Lab2PublicHealth

Nictiz
IHE Nederland
NVKC
NVMM
RIVM
Publicatiedatum: 2018-02-21

Scenario: Lab2PublicHealth

CreationDate 2014-12-02T14:45:58
Id 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.3.3
LifecycleStatus Draft
ISIS-AR is het nationale antibioticaresistentie surveillancesysteem. ISIS-AR verzamelt antibioticagevoeligheid testresultaten uit diagnostische microbiologische routinetesten uitgevoerd door klinische microbiologische laboratoria. ISIS-AR biedt inzicht in de huidige lokale en nationale trends in antibioticaresistentie en houdt de opkomt van nieuwe antibioticaresistente micro-organismen bij. ISIS-AR gegevens zijn essentieel bij het ontwikkelen van empirische antibioticatherapieën en het ontwikkelen van beleid voor beheersing. Op het moment wordt een gedefinieerde dataset verzameld van labs op maandelijkse basis. Na diverse gegevenscontrole en validatiestappen, worden de gegevens vertaald naar de ISIS-semantische standaard en geüpload naar de database. Hierna zijn deze beschikbaar voor epidemiologische analyse en het genereren van gestandaardiseerde antibioticaresistentie-rapportage.

doublearrow Transactiegroep - Notificatie resultaten

CreationDate 2014-12-02T14:45:58
Id 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.4.9
LifecycleStatus Draft

Diagram

U hebt ondersteuning voor SVG nodig in uw browser voor deze afbeelding

arrowright OUL_R22 - Notificatie resultaten

ActorReceiver Volksgezondheid monitoringsysteem
ActorSender Bronsysteem labresultaten
CreationDate 2014-12-02T14:45:58
Id 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.4.10
LifecycleStatus Draft
Toelichting gebruik van de specimen groep
SPM Patiëntmateriaal waarop het onderzoek plaatsvindt.
{
    OBR OBR voor het identificeren van de micro-organismen uit het materiaal.

Mogelijke LOINC order codes (OBR-4):
6463-4 = Bacteria identified in Unspecified specimen by Culture
580-1 = Fungus identified in Unspecified specimen by Culture

    ORC ORC (Common Order segment)
    { OBX } 1 OBX record per micro-organisme isolaat
    {
        OBR OBR per micro-organisme isolaat, per order voor resistentieonderzoek(en). De OBR verwijst naar een OBX hierboven, met het micro-organisme waarover het gaat.

Mogelijke LOINC order codes (OBR-4):
29576-6 = Bacterial susceptibility panel
50545-3 = Bacterial susceptibility panel by Minimum inhibitory concentration (MIC)
49589-5 = Bacterial susceptibility panel by Gradient strip
50546-1 = Bacterial susceptibility panel by Disk diffusion (KB)
29577-4 = Fungal susceptibility panel
etc

        { OBX } 1 OBX record per gevoeligheidsbepaling / isolaattest

In het meest recente voorstel worden aparte OBX’en gebruikt voor de verschillende gemeten MIC waarden (zonder interpretatie) en de interpretatie van de (verschillende) metingen. De interpretatie wordt genoteerd bij de methodeloze variant van de LOINC.

Voorbeeld waarbij voor meropenem een vitek-bepaling en een e-test zijn gedaan:

OBX|1|ST|6652-2^Meropenem [Susceptibility] by Minimum inhibitory concentration (MIC)^LN||>=16|mg/L||null|…
OBX|2|ST|7029-2^Meropenem [Susceptibility] by Gradient strip^LN||8,0|mg/L||null|…
OBX|3||18943-1^Meropenem [Susceptibility]^LN|||||R|…
    }
}
OUL_R22 Lab2PublicHealth Resultaatbericht (OUL^R22)
MSH Lab2Lab MSH segment (resultaat)
PID --- PATIENT - Lab2PublicHealth PID segment
PV1 --- VISIT - Lab2PublicHealth PV1 segment
{ --- SPECIMEN begin
SPM Lab2PublicHealth SPM segment
{ --- ORDER begin
OBR Lab2PublicHealth OBR segment
ORC Lab2Lab ORC segment (resultaat)
[{ TQ1 }] --- TIMING_QTY - Lab2Lab TQ1 segment (aanvraag)
{ OBX } --- RESULT - Lab2PublicHealth OBX segment
} --- ORDER end
} --- SPECIMEN end

Segmenten 41

Segment: Lab2Lab MSH segment (aanvraag)

Het MSH-segment definieert intentie, bron, doel en enkele specifieke dingen rondom de berichtsyntax.
HL7 Attribute Table - MSH - Lab2Lab MSH segment (aanvraag)
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 ST R 00001 Field Separator
2 ST R 00002 Encoding Characters
3 HD R 0361 00003 Sending Application
4 HD C 0362 00004 Sending Facility
5 HD R 0361 00005 Receiving Application
6 HD C 0362 00006 Receiving Facility
7 TS R 00007 Date/Time Of Message
9 MSG R 00009 Message Type
10 ST R 00010 Message Control ID
11 PT R 00011 Processing ID
12 VID R 00012 Version ID
15 ID R 0155 00015 Accept Acknowledgment Type
16 ID R 0155 00016 Application Acknowledgment Type
17 ID O 0399 00017 Country Code
18 ID R 0211 00692 Character Set
21 EI R Y 01598 Message Profile Identifier

Segment: Lab2Lab MSH segment (aanvraag) velddefinities

MSH-1 Field Separator (ST) 00001

Dit veld bevat het scheidingsteken tussen het segment-ID en het eerste echte veld, MSH-2-encoding characters. Deze dient als zodanig als scheidingsteken en definieert het teken dat moet worden gebruikt als scheidingsteken voor het verdere bericht. Aanbevolen waarde is |, (ASCII 124).

MSH-2 Encoding Characters (ST) 00002

Dit veld bevat vier tekens in de volgende volgorde: Het componentscheidingsteken, herhalingsteken, escape-teken en subcomponentscheidingsteken. Aanbevolen zijn ^~\& (respectievelijk ASCII 94, 126, 92 en 38). Zie Sectie 2.5.4, "Message delimiters'.

MSH-3 Sending Application (HD) 00003

Identificatie van het zendende systeem. Voor laboratoria wordt dit geacht de Nederlandse, driecijferige laboratoriumcode te zijn.

MSH-4 Sending Facility (HD) 00004

Dit veld definieert de zendende applicatie nader, MSH-3-sending application. Met de promotie van dit veld naar het datatype HD, is het gebruik verbreed met niet alleen de zendende instelling maar ook andere organisatorische eenheden zoals a) de organisatorische eenheid verantwoordelijk voor de zendende applicatie; b) de verantwordelijke eenheid; c) een product- of levernaciersidentificatie, etc. De waarden worden lokaal bepaald. User-defined Table 0362 - Facility wordt gebruikt voor de waarden van het eerste component.

NB: Afhankelijk van lokale afspraken, kunnen implementers User-defined Table 0300 – Namespace ID blijven gebruiken voor het eerste component.

Constraint
Vullen indien bekend

MSH-5 Receiving Application (HD) 00005

Identificatie van het ontvangende systeem. Voor laboratoria wordt dit geacht de Nederlandse, driecijferige laboratoriumcode te zijn.
Voorbeeld: RIVM IDS (Type-Ned)
912

MSH-6 Receiving Facility (HD) 00006

Dit veld definieert de ontvangende applicatie nader tussen diverse instanties van de applicatie ten behoeve van verschillende organisaties. De waarden worden lokaal bepaald. User-defined Table 0362 - Facility wordt gebruikt voor de waarden van het eerste component.

