hl7:queryByParameter
|
|
|
|
Bevat de kenmerken van de vraag |
(Opvoad) |
|
Voorbeeld |
<queryByParameter> <templateId root="2.16.840.1.113883.2.4.6.10.100.181"/> <queryId extension="extdummy" root="1.2.3.4.5"/> <statusCode code="executing"/> <responseModalityCode code="R"/> <responsePriorityCode code="I"/> <executionAndDeliveryTime value="20130102100000"/> <patientId> <value extension="123456782" root="2.16.840.1.113883.2.4.6.3"/> </patientId> <person.addr> <value use="HP"> <houseNumber>2</houseNumber> <buildingNumberSuffix>a</buildingNumberSuffix> <additionalLocator>to</additionalLocator> <postalCode>1000 AA</postalCode> </value> </person.addr> <person.administrativeGender> <value code="M" codeSystem="2.16.840.1.113883.5.1" displayName="male"/> </person.administrativeGender> <person.birthTime> <value value="20120504"/> </person.birthTime> <person.name> <value xsi:type="PN"> <given qualifier="BR">V.</given> <prefix>van </prefix> <family qualifier="BR">Achternaam</family> </value> </person.name></queryByParameter> |
hl7:templateId
|
II |
1 … 1 |
M |
Template-id Opvragen vaccinatiestatus |
(Opvoad) |
@root
|
oid |
1 … 1 |
F |
2.16.840.1.113883.2.4.6.10.100.181 |
hl7:queryId
|
II |
1 … 1 |
M |
Bevat de unieke identificatie van de vraag zoals geformuleerd in de vragende applicatie,
los van de identificatie van de interactie waarin de vraag wordt aangeboden. De waarde
van dit attribuut wordt in het antwoord teruggeleverd, zodat de antwoordberichten
kunnen worden gerelateerd aan de vraag. De OID voor het identificatiesysteem kan bijvoorbeeld
worden afgeleid van de URA van de zorgaanbieder, het AORTA applicatie-id, maar dit
is geen verplichting. Iedere OID die voldoet aan het principe van uniekheid is geldig.
|
(Opvoad) |
|
Constraint |
Deze identificatie is uniek en kan nooit nogmaals worden uitgedeeld, noch door dezelfde
applicatie, noch door een andere applicatie. Het identificatiesysteem waaruit de vraagidentificaties
worden gegenereerd wordt geïdentificeerd door een OID in het attribuut @root. Het
attribuut @extension moet de gegenereerde identificatie bevatten.
|
hl7:statusCode
|
CS |
1 … 1 |
M |
Bevat de (nieuwe) status van de query. De te gebruiken waarden in dit attribuut zijn
gedefinieerd in de valueset QueryStatusCode.
|
(Opvoad) |
@code
|
CONF |
1 … 1 |
F |
executing |
hl7:modifyCode
|
|
|
NP |
|
(Opvoad) |
hl7:responseElementGroupId
|
|
|
NP |
|
(Opvoad) |
hl7:responseModalityCode
|
CS |
1 … 1 |
M |
Definieert de timing en groepering van de antwoordberichten. |
(Opvoad) |
@code
|
CONF |
1 … 1 |
F |
R |
hl7:responsePriorityCode
|
CS |
1 … 1 |
M |
Geeft het tijdsframe aan waarbinnen het antwoord wordt verwacht, zoals ‘I’ (Immediate)
voor directe beantwoording. De standaardwaarde is "I" (Immediate). Merk op dat ook
het tijdstip van beantwoording van de vraag in het vraagbericht zelf kan worden beïnvloed:
zie de beschrijving van executionAndDeliveryTime.
|
(Opvoad) |
@code
|
CONF |
1 … 1 |
F |
I |
hl7:initialQuantity
|
|
|
NP |
|
(Opvoad) |
hl7:initialQuantityCode
|
|
|
NP |
|
(Opvoad) |
hl7:executionAndDeliveryTime
|
TS |
0 … 1 |
C |
Bevat het tijdstip waarop het antwoord uiterlijk moet zijn opgeleverd aan het vragende
systeem. Het tijdstip wordt relatief aan de aanmaaktijd van de interactie. Het verschil
tussen de twee tijdstippen moet liggen tussen de configuratieparameter responsetijd-ZIM
(zie [Config inst]) en 60 seconden. Bij afwezigheid van het element executionAndDeliveryTime
geldt maximale oplevertimeout zoals beschreven in de Programma’s van Eisen.
FAQ: Hoe bepaalt een zender van een ‘Immediate’ vraagbericht een redelijke waarde voor
de oplevertimeout? - De complexiteit of grootte van het verwachte antwoord is van invloed op het op te
geven tijdstip. Indien een volledig overzicht van de medicatiehistorie van een patiënt
opgevraagd wordt, dan ligt een ruimere timeout voor de hand dan bij het opvragen van
één laboratoriumuitslag.
|
(Opvoad) |
|
Constraint |
@value moet de maximale timeout bevatten, indien de toepassing voor de betreffende
interactie specificeert dat een maximale timeout moet kunnen worden opgegeven, en
deze in de zendende applicatie ook werkelijk een waarde heeft. @value moet, indien deze een waarde heeft, tenminste tot op de minuut nauwkeurig worden
opgegeven. Het verschil tussen executionAndDeliveryTime/@value en Message/creationTime/@value
moet, indien beide een waarde hebben, liggen tussen responsetijd-ZIM en 60 seconden.
|
hl7:sortControl
|
|
|
NP |
|
(Opvoad) |
hl7:patientId
|
|
1 … 1 |
M |
Bevat het burgerservicenummer van de patiënt/cliënt van wie de vaccinaties worden
opgevraagd. Een BSN is N8..9 maar is in berichten altijd N9, eventueel via een voorloopnul.
|
(Opvoad) |
|
Voorbeeld |
<patientId> <value extension="100197231" root="2.16.840.1.113883.2.4.6.3"/></patientId> |
hl7:value
|
II.NL.BSN |
1 … 1 |
M |
|
(Opvoad) |
|
|
@root
|
oid |
1 … 1 |
F |
2.16.840.1.113883.2.4.6.3 |
hl7:person.addr
|
|
0 … 1 |
R |
Bevat (delen van) het BRP/COA-adres van de patiënt/cliënt van wie de vaccinaties worden
opgevraagd. Er kan niet met jokertekens (wildcards), zoals * en ?, worden gezocht. Alleen de adresdelen huisnummer, huisletter, huisnummertoevoeging
en postcode kunnen worden gebruikt aangezien overige adresdelen niet worden opgeslagen.
Sturen van bijvoorbeeld woonplaats in het element country is echter niet fout en dient door de ontvanger te worden genegeerd. Matchen van letters
dient niet-hoofdlettergevoelig te zijn. |
(Opvoad) |
|
Voorbeeld |
<person.addr> <value use="HP"> <houseNumber>23</houseNumber> <buildingNumberSuffix>a</buildingNumberSuffix> <additionalLocator>to</additionalLocator> <postalCode>1200 BR</postalCode> </value></person.addr> |
hl7:value
|
AD |
1 … 1 |
M |
|
(Opvoad) |
@use
|
set_cs |
0 … 1 |
|
|
|
CONF |
|
|
|
hl7:houseNumber
|
ADXP |
0 … 1 |
|
Huisnummer |
(Opvoad) |
|
|
hl7:buildingNumberSuffix
|
ADXP |
0 … 1 |
|
Huisletter |
(Opvoad) |
|
|
hl7:additionalLocator
|
ADXP |
0 … 1 |
|
Huisnummertoevoeging. Kan de waarde 'to' (tegenover) of 'by' (bij) bevatten. |
(Opvoad) |
|
|
|
Schematron assert |
role |
error
|
|
|
test |
text()=('to','by') |
|
|
Melding |
<name path=".."/>/<name/> MOET 'to' of 'by' zijn |
|
hl7:postalCode
|
SC |
0 … 1 |
|
Postcode. Formaat voor Nederlandse postcodes is "nnnn AA", dus met spatie. |
(Opvoad) |
|
|
hl7:person.administrativeGender
|
|
0 … 1 |
R |
Bevat het geslacht van de patiënt/cliënt van wie de vaccinaties worden opgevraagd |
(Opvoad) |
|
Voorbeeld |
<person.administrativeGender> <value code="M" codeSystem="2.16.840.1.113883.5.1" displayName="male"/></person.administrativeGender> |
hl7:value
|
CV |
1 … 1 |
R |
|
(Opvoad) |
|
|
|
CONF |
|
hl7:person.birthTime
|
|
0 … 1 |
R |
Bevat in element value de geboortedatum van de patiënt/cliënt van wie de vaccinaties worden opgevraagd |
(Opvoad) |
|
Voorbeeld |
<person.birthTime> <value value="19750103"/></person.birthTime> |
hl7:value
|
TS |
1 … 1 |
M |
|
(Opvoad) |
|
|
hl7:person.name
|
|
0 … 1 |
R |
Bevat (delen van) de BRP-naam van de patiënt/cliënt van wie de vaccinaties worden
opgevraagd. Er kan niet met jokertekens (wildcards), zoals * en ?, worden. Alleen de naamdelen voornaam, voorvoegsel geslachtsnaam,
en geslachtsnaam kunnen worden gebruikt aangezien overige naamdelen niet worden opgeslagen.
Sturen van bijvoorbeeld voorletters in het element given is echter niet fout en dient door de ontvanger te worden genegeerd. Matchen van letters
dient niet-hoofdlettergevoelig te zijn. |
(Opvoad) |
|
Voorbeeld |
<person.name> <value> <given>Alfred</given> <prefix qualifier="VV BR">de </prefix> <family qualifier="BR">Groot</family> </value></person.name> |
hl7:value
|
PN |
1 … 1 |
M |
|
(Opvoad) |
hl7:given
|
ENXP |
0 … 1 |
|
Voornaam of voornamen gescheiden door een spatie |
(Opvoad) |
|
|
@qualifier
|
set_cs |
0 … 1 |
F |
BR |
hl7:prefix
|
ENXP |
0 … 1 |
|
Voorvoegsel(s) |
(Opvoad) |
|
|
@qualifier
|
set_cs |
1 … 1 |
R |
|
|
CONF |
@qualifier moet "VV" zijn |
of |
@qualifier moet "BR" zijn |
|
hl7:family
|
ENXP |
0 … 1 |
|
Geslachtnaam |
(Opvoad) |
|
|
@qualifier
|
set_cs |
1 … 1 |
F |
BR |