedurende een aangegeven deel van de dag mogelijk is.
|
|
|
0 … * Required |
|
|
Container van het concept EmailAdressen. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Emailadressen.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een e-mailadres van de persoon |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Met EmailSoort kan aangegeven worden of het om een prive of zakelijk e-mail adres
gaat.
|
|
|
0 … * Required |
|
|
Identificatienummer van de patiënt. Bij overdrachtsituaties dient het gebruik van
het burgerservicenummer (BSN) in overeenstemming te zijn met de 'Wet gebruik burgerservicenummer
in de zorg (Wbsn-z)'. In andere situaties kunnen andere nummersystemen gebruikt worden,
zoals bijv. interne ziekenhuis patiëntnummers.Burgerservicenummer (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.3)
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Geboortedatum van de patiënt. Bij een patiënt is de geboortedatum verplicht. Vage
datum (bv. alleen jaar) is toegestaan.
|
 |
 |
Zorgaanbieder |
|
0 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
 |
 |
|
ZorgaanbiederIdentificatienummer |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Identificerend nummer van de organisatie. Voor Nederlandse zorgaanbieders wordt hiervoor,
indien mogelijk, het URA nummer of het AGB nummer gebruikt. Afhankelijk van de context
zijn ook andere ID's mogelijk. Voor buitenlandse of niet aangesloten zorgaanbieders
kan een ander uniek identificerend nummer gebruikt worden. Dit moet vergezeld gaan
met de naam en/of code van de uitgevende organisatie.
UZI register abonneenummer (URA) (OID: 2.16.528.1.1007.3.3)
Vektis AGB-zorgverlener tabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.1)
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Naam van de organisatie. Indien een identificatienummer meegegeven wordt, moet de
naam overeenkomen met de naam die bij het identificatienummer hoort.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het specialisme van de betrokken afdeling van de zorgaanbieder. Het afdelingsspecialisme
kan gevuld worden indien bij het vermelden van een zorgaanbieder een nadere aanduiding
gewenst is. Het betreft hierbij de erkende medische specialismen zoals vermeld in
de wet BIG.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De gegevens noodzakelijk om via telefoon en/of e-mail met de zorgaanbiedende organisatie
contact op te nemen.
|
|
|
0 … * Required |
|
|
Container van het concept Telefoonnummers. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Telefoonnummers.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een telefoonnummer van de persoon. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het type netwerk of apparaat waar het telefoonummer aan verbonden is |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Met NummerSoort kan aangegeven worden of het om een vast, tijdelijk, werk nummer gaat. |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Toelichting over het telefoonnummer en over het gebruik ervan. Aangegeven kan bijvoorbeeld
worden dat het een afdelingsnummer is (bij zorgverleners) of dat de bereikbaarheid
slecht gedurende een aangegeven deel van de dag mogelijk is.
|
|
|
0 … * Required |
|
|
Container van het concept EmailAdressen. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Emailadressen.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een e-mailadres van de persoon |
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Met EmailSoort kan aangegeven worden of het om een prive of zakelijk e-mail adres
gaat.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De type zorgaanbieder, bijvoorbeeld algemeen ziekenhuis en verpleeghuis. Indien dit
veld gevuld is en voor het ZorgaanbiederIdentificatieNummer een AGB code gebruikt
wordt dient het type overeen te komen met het type dat impliciet in de AGB code opgenomen
is.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept OrganisatieLocatie. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept OrganisatieLocatie.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Naam van de locatie, indien een zorgorganisatie meer dan één locatie heeft. |
 |
Bouwstenen |
|
1 … 1 Required |
|
|
Deze map bevat alle aangepaste zibs voor deze standaard.
|
 |
 |
FarmaceutischProduct |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
|
|
1 … * Required |
|
|
De codering van geneesmiddelen wordt in Nederland ontleend aan de G-Standaard (uitgegeven
door Z-Index), die onder regie van de KNMP wordt gevuld.
Het gecodeerde geneesmiddel kan worden uitgedrukt als:
Het ZI-nummer is het handelsproduct inclusief de verpakkingsgrootte. De HPK is het handelsproduct zoals de fabrikant het registreert en in de handel brengt. De PRK bevat alle GPK-kenmerken, aangevuld met een aantal kenmerken die nodig zijn
om het juiste middel te kunnen voorschrijven. Dit niveau is bedoeld om generiek te
kunnen voorschrijven. De GPK definieert de farmaceutische kenmerken van een product, namelijk samenstelling,
sterkte, eenheden, farmaceutische vorm en toedieningsweg.
Voor de verdere toelichting op deze niveaus uit de G-Standaard zie https://www.z-index.nl.
Daarnaast bestaan er in de lokale systemen ook 90.000.000 nummers. Het 90.000.000
nummer wordt gebruikt conform landelijke afspraken.
SNOMED CT kan worden gebruikt als alternatieve codering van een farmaceutisch product,
het wordt bijvoorbeeld gebruikt om de vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma
generieker te kunnen beschrijven op basis van de combinatie van stoffen (bijvoorbeeld
DKTP-vaccin). Bij vaccins die in het verleden zijn geregistreerd is niet altijd een
code uit de G-standaard aanwezig, maar het is de aanbeveling deze voor huidige verwerking
wel vast te leggen. Daarbij kan de SNOMED CT-code als alternatief voor hetzelfde product
geregistreerd worden.
Indien een code uit de G-Standaard aanwezig is, dan is deze preferent boven een concept
uit SNOMED CT. Indien beide codes aanwezig zijn, dan kan een SNOMED CT-code worden
toegevoegd als alternatieve code voor hetzelfde product.
Voorbeeld: de code “871878002 | vaccin met uitsluitend antigenen van Corynebacterium
diphtheriae, Bordetella pertussis, Clostridium tetani en humaan poliovirus (farmaceutisch
product)” uit SNOMED CT kan een alternatieve code zijn van GPK code "130745 | DKTP
VACCIN (TRIAXIS POLIO)" uit de G-Standaard. De concepten mogen niet van elkaar verschillen,
maar de ene code mag wel generieker zijn dan de andere. Dus "137006 | CHOLERAVACCIN
ORAAL" (GPK) met "991000221105 | vaccin met uitsluitend antigeen van Vibrio cholerae
(farmaceutisch product)" (SNOMED CT) mag, maar een "176397 | DTK vaccin" (GPK) kan
niet een alternatief zijn van "130745 | DKTP VACCIN (TRIAXIS POLIO)", omdat dit verschillende
vaccins zijn (met en zonder Polio).
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De container
van het concept ProductSpecificatie. Deze container bevat alle
gegevenselementen van de concept ProductSpecificatie.
De productspecificatie is nodig, wanneer de productcode niet volstaat
om de werkzame stoffen en de sterkte te achterhalen.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De farmaceutische vorm geeft de vorm van een geneesmiddel weer. Voorbeelden zijn:
tablet, zetpil, infusievloeistof, zalf. Indien het middel een GPK uit de G-standaard
kent dan is de vorm via de G-standaard bekend. De farmaceutische vormen in de G-standaard
die ondersteund worden, zijn opgenomen in bestand 902, thesaurusnummer 6. Voor producten
zonder code (vrije tekst, magistrale bereiding), kan de toedieningsvorm worden opgegeven.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Voor geneesmiddelen waarvoor geen code voorhanden is, dient
de volledige naam van het geneesmiddel hier in vrije tekst
vermeld te worden.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een tekstuele beschrijving van de medicatiesoort (inclusief
relevante kenmerken van de samenstelling en eventueel de
bereidingswijze), die alleen gebruikt wordt als geen gecodeerde
aanduiding uit de G-Standaard beschikbaar is (historische
gegevens met magistralen waarvan samenstelling is aangeduid in
vrije tekst in plaats van met ingrediëntcodes).
|
|
|
0 … * Required |
|
|
De container
van het concept Ingredient. Deze container bevat alle
gegevenselementen van de concept Ingredient.
Een product bevat één of meer werkzame stoffen en hulpstoffen.
Deze zijn meestal al door de productcode bepaald. Voor magistrale
medicatie of door de lokale apotheek samengestelde medicamenten
moeten de ingrediënten afzonderlijk worden opgegeven.
De werkzame stoffen spelen een bijzondere rol, omdat deze:
a) bepalend zijn voor de farmacotherapeutische werking van de
medicatie en b) de basis zijn voor aanduiding van de sterkte
van de medicatie (bijv. 200 mg).
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Werkzame stof of hulpstof. Hier kunnen dezelfde
codes worden gebruikt als voor de ProductCode (met name voor
verdunningen en samenstellingen), maar nu kunnen ook de ATC,
SNK en SSK gebruikt worden om een stof aan te duiden (voor
het opgeven van ingrediënten van lokaal magistraal bereide
producten).
-
ZI-nummer
-
Handelsproductcode
(HPK)
-
Voorschrijfcode
(PRK)
-
Generieke productcode
(GPK)
-
Anatomical Therapeutic Chemical
Classification (ATC)
-
Stofnaamcode
(SNK)
-
Stofnaamcode i.c.m.
stamtoedieningsweg (SSK)
Voor verdere toelichting over ATC zie
https://www.whocc.no/atc/structure_and_principles/.
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De
relatieve hoeveelheid van dit ingrediënt in dit product.
Berekening van de sterkte = Hoeveelheid ingrediënt ÷ Hoeveelheid
product.
Dit kan bijvoorbeeld een concentratie zijn als het
geneesmiddel is opgelost in een draagvloeistof.
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De hoeveelheid en eenheid van dit ingrediënt. Dit is de teller voor de berekening
van de sterkte. De eenheid moet worden gekozen uit de G-standaard; ondersteunde eenheden
staan in bestand 902, thesaurusnummer 2.
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De waarde behorende bij de eenheid.
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de werkzame stof wordt
uitgedrukt. De eenheden in de G-standaard die
ondersteund worden, zijn opgenomen in bestand 902,
thesaurusnummer 2.
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Hoeveelheid van het product. Dit is de noemer in de berekening van de sterkte. Optioneel
is voor de eenheid in plaats van gebruik van UCUM eenheden ook een vertaling toegestaan
naar NHG tabel Gebruiksvoorschriften (tabel 25).
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De waarde behorende bij de eenheid.
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de werkzame stof wordt
uitgedrukt. De eenheden in de G-standaard die
ondersteund worden, zijn opgenomen in bestand 902,
thesaurusnummer 2.
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Het batch-/ lotnummer zorgt voor een unieke identificatie van informatie van de herkomst
zoals o.a. de productiebatch of machinenummer. Het nummer is opgebouwd volgens de
GS1 standaard AI(10).
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het serienummer zorgt voor een unieke identificatie van de informatie van herkomst
van de dosis zelf. Het nummer is opgebouwd volgens de GS1 standaard AI(21).
|
 |
Vaccinatie |
|
0 … * Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Vaccinatie. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Vaccinatie.
|
 |
|
Identificatienummer |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Nummer dat de instantiatie van de bouwsteen wereldwijd uniek identificeert. Het nummer
is samengesteld uit een identificatie van de uitgevende organisatie en een door deze
organisatie toegekend uniek nummer.AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
 |
 |
FarmaceutischProduct |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
 |
 |
ToegediendeHoeveelheid |
|
0 … 1 Required |
|
|
Hoeveelheid van het ingredient dat werd toegediend.
Dit is de numerator voor de berekening van de hoeveelheid. De
eenheid moet gekozen worden uit de G-standaard (tabel
902).
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Het aantal behorende bij de eenheid.
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de toegediende hoeveelheid wordt
uitgedrukt.
|
 |
|
RegistratieDatumTijd |
|
1 … 1 Conditioneel |
|
|
Datum en tijd waarop de vaccinatiegegevens zijn vastgelegd.
|
|
| Card/Conf |
Conditie |
| 1 … 1 Required |
Als ToedieningsDatumTijd niet is ingevuld, is RegistratieDatumTijd verplicht. |
|
|
 |
|
ToedieningsDatumTijd |
|
1 … 1 Required |
|
|
Datum en tijd waarop de toediening heeft plaatsgevonden. |
 |
 |
Uitvoerder |
|
0 … 1 Required |
|
|
Zorgaanbieder die de vaccinatie heeft uitgevoerd.
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
 |
|
Toedieningsweg |
|
0 … 1 Required |
|
|
De route waarlangs de medicatie wordt toegediend (oraal, nasaal, intraveneus,...). |