NB: Afhankelijk van lokale afspraken, kunnen implementers User-defined Table 0300 – Namespace ID blijven gebruiken voor het eerste component.

Constraint
Vullen indien bekend

MSH-7 Date/Time Of Message (TS) 00007

Dit veld bevat de datum/tijd dat het zendende systeem het bericht heeft gemaakt. Als de tijdzone is opgegeven, dan wordt deze gebruikt als standaardtijdzone voor de rest van het bericht.

NB: Dit veld is required gemaakt in versie 2.4. Berichten met versies voor 2.4 hoeven dit veld niet gebruiken. Dit ondersteunt backward compatibiliteit.

MSH-9 Message Type (MSG) 00009

Dit veld bevat het berichttype, trigger event en berichtstructuur voor het bericht.
Vaste waarde
OML^O21^OML_O21

MSH-10 Message Control ID (ST) 00010

Dit veld bevat een getal of andere identificatie die het bericht uniek identificeert. Het ontvangende systeem echoot dit ID aan het zenden systeem in het Message acknowledgment segment (MSA).

MSH-11 Processing ID (PT) 00011

Dit veld wordt gebruikt om te beslissen of het bericht moet worden verwerkt volgens de HL7 Application (level 7) Processing rules.
  • Tijdens de pilot: T
  • Tijdens productie: P

MSH-12 Version ID (VID) 00012

Berichtversie. In de component <internationalization code> kan de drieletterige ISO-3166 landcode 'NLD' gezet worden om aan te geven dat het gaat om de Nederlandse variant.
Vaste waarde
2.5

MSH-15 Accept Acknowledgment Type (ID) 00015

Dit bericht kan een technische bevestiging (ACK^R21) krijgen. Als de zender deze verwacht te krijgen, dan moet hier "AL" worden gestuurd. Als de zender deze niet verwacht te krijgen, dan moet hier "NE" worden gestuurd.

MSH-16 Application Acknowledgment Type (ID) 00016

Voor dit bericht bestaat de inhoudelijke bevestiging ORL^O22^ORL_O22. De zender deze verwacht te krijgen, dan moet hier "AL" worden gestuurd, anders is de waarde "NE".

MSH-17 Country Code (ID) 00017

Dit veld bevat het land van oorsprong voor het bericht. Het gebruik is voor ten behoeve van het instellen van bepaalde standaardwaarden zoals munteenheden. De waarden komen uit ISO 3166. De tabel ISO 3166 heeft drie vormen voor de landcode: HL7 specificeert gebruik van de 3-teken (alphabetic) vorm voor de landcode.

Zie HL7 Table 0399 – Country code voor de 3-teken codes uit ISO 3166-1. Nederland is NLD

Vaste waarde
NLD

MSH-18 Character Set (ID) 00692

De standaardwaarde bij afwezigheid is 7-bit ASCII. De meeste systemen de waarde hier negeren en zelf proberen te verwerken. Dat blijkt vrijwel altijd goed te gaan, maar het is toch beter expliciet te zijn in ten aanzien van de gebruikte tekenset. Suggestie is "UNICODE UTF-8" (zonder quotes, deze is nieuw HL7v2.5 en hoger ter vervanging van "UNICODE"). Merk op dat de tekensetcode natuurlijk wel moet kloppen met de gebruikte tekenset.
Voorbeeld: UTF-8
UNICODE UTF-8

MSH-21 Message Profile Identifier (EI) 01598

Het Conformance Profile ID is verplicht en komt overeen met de Template ID voor het betreffende bericht. Er is in principe maar één Conformance Profile ID voorzien, maar het is voorstelbaar dat bij bewezen compatibiliteit met IHE profielen, systemen ook deze markering toevoegen.
Voorbeeld: Conformance ID voor Lab2Lab Aanvraagbericht
^^2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.10.1^ISO

Segment: Lab2Lab MSH segment (resultaat)

Het MSH-segment definieert intentie, bron, doel en enkele specifieke dingen rondom de berichtsyntax.
HL7 Attribute Table - MSH - Lab2Lab MSH segment (resultaat)
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 ST R 00001 Field Separator
2 ST R 00002 Encoding Characters
3 HD R 0361 00003 Sending Application
4 HD R 0362 00004 Sending Facility
5 HD R 0361 00005 Receiving Application
6 HD R 0362 00006 Receiving Facility
7 TS R 00007 Date/Time Of Message
9 MSG R 00009 Message Type
10 ST R 00010 Message Control ID
11 PT R 00011 Processing ID
12 VID R 00012 Version ID
15 ID R 0155 00015 Accept Acknowledgment Type
16 ID R 0155 00016 Application Acknowledgment Type
17 ID O 0399 00017 Country Code
18 ID R 0211 00692 Character Set
21 EI R 01598 Message Profile Identifier

Segment: Lab2Lab MSH segment (resultaat) velddefinities

MSH-1 Field Separator (ST) 00001

Dit veld bevat het scheidingsteken tussen het segment-ID en het eerste echte veld, MSH-2-encoding characters. Deze dient als zodanig als scheidingsteken en definieert het teken dat moet worden gebruikt als scheidingsteken voor het verdere bericht. Aanbevolen waarde is |, (ASCII 124).

MSH-2 Encoding Characters (ST) 00002

Dit veld bevat vier tekens in de volgende volgorde: Het componentscheidingsteken, herhalingsteken, escape-teken en subcomponentscheidingsteken. Aanbevolen zijn ^~\& (respectievelijk ASCII 94, 126, 92 en 38). Zie Sectie 2.5.4, "Message delimiters'.

MSH-3 Sending Application (HD) 00003

Identificatie van het zendende systeem. Voor laboratoria wordt dit geacht de Nederlandse, driecijferige laboratoriumcode te zijn.
Voorbeeld: RIVM Type-Ned
912
target lu-concept-258 Organisatieidentificatie Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens uitvoerend lab /
Definitie: Identificatie van de organisatie. Dit moet een herkenbare identificatie zijn voor zender en ontvanger. Voorbeelden zulke identificaties zijn UZI-registerabonneenummer (URA, n8), Vektis AGB-Z (n8) and Lab ID (n3)

MSH-4 Sending Facility (HD) 00004

Dit veld definieert de zendende applicatie nader, MSH-3-sending application. Met de promotie van dit veld naar het datatype HD, is het gebruik verbreed met niet alleen de zendende instelling maar ook andere organisatorische eenheden zoals a) de organisatorische eenheid verantwoordelijk voor de zendende applicatie; b) de verantwordelijke eenheid; c) een product- of levernaciersidentificatie, etc. De waarden worden lokaal bepaald. User-defined Table 0362 - Facility wordt gebruikt voor de waarden van het eerste component.

NB: Afhankelijk van lokale afspraken, kunnen implementers User-defined Table 0300 – Namespace ID blijven gebruiken voor het eerste component.

MSH-5 Receiving Application (HD) 00005

Identificatie van het ontvangende systeem. Voor laboratoria wordt dit geacht de Nederlandse, driecijferige laboratoriumcode te zijn.
Voorbeeld: RIVM ISIS-AR
907
target lu-concept-250 Organisatieidentificatie Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend lab /
Definitie: Identificatie van de organisatie. Dit moet een herkenbare identificatie zijn voor zender en ontvanger. Voorbeelden zulke identificaties zijn UZI-registerabonneenummer (URA, n8), Vektis AGB-Z (n8) and Lab ID (n3)

MSH-6 Receiving Facility (HD) 00006

Dit veld definieert de ontvangende applicatie nader tussen diverse instanties van de applicatie ten behoeve van verschillende organisaties. De waarden worden lokaal bepaald. User-defined Table 0362 - Facility wordt gebruikt voor de waarden van het eerste component.

NB: Afhankelijk van lokale afspraken, kunnen implementers User-defined Table 0300 – Namespace ID blijven gebruiken voor het eerste component.

MSH-7 Date/Time Of Message (TS) 00007

Dit veld bevat de datum/tijd dat het zendende systeem het bericht heeft gemaakt. Als de tijdzone is opgegeven, dan wordt deze gebruikt als standaardtijdzone voor de rest van het bericht.

NB: Dit veld is required gemaakt in versie 2.4. Berichten met versies voor 2.4 hoeven dit veld niet gebruiken. Dit ondersteunt backward compatibiliteit.

MSH-9 Message Type (MSG) 00009

Dit veld bevat het berichttype, trigger event en berichtstructuur voor het bericht.
Vaste waarde
OUL^R22^OUL_R22

MSH-10 Message Control ID (ST) 00010

Dit veld bevat een getal of andere identificatie die het bericht uniek identificeert. Het ontvangende systeem echoot dit ID aan het zenden systeem in het Message acknowledgment segment (MSA).

MSH-11 Processing ID (PT) 00011

Dit veld wordt gebruikt om te beslissen of het bericht moet worden verwerkt volgens de HL7 Application (level 7) Processing rules.
  • Tijdens de pilot: T
  • Tijdens productie: P

MSH-12 Version ID (VID) 00012

Berichtversie. In de component <internationalization code> kan de drieletterige ISO-3166 landcode 'NLD' gezet worden om aan te geven dat het gaat om de Nederlandse variant.
Vaste waarde
2.5

MSH-15 Accept Acknowledgment Type (ID) 00015

Dit bericht kan een technische bevestiging (ACK^R22) krijgen. Als de zender deze verwacht te krijgen, dan moet hier "AL" worden gestuurd. Als de zender deze niet verwacht te krijgen, dan moet hier "NE" worden gestuurd.

MSH-16 Application Acknowledgment Type (ID) 00016

Voor dit bericht bestaat geen inhoudelijke bevestiging. De waarde dient dan ook "NE" te zijn.
Vaste waarde
NE

MSH-17 Country Code (ID) 00017

Dit veld bevat het land van oorsprong voor het bericht. Het gebruik is voor ten behoeve van het instellen van bepaalde standaardwaarden zoals munteenheden. De waarden komen uit ISO 3166. De tabel ISO 3166 heeft drie vormen voor de landcode: HL7 specificeert gebruik van de 3-teken (alphabetic) vorm voor de landcode.

Zie HL7 Table 0399 – Country code voor de 3-teken codes uit ISO 3166-1. Nederland is NLD

Vaste waarde
NLD

MSH-18 Character Set (ID) 00692

De standaardwaarde bij afwezigheid is 7-bit ASCII. De meeste systemen de waarde hier negeren en zelf proberen te verwerken. Dat blijkt vrijwel altijd goed te gaan, maar het is toch beter expliciet te zijn in ten aanzien van de gebruikte tekenset. Suggestie is "UNICODE UTF-8" (zonder quotes, deze is nieuw HL7v2.5 en hoger ter vervanging van "UNICODE"). Merk op dat de tekensetcode natuurlijk wel moet kloppen met de gebruikte tekenset.
Voorbeeld: UTF-8
UNICODE UTF-8

MSH-21 Message Profile Identifier (EI) 01598

Het Conformance Profile ID is verplicht en komt overeen met de Template ID voor het betreffende bericht. Er is in principe maar één Conformance Profile ID voorzien, maar het is voorstelbaar dat bij bewezen compatibiliteit met IHE profielen, systemen ook deze markering toevoegen.
Voorbeeld: Conformance ID voor Lab2Lab Resultaatbericht
^^2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.10.32^ISO
Voorbeeld: Conformance ID voor Lab2PublicHealth Resultaatbericht
^^2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.10.38^ISO

Segment: NTE - Notes and Comments

en-US

The NTE segment is defined here for inclusion in messages defined in other chapters. It is commonly used for sending notes and comments.

The technical committees define the meaning of the NTE segments within the context of the messages in their chapters. For each NTE, the description in the message attribute table should include an indication of the segment associated with the NTE, for example "Notes and Comments for the PID".

HL7 Attribute Table - NTE - NTE - Notes and Comments
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00096 Set ID - NTE
3 FT R Y 00098 Comment
4 CE R 0364 01318 Comment Type

Segment: NTE - Notes and Comments velddefinities

NTE-1 Set ID - NTE (SI) 00096

Dit veld is verplicht bij gebruik van meerdere NTE-segmenten in een bericht. De nummering moet beginnen op ieder niveau beginnen bij 1 en met incrementen van één oplopen.

NTE-3 Comment (FT) 00098

Dit veld bevat de opmerkingtekst van dit segment.

NB: Sinds v2.2 volgt dit veld datatype FT in plaats van TX. Aangezien er geen verschil is tussen datatype FT zonder aanvullende opmaakcommando's en het datatype TX, is deze wijziging backward compatibel met de voorgaande versies.

NTE-4 Comment Type (CE) 01318

Dit veld bevat een waarde om het type opmerking dat wordt gestuurd te duiden. Zie User-Defined Table 0364 - Comment Type voor voorgestelde waarden.

NB: Er bestaat ook al een veld in het NTE-segment voor identificatie van de Sources of Comment (bijv. ancillary, placer, anders). Sommige systemen moet echter ook andere typen opmerkingen kunnen onderscheiden (bijv., instructies, reden, opmerkingen, etc.). Om die reden kan voor ieder type opmerking een apart NTE-segment worden gebruikt (bijv., instructies op de ene NTE en opmerkingen in een andere NTE).

De volgende waarden worden door RIVM Type-Ned onderscheiden in resultaatberichten:

  • PI - Patiëntinstructies
  • AI - Aanvullende instructies
  • GI - Algemene instructies
  • 1R - Primaire reden
  • 2R - Secundaire reden
  • GR - Algemene reden
  • RE - Opmerking
  • DR - Duplicaat/interactie reden

Segment: NTE Externe factor ziekenhuisopname buitenland

-
HL7 Attribute Table - NTE - NTE Externe factor ziekenhuisopname buitenland
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00096 Set ID - NTE
3 FT R Y 00098 Comment
4 CE R 0364 01318 Comment Type

Segment: NTE Externe factor ziekenhuisopname buitenland velddefinities

NTE-1 Set ID - NTE (SI) 00096

NTE-3 Comment (FT) 00098

Externe factor ziekenhuisopname buitenland in vrije tekst
target lu-concept-2992 Ziekenhuisopname Boolean Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Verblijf in buitenland /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "266938001" (Hospital patient (finding)) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.96 SNOMED CT

NTE-4 Comment Type (CE) 01318

Type opmerking

Segment: Lab2Lab OBR segment (aanvraag) 2

-
HL7 Attribute Table - OBR - Lab2Lab OBR segment (aanvraag)
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00237 Set ID - OBR
2 EI O 00216 Placer Order Number
4 CE R 00238 Universal Service Identifier
16 XCN O Y 00226 Ordering Provider
17 XTN O Y 00250 Order Callback Phone Number
25 ID C 0123 00258 Result Status
31 CE O Y 00263 Reason for Study

Segment: Lab2Lab OBR segment (aanvraag) velddefinities

OBR-1 Set ID - OBR (SI) 00237

OBR-2 Placer Order Number (EI) 00216

Ordernummer van de aanvrager

OBR-4 Universal Service Identifier (CE) 00238

Universal Service Identifier. LOINC code en weergavenaam van het gevraagde onderzoek.
Voorbeeld: Aanvraag voor LOINC 29771-3
29771-3^Hemoglobine.gastrointestinaal [aanwezigheid] in ontlasting d.m.v. immunologische methode^LN
Voorbeeld: Aanvraag voor LOINC 29576-6
29576-6^Bacterial susceptibility panel^LN
Terminologiekoppeling
Code "LN" uit codesysteem versie ""

OBR-16 Ordering Provider (XCN) 00226

OBR-17 Order Callback Phone Number (XTN) 00250

OBR-25 Result Status (ID) 00258

Resultaatstatus.
Constraint
Bevat vaste waarde F als de de uitvoering aanvraag is afgerond. Dit is bijvoorbeeld naar verwachting het geval als dit het OBR-segment van een voorgaand resultaat is dat wordt meegestuurd in de aanvraag.

OBR-31 Reason for Study (CE) 00263

Segment: Lab2Lab OBR segment (resultaat)

-
HL7 Attribute Table - OBR - Lab2Lab OBR segment (resultaat)
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00237 Set ID - OBR
2 EI R 00216 Placer Order Number
3 EI R 00217 Filler Order Number
4 CE R 00238 Universal Service Identifier
16 XCN O Y 00226 Ordering Provider
17 XTN O Y 00250 Order Callback Phone Number
25 ID O 0123 00258 Result Status
26 PRL C 00259 Parent Result
29 EIP C 00261 Parent
31 CE O Y 00263 Reason for Study

Segment: Lab2Lab OBR segment (resultaat) velddefinities

OBR-1 Set ID - OBR (SI) 00237

OBR-2 Placer Order Number (EI) 00216

Ordernummer van de aanvrager
target lu-concept-240 Opdrachtnummer Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: -

OBR-3 Filler Order Number (EI) 00217

Ordernummer van de uitvoerder
target lu-concept-241 Ordernummer uitvoerder Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: Filler order number

OBR-4 Universal Service Identifier (CE) 00238

Universal Service Identifier. LOINC code van het gevraagde onderzoek.
target lu-concept-3284 Gevraagd onderzoek Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Aanvragen per lab / Aanvragen per materiaal /
Definitie: Losse test of organizer van testen
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " LOINC_UnknownOther " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.11 / DYNAMISCH)
target lu-concept-283 Onderzoek Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek /
Definitie: Feitelijk organizer van tests , zie onder.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " LOINC_UnknownOther " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.11 / DYNAMISCH)

OBR-16 Ordering Provider (XCN) 00226

target lu-concept-245 Naam String Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend lab /
Definitie: -

OBR-17 Order Callback Phone Number (XTN) 00250

target lu-concept-1735 Telefoonnummers Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend lab / Overige contactgegevens /
target lu-concept-1738 Faxnummers Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend lab / Overige contactgegevens /
target lu-concept-1741 E-mailadressen Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend lab / Overige contactgegevens /

OBR-25 Result Status (ID) 00258

Result Status. Vaste waarde F indien de aanvraag is afgerond.
target lu-concept-242 Status resultaat Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " ActStatus " (2.16.840.1.113883.1.11.15933 / DYNAMISCH)

OBR-26 Parent Result (PRL) 00259

In geval van een resistentietest op een micro-organisme: verwijzing naar de OBX met het geidentificieerd micro-organisme.
Constraint
Verplicht indien dit een resistentietest op een micro-organisme betreft. Zie ook OBR-29
Voorbeeld
6463-4&Bacteria identified in Unspecified specimen by Culture&LN^1

OBR-29 Parent (EIP) 00261

Dit veld is identiek aan het veld ORC-8 Parent. Dit veld koppelt een kind aan zijn ouder als er een ouder/kind relatie bestaat. Bijvoorbeeld observaties die ontstaan uit vorige observaties, zoals antimicrobiële gevoeligheid uit bloedkweken, vereisen hier een ouder (bloedkweek) filler aanvraagnummer. Het ouder/kind mechanisme wordt besschreven onder de order control veldopmerkingen (zie Segment ORC veldopmerkingen in Sectie 4.3.1.1.1, “Table notes for order control codes of ORC.” Vereist als de aanvraag een kind is.
Constraint
Verplicht indien dit een resistentietest op een micro-organisme betreft. Zie ook OBR-26

OBR-31 Reason for Study (CE) 00263

Reden aanvraag, verplicht voor ISIS-AR
target lu-concept-561 Reden aanvraag Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Opdracht vraagstelling /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project. De context waarin een bepaald onderzoek wordt aangevraagd. Deze context werkt samen met, maar is anders dan de klinische vraag.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " RedenAanvraag " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.9 / DYNAMISCH)

Segment: Lab2PublicHealth OBR segment

-
HL7 Attribute Table - OBR - Lab2PublicHealth OBR segment
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00237 Set ID - OBR
2 EI O 00216 Placer Order Number
3 EI R 00217 Filler Order Number
4 CE R 00238 Universal Service Identifier
16 XCN O Y 00226 Ordering Provider
17 XTN O Y 00250 Order Callback Phone Number
25 ID R 0123 00258 Result Status
26 PRL C 00259 Parent Result
29 EIP C 00261 Parent
31 CE R Y 00263 Reason for Study

Segment: Lab2PublicHealth OBR segment velddefinities

OBR-1 Set ID - OBR (SI) 00237

OBR-2 Placer Order Number (EI) 00216

Ordernummer van de aanvrager
target lu-concept-240 Opdrachtnummer Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: -

OBR-3 Filler Order Number (EI) 00217

Ordernummer van de uitvoerder
target lu-concept-241 Ordernummer uitvoerder Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: Filler order number

OBR-4 Universal Service Identifier (CE) 00238

Universal Service Identifier. LOINC code van het gevraagde onderzoek.
target lu-concept-3284 Gevraagd onderzoek Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Aanvragen per lab / Aanvragen per materiaal /
Definitie: Losse test of organizer van testen
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " LOINC_UnknownOther " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.11 / DYNAMISCH)
target lu-concept-283 Onderzoek Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek /
Definitie: Feitelijk organizer van tests , zie onder.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " LOINC_UnknownOther " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.11 / DYNAMISCH)

OBR-16 Ordering Provider (XCN) 00226

Aanvrager
target lu-concept-245 Naam String Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend lab /
Definitie: -

OBR-17 Order Callback Phone Number (XTN) 00250

Telefoonnummer van de aanvrager
target lu-concept-1735 Telefoonnummers Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend lab / Overige contactgegevens /
target lu-concept-1738 Faxnummers Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend lab / Overige contactgegevens /
target lu-concept-1741 E-mailadressen Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend lab / Overige contactgegevens /

OBR-25 Result Status (ID) 00258

Resultaatstatus. Alleen definitieve resultaten. Code is "F" (Final)
Vaste waarde
F
target lu-concept-242 Status resultaat Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: -

OBR-26 Parent Result (PRL) 00259

In geval van een resistentietest op een micro-organisme: verwijzing naar de OBX met het geidentificieerd micro-organisme.
Constraint
Verplicht indien dit een resistentietest op een micro-organisme betreft. Zie ook OBR-29
Voorbeeld
6463-4&Bacteria identified in Unspecified specimen by Culture&LN^1

OBR-29 Parent (EIP) 00261

Dit veld is identiek aan het veld ORC-8 Parent. Dit veld koppelt een kind aan zijn ouder als er een ouder/kind relatie bestaat. Bijvoorbeeld observaties die ontstaan uit vorige observaties, zoals antimicrobiële gevoeligheid uit bloedkweken, vereisen hier een ouder (bloedkweek) filler aanvraagnummer. Het ouder/kind mechanisme wordt besschreven onder de order control veldopmerkingen (zie Segment ORC veldopmerkingen in Sectie 4.3.1.1.1, “Table notes for order control codes of ORC.” Vereist als de aanvraag een kind is.
Constraint
Verplicht indien dit een resistentietest op een micro-organisme betreft. Zie ook OBR-26

OBR-31 Reason for Study (CE) 00263

Reden aanvraag, verplicht voor ISIS-AR
Terminologiekoppeling
Waardelijst 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.413 RIVM ISIS-AR Reden aanvraag (DYNAMISCH)
target lu-concept-561 Reden aanvraag Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Opdracht vraagstelling /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project. De context waarin een bepaald onderzoek wordt aangevraagd. Deze context werkt samen met, maar is anders dan de klinische vraag.

Segment: OBX Bronmateriaal isolaat

Als het opgestuurde materiaal een isolaat is, is het voor het RIVM systeem Type-Ned belangrijk uit wat voor materiaal dit isolaat gekweekt werd. Dit dient in de aanvraag in een reeks OBX-segmenten volgend op het SPM-segment gezet: substance, topo, proc: 3 van de assen van de materialenlijst uit SNOMED CT, voor andere materialen zonodig nog aangevuld met OBX-en voor morph en ident. In resultaatberichten mogen deze segmenten ook voorkomen.
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Bronmateriaal isolaat
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 CNE R 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status
14 TS R 00582 Date/Time of the Observation

Segment: OBX Bronmateriaal isolaat velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5. SNOMED CT gecodeerde as voor het materiaal: substance, topo, proc, morph of ident
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. SNOMED CT gecodeerde identificatie van de as waarvoor OBX-5 het resultaat bevat
Voorbeeld: substance
370133003^Specimen substance (attribute)^SNM
Terminologiekoppelingen
Code 370133003, weergavenaam "Specimen substance (attribute)" uit codesysteem "SNM"
Code 118169006, weergavenaam "Specimen source topography (attribute)" uit codesysteem "SNM"
Code 118171006, weergavenaam "Specimen procedure (attribute)" uit codesysteem "SNM"
Code 118168003, weergavenaam "Specimen source morphology (attribute)" uit codesysteem "SNM"
Code 118170007, weergavenaam "Specimen source identity (attribute)" uit codesysteem "SNM"

OBX-5 Observation Value (CNE) 00573

Observation value. Resultaatwaarde bij de as die is geïdentificeerd in OBX-3, volgens het datatype dat staat in OBX-2. Eventuele eenheden komen in OBX-6. De waarde is conform de betreffende tabel (substance, topo, proc, morph, ident) uit de Nederlandse labcodeset.
Voorbeeld: Substance
78014005^Urine^SNM
Voorbeeld: Topo
431938005^Structure of urinary tract proper^SNM
Voorbeeld: Proc
225271002^Collection of mid-stream specimen of urine^SNM
target lu-concept-2801 Materiaal Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Materiaal beschrijft het afgenomen of verzamelde materiaal of het daarvan eventueel middels bewerkingen afgeleide materiaal waaraan de bepalingen moeten worden uitgevoerd. Indien de LOINC testcode impliciet ook een materiaal beschrijft, mag dit element daar niet mee in strijd zijn. Indien gewenst kan dit gegeven wel een meer gedetailleerde beschrijving van het materiaal geven: LOINC codes bevatten de materialen alleen op hoofdniveau.
Indien het materiaal een isolaat betreft, wordt de specificatie van het micro-organisme in het concept 'Micro-organisme' gegeven.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " SpecimenType " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.60 / DYNAMISCH)
target lu-concept-2808 Wijze van verkrijgen Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: De methode waarop het materiaal verzameld of afgenomen is. Voorbeelden zijn venapunctie, swap, biopsie.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " ActSpecimenCollectionProcedureCode " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.5 / DYNAMISCH)
target lu-concept-2809 Anatomische locatie Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Anatomische locatie waar het materiaal verzameld is, bijvoorbeeld elleboog
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " SNOMED-CT_UnknownOther " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.12 / DYNAMISCH)
target lu-concept-2811 Morfologie Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Morfologie beschrijft morfologische afwijkingen van de normale vorm van de anatomische locatie waar het materiaal is afgenomen, bijvoorbeeld wond, zweer.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Morfologie " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.405 / DYNAMISCH)
target lu-concept-2812 Bron van het monster Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Indien het materiaal niet rechtstreeks bij de patiënt afgenomen, maar afkomstig is van een aan de patiënt gerelateerd voorwerp, kan deze bron van het materiaal hier vastgelegd worden. 
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Bron van monster " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.402 / DYNAMISCH)

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatie resultaat status
Vaste waarde
F

OBX-14 Date/Time of the Observation (TS) 00582

Datum/tijd van de observatie. Indien deze een waarde heeft, moet deze overeenkomen met de datum/tijd van de afname van het materiaal.

Segment: OBX Duur van de klacht

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Duur van de klacht
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 varies R 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Duur van de klacht velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. Issue: code ontbreekt nog

OBX-5 Observation Value (varies) 00573

Observation Value. Duur van de klacht

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Eerste ziektedag

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Eerste ziektedag
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 TS R 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Eerste ziektedag velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. Gecodeerde identificatie van de test waarvoor OBX-5 het resultaat bevat
Terminologiekoppeling
Code 11368-8, weergavenaam "Illness or injury onset date and time" uit codesysteem "LN"

OBX-5 Observation Value (TS) 00573

Observation Value. Eerste ziektedag
target lu-concept-2954 1e ziektedag Datum Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "11368-8" (Illness or injury onset date and time) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1 LOINC

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Externe factor: beroep

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Externe factor: beroep
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 ST R Y 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Externe factor: beroep velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. Gecodeerde identificatie van de test waarvoor OBX-5 het resultaat bevat
Terminologiekoppeling
Code 184104002, weergavenaam "Patient occupation (observable entity)" uit codesysteem "SNM"
target lu-concept-2993 Beroep Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Externe factoren /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project Beroep, werkzaamheden, hobby’s

OBX-5 Observation Value (ST) 00573

Beroep in vrije tekst

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Externe factor: contact met dieren of planten

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Externe factor: contact met dieren of planten
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 varies R Y 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Externe factor: contact met dieren of planten velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. Gecodeerde identificatie van de test waarvoor OBX-5 het resultaat bevat
target lu-concept-2982 Plant/dier Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Contact met dieren of planten /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " LabaanvraagPlantOfDier " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.408 / DYNAMISCH)

OBX-5 Observation Value (varies) 00573

target lu-concept-2983 Periode van contact Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Contact met dieren of planten /
Definitie: -

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Externe factor: verblijf in buitenland

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Externe factor: verblijf in buitenland
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 varies R Y 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Externe factor: verblijf in buitenland velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. Gecodeerde identificatie van de test waarvoor OBX-5 het resultaat bevat

OBX-5 Observation Value (varies) 00573

Land, gebied en periode van/tot in vrije tekst
target lu-concept-2987 Land Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Verblijf in buitenland /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " ISO-3166-2-alpha-2_UnknownOther " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.14 / DYNAMISCH)
target lu-concept-2988 Gebied String Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Verblijf in buitenland /
Definitie: -
target lu-concept-2989 Periode verblijf Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Verblijf in buitenland /
Definitie: -
target lu-concept-2990 Vanaf Datum Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Verblijf in buitenland / Periode verblijf /
Definitie: -
target lu-concept-2991 Tot Datum Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Verblijf in buitenland / Periode verblijf /
Definitie: -

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Gewicht

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Gewicht
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 NM R 00573 Observation Value
6 CE R 00574 Units
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Gewicht velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Terminologiekoppeling
Code 29463-7, weergavenaam "Body weight" uit codesysteem "LN"

OBX-5 Observation Value (NM) 00573

Observation Value. Het gewicht wordt uitgedrukt in kilogram (kg). Bij pasgeborenen onder 3 kg wordt het gewicht veelal in grammen uitgedrukt.
target lu-concept-2952 Gewicht Hoeveelheid Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie /
Definitie: Conditie: o.a verplicht bij bv. kreatinineklaring
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "3141-9" (Body weight Measured) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1 LOINC

OBX-6 Units (CE) 00574

Eenheden. Het gewicht wordt uitgedrukt in kilogram (kg). Bij pasgeborenen onder 3 kg wordt het gewicht veelal in grammen uitgedrukt.
Terminologiekoppelingen
Identifier moet "kg" zijn
Identifier moet "g" zijn

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: Lab2Lab OBX segment (aanvraag)

HL7 Attribute Table - OBX - Lab2Lab OBX segment (aanvraag)
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: Lab2Lab OBX segment (aanvraag) velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. Gecodeerde identificatie van de test waarvoor OBX-5 het resultaat bevat

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: Lab2Lab OBX segment (resultaat)

-
HL7 Attribute Table - OBX - Lab2Lab OBX segment (resultaat)
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
4 ST C 00572 Observation Sub-ID
5 varies R Y 00573 Observation Value
6 CE O 00574 Units
7 ST O 00575 References Range
8 IS C 0078 00576 Abnormal Flags
9 NM O 00577 Probability
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status
14 TS O 00582 Date/Time of the Observation
17 CE O Y 00936 Observation Method

Segment: Lab2Lab OBX segment (resultaat) velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Waarde type. Geeft gecodeerd aan welk datatype de waarde in OBX-5 heeft. Waardelijst met de belangrijkste waarden:
  • CNE – coded with no exceptions, bv. voor SNOMED CT organismecode. Waardelijst is de labcodeset.
  • NM – numeric, bv voor diameter
  • SN – structured numeric, bv voor MIC waarde. Via IHE Lab: In oudere versies van HL7 werd hiervoor nog datatype ST gebruikt.
  • TM – tijd. Via IHE Lab: voor observatiewaarden die bestaan uit een tijdbepaling (bijv. bloedingtijd) heeft het TM Value Type de voorkeur boven NM maar dit is niet verplicht gesteld.
  • ST – string data, bv voor MIC waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. LOINC gecodeerde identificatie conform de Nederlandse labcodeset, van de test waarvoor OBX-5 het resultaat bevat
Voorbeeld: LOINC 7029-2
7029-2^Meropenem [Susceptibility] by Gradient strip^LN
Voorbeeld: LOINC 62237-3
62237-3^Carbapenemase [Susceptibility] Qualitative^LN
target lu-concept-285 Test Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " LOINC_UnknownOther " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.11 / DYNAMISCH)

OBX-4 Observation Sub-ID (ST) 00572

Observation Sub-ID. Isolaatvolgnummer (in geval dit een identificatie van een micro-organisme betreft). Via IHE Lab: Dit veld wordt gebruikt om verschil te kunnen maken tussen meerdere OBX-segmenten met hetzelfde Observation ID onder dezelfde OBR.
Constraint
Dit veld is verplicht in twee situaties:
  • In een resultaatbericht (ORU of OUL) waar het OBR-segment de resultaten van een microbiologiekweek rapporteert, moet de Observation Sub-ID van iedere gerelateerd OBX-segment zijn gevuld.
  • In een aanvraag (OML) of resultaat (ORU, OUL) bericht met observaties, indien er onder een OBR meer dan één observatie voor dezelfde Observation Identifier (OBX-3) bestaat, dan moeten deze observaties een waarde in OBX-4 bevatten om een unieke combinatie te vormen voor iedere OBX-segment met de waarden in OBX-3 (Observation Identifier) en OBX-4 (Observation Sub-ID).
In alle andere situaties is dit veld optioneel.

OBX-5 Observation Value (varies) 00573

Test resultaat. De waarneming, zoals MIC of diameter of gedetermineerde species. Het datatype wordt bepaald door OBX-2.
Voorbeeld: OBX-2 = CE Uitslag bij ESBL
260373001^Detected^SNM
Voorbeeld: OBX-2 = SN MIC waarde
>=^16
target lu-concept-320 Waarde String Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: De uitkomst van de bepaling. Afhankelijk van de bepaling kan dit een numerieke waarde, een code, een ordinale of een tekstuele waarde zijn

OBX-6 Units (CE) 00574

Units. Eenheid van de meetwaarde volgens UCUM indien van toepassing. Waardelijst is de labcodeset bij de observatiecode in OBX-3.
target lu-concept-321 Eenheid Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: Als de bepaling  een fysische grootheid als uitkomst heeft,  wordt in dit concept de eenheid vermeld waarin het resultaat opgegeven is. Als het resultaat een eenheid heeft, is opgave verplicht.
Operationalisatie: UCUM

OBX-7 References Range (ST) 00575

Referentiewaardebereik
target lu-concept-323 Referentie ondergrens String Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: De referentie ondergrens is de ondergrens van het referentiegebied. Het referentiegebied is het bereik waarbinnen de centrale 95% van de analyse resultaten, verkregen bij onderzoek van een geselecteerde “normale” gezonde bevolkingsgroep, vallen.
target lu-concept-324 Referentie bovengrens String Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: De referentie bovengrens is de bovengrens van het referentiegebied. Het referentiegebied is het bereik waarbinnen de centrale 95% van de analyse resultaten, verkregen bij onderzoek van een geselecteerde “normale” gezonde bevolkingsgroep, vallen.

OBX-8 Abnormal Flags (IS) 00576

Interpretatie van de meting. Waardelijst van de belangrijkste codes voor microbiologie:
  • S - susceptible
  • I - intermediate
  • R - resistent
  • POS - positive
  • NEG - negative
  • IND - indeterminate
  • SYN-R - Synergy Resistant
  • SYN-S - Synergy Susceptible
Constraint
Verplicht indien bekend
Terminologiekoppeling
Waardelijst 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.11.78 Abnormal flags (2015‑09‑04)
target lu-concept-325 Interpretatiecode Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: Harmonisatie uitkomsten modellering

OBX-9 Probability (NM) 00577

target lu-concept-1886 Waarschijnlijkheid Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Interpretatie per test /
Definitie: Mate van waarschijnlijkheid dat de interpretatie juist is
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " ActUncertainty " (2.16.840.1.113883.1.11.16899 / DYNAMISCH)

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observation Result Status. Tenzij lokaal anders afgesproken worden alleen definitieve/gevalideerde resultaten verstuurd. De vaste waarde is dan F.

OBX-14 Date/Time of the Observation (TS) 00582

Datum en tijd van de waarneming.
Voorbeeld
20161007
target lu-concept-327 Datum resultaat Datum Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: Datum waarop het resultaat verkregen is.

OBX-17 Observation Method (CE) 00936

target lu-concept-286 Methode (uitgevoerd) Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test /
Definitie: Kalibratiemethode is onderdeel van de methode
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " ObservationMethod " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.55 / DYNAMISCH)

Segment: Lab2PublicHealth OBX segment

-
HL7 Attribute Table - OBX - Lab2PublicHealth OBX segment
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
4 ST C 00572 Observation Sub-ID
5 varies R Y 00573 Observation Value
6 CE C 00574 Units
7 ST O 00575 References Range
8 IS C 0078 00576 Abnormal Flags
9 NM O 00577 Probability
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status
14 TS R 00582 Date/Time of the Observation
17 CE O Y 00936 Observation Method

Segment: Lab2PublicHealth OBX segment velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Waarde type. Geeft gecodeerd aan welk datatype de waarde in OBX-5 heeft. Waardelijst:
  • CNE – coded with no exceptions, bv. voor SNOMED CT organismecode. Waardelijst is de labcodeset.
  • NM – numeric, bv voor diameter
  • SN – structured numeric, bv voor MIC waarde. Via IHE Lab: In oudere versies van HL7 werd hiervoor nog datatype ST gebruikt.
  • TM – tijd. Via IHE Lab: voor observatiewaarden die bestaan uit een tijdbepaling (bijv. bloedingtijd) heeft het TM Value Type de voorkeur boven NM maar dit is niet verplicht gesteld.
  • ST – string data, bv voor MIC waarde
Vaste waarden

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. LOINC gecodeerde identificatie conform de Nederlandse labcodeset, van de test waarvoor OBX-5 het resultaat bevat
Voorbeeld
16-6^Amoxicillin [Susceptibility] by Minimum inhibitory concentration (MIC)^LN
target lu-concept-285 Test Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " LOINC_UnknownOther " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.11 / DYNAMISCH)

OBX-4 Observation Sub-ID (ST) 00572

Observation Sub-ID. Isolaatvolgnummer (in geval dit een identificatie van een micro-organisme betreft). Via IHE Lab: Dit veld wordt gebruikt om verschil te kunnen maken tussen meerdere OBX-segmenten met hetzelfde Observation ID onder dezelfde OBR.
Constraint
Dit veld is verplicht in twee situaties:
  • In een resultaatbericht (ORU of OUL) waar het OBR-segment de resultaten van een microbiologiekweek rapporteert, moet de Observation Sub-ID van iedere gerelateerd OBX-segment zijn gevuld.
  • In een aanvraag (OML) of resultaat (ORU, OUL) bericht met observaties, indien er onder een OBR meer dan één observatie voor dezelfde Observation Identifier (OBX-3) bestaat, dan moeten deze observaties een waarde in OBX-4 bevatten om een unieke combinatie te vormen voor iedere OBX-segment met de waarden in OBX-3 (Observation Identifier) en OBX-4 (Observation Sub-ID).
In alle andere situaties is dit veld optioneel.

OBX-5 Observation Value (varies) 00573

Test resultaat. De waarneming, zoals MIC of diameter of gedetermineerde species. Het datatype wordt bepaald door OBX-2.
Voorbeeld: OBX-2 = CE Uitslag bij ESBL
260373001^Detected^SNM
Voorbeeld: OBX-2 = SN MIC waarde
>=^16
target lu-concept-320 Waarde String Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: De uitkomst van de bepaling. Afhankelijk van de bepaling kan dit een numerieke waarde, een code, een ordinale of een tekstuele waarde zijn

OBX-6 Units (CE) 00574

Units. Eenheid van de meetwaarde volgens UCUM indien van toepassing. Waardelijst is de labcodeset bij de observatiecode in OBX-3.
Constraint
Verplicht bij hoeveelheden
Voorbeeld
mg/L
target lu-concept-321 Eenheid Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: Als de bepaling  een fysische grootheid als uitkomst heeft,  wordt in dit concept de eenheid vermeld waarin het resultaat opgegeven is. Als het resultaat een eenheid heeft, is opgave verplicht.
Operationalisatie: UCUM

OBX-7 References Range (ST) 00575

Referentiewaardebereik
target lu-concept-323 Referentie ondergrens String Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: De referentie ondergrens is de ondergrens van het referentiegebied. Het referentiegebied is het bereik waarbinnen de centrale 95% van de analyse resultaten, verkregen bij onderzoek van een geselecteerde “normale” gezonde bevolkingsgroep, vallen.
target lu-concept-324 Referentie bovengrens String Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: De referentie bovengrens is de bovengrens van het referentiegebied. Het referentiegebied is het bereik waarbinnen de centrale 95% van de analyse resultaten, verkregen bij onderzoek van een geselecteerde “normale” gezonde bevolkingsgroep, vallen.

OBX-8 Abnormal Flags (IS) 00576

Interpretatie van de meting. Waardelijst van de belangrijkste codes voor microbiologie:
  • S - susceptible
  • I - intermediate
  • R - resistent
  • POS - positive
  • NEG - negative
  • SYN-R - Synergy Resistant
  • SYN-S - Synergy Susceptible
Constraint
Verplicht indien bekend
Terminologiekoppeling
Waardelijst 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.11.78 Abnormal flags (2015‑09‑04)
target lu-concept-325 Interpretatiecode Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: Harmonisatie uitkomsten modellering

OBX-9 Probability (NM) 00577

target lu-concept-1886 Waarschijnlijkheid Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Interpretatie per test /
Definitie: Mate van waarschijnlijkheid dat de interpretatie juist is
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " ActUncertainty " (2.16.840.1.113883.1.11.16899 / DYNAMISCH)

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observation Result Status. Vaste waarde F. Stuur alleen definitieve resultaten
Vaste waarde
F

OBX-14 Date/Time of the Observation (TS) 00582

Datum en tijd van de waarneming.
Voorbeeld
20161007
target lu-concept-327 Datum resultaat Datum Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: Datum waarop het resultaat verkregen is.

OBX-17 Observation Method (CE) 00936

target lu-concept-286 Methode (uitgevoerd) Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test /
Definitie: Kalibratiemethode is onderdeel van de methode
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " ObservationMethod " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.55 / DYNAMISCH)

Segment: OBX Lengte

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Lengte
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 NM R 00573 Observation Value
6 CE R 00574 Units
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Lengte velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Terminologiekoppeling
Code 8302-2, weergavenaam "Body height" uit codesysteem "LN"

OBX-5 Observation Value (NM) 00573

Observation Value. Lichaamslengte. De eenheid komt in OBX-6.
target lu-concept-2953 Lengte Hoeveelheid Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie /
Definitie: Lengte van de patiënt. Dit gegeven is nodig, bijv. voor de schatting van de nierfunctie bij kinderen.
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "8302-2" (Body height) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1 LOINC

OBX-6 Units (CE) 00574

Eenheden. De lengte wordt uitgedrukt in centimeter (cm).
Terminologiekoppeling
Identifier moet "cm" zijn

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Onderliggend lijden

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Onderliggend lijden
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 varies R 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Onderliggend lijden velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. NB: SNOMED CT code uit Zorginformatiebouwsteen Probleem 4.0 - ProbleemTypeCodelijst
Terminologiekoppeling
Code 282291009, weergavenaam "Diagnosis interpretation (observable entity)" uit codesysteem "SNM"

OBX-5 Observation Value (varies) 00573

Observation value. Verwachte waarde is een diagnose uit SNOMED CT

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Prothetisch materiaal

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Prothetisch materiaal
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 varies R Y 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Prothetisch materiaal velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. Gecodeerde identificatie van de test waarvoor OBX-5 het resultaat bevat
Terminologiekoppeling
Code 313150002, weergavenaam "Synthetic surgical material (substance)" uit codesysteem "SNM"

OBX-5 Observation Value (varies) 00573

Observation Value. Recente ingreep gecodeerd met SNOMED CT indien mogelijk, anders als vrije tekst

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Recente ingrepen

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Recente ingrepen
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 TS R 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status
12 TS R 00580 Effective Date of Reference Range
14 TS O 00582 Date/Time of the Observation

Segment: OBX Recente ingrepen velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. NB: LOINC code uit Zorginformatiebouwsteen Verrichting 4.0 - NL-CM:14.1.1 Verrichting
Terminologiekoppeling
Code 71388002, weergavenaam "Verrichting (verrichting)" uit codesysteem "SNM"

OBX-5 Observation Value (TS) 00573

Observation Value. Recente ingreep gecodeerd in SNOMED CT indien mogelijk of in vrije tekst

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

OBX-12 Effective Date of Reference Range (TS) 00580

en-US Effective Date of Reference Range. Recente ingreep datum

OBX-14 Date/Time of the Observation (TS) 00582

Segment: OBX Relevante medicatie

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Relevante medicatie
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 ST R 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Relevante medicatie velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. Type medicatie als G-Standaard Generieke productcode (GPK) of als Handelsproductcode (HPK)
Voorbeeld: GPK 83909 Hydrocortison oogzalf
83909^HYDROC/OXYTETRA/POLYM OOGZA^KNMP-GPC
Voorbeeld: KPK 674109 Hydrocortison oogzalf
674109^TERRA CORTRIL + POLYMYXINE B OOGZALF TUBE 3,5G^KNMP-HPC

OBX-5 Observation Value (ST) 00573

Observation Value. Dosering van de medicatie in OBX-3
Voorbeeld: 2 maals daags smeren
2 maal daags smeren
Voorbeeld: 1 maal per week 1 tablet
1 maal per week 1 tablet
target lu-concept-2963 Medicatie Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Relevante medicatie /
Definitie: Naam werkzame stof (GPK,HPK). Alleen indien direct relevant bijv. orale antistolling, malaria profylaxe, Immunosuppressiva, cytostatica ,antibiotica
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " MedicatieCode " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.401 / DYNAMISCH)
target lu-concept-2964 Dosering String Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Relevante medicatie /
Definitie: -

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Resultaat sneltest

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Resultaat sneltest
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 varies R Y 00573 Observation Value
6 CE O 00574 Units
7 ST O 00575 References Range
8 IS O Y 0078 00576 Abnormal Flags
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status
14 TS O 00582 Date/Time of the Observation
17 CE O Y 00936 Observation Method

Segment: OBX Resultaat sneltest velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. Gecodeerde identificatie van de test waarvoor OBX-5 het resultaat bevat

OBX-5 Observation Value (varies) 00573

OBX-6 Units (CE) 00574

OBX-7 References Range (ST) 00575

OBX-8 Abnormal Flags (IS) 00576

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

OBX-14 Date/Time of the Observation (TS) 00582

OBX-17 Observation Method (CE) 00936

Segment: OBX Symptoom

De dataset vraagt hier SNOMED CT gecodeerde symptomen en waarden als hoeveelheid zonder de bijbehorende symptomenlijst te coderen. Dit segment gaat uit van de verwachting dat de gevraagde informatie niet gecodeerd en dus alleen als vrije tekst beschikbaar is.
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Symptoom
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 ST R 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Symptoom velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. NB: SNOMED CT code uit Zorginformatiebouwsteen Probleem 4.0 - ProbleemTypeCodelijst
Terminologiekoppeling
Code 418799008, weergavenaam "Finding reported by subject or history provider (finding)" uit codesysteem "SNM"

OBX-5 Observation Value (ST) 00573

Observation Value. Verwachte waarde is een diagnose (uit SNOMED CT) volgens limitatieve lijst. Bv.: Koude rillingen, koorts, braken, diarree, eventueel aangevuld met een bijbehorende waarde zoals "39 °C"
Voorbeeld: 39 °C koorts
Koorts 39 °C

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Vaccinatiestatus

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Vaccinatiestatus
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 TS R Y 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status
14 TS O 00582 Date/Time of the Observation

Segment: OBX Vaccinatiestatus velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. Type vaccin als G-Standaard Generieke productcode (GPK) of als Handelsproductcode (HPK)
  • KNMP-GPC = Naming of coding system Generieke productcode
  • KNMP-HPC = Naming of coding system Handelsproductcode

OBX-5 Observation Value (TS) 00573

Observation Value. Vaccinatiestatus datum

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

OBX-14 Date/Time of the Observation (TS) 00582

Segment: OBX Vraagstelling

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Vraagstelling
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 NM R 00573 Observation Value
6 CE O 00574 Units
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Vraagstelling velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5. Indien mogelijk een waarde uit de waardelijst gekoppeld bij OBX-5 en anders in vrije tekst.
Vaste waarden

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. NB: SNOMED CT code 55607006 Problem (finding)
Terminologiekoppeling
Code 55607006, weergavenaam "Problem (finding)" uit codesysteem "SNM"

OBX-5 Observation Value (NM) 00573

Observation Value. Indien mogelijk een waarde uit de gekoppelde waardelijst en anders in vrije tekst.
Terminologiekoppeling
Waardelijst 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.406 VraagstellingAanvraag (2015‑07‑09 10:43:07)
target lu-concept-562 Vraagstelling Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Opdracht vraagstelling /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project. Dit is de onderzoeksvraagstelling, het vermoeden, van de aanvrager die beantwoord dient te worden aan de hand van het uitgevoerde onderzoek en die van invloed kan zijn op de onderzoeksprocedure. Dit is wat de aanvrager denkt dat het zou kunnen zijn, of wat hij juist uitgesloten wil hebben. Dit gegeven werkt samen met het concept "Reden aanvraag". Bv. Een bloedkweek wordt bij de klinische vraagstelling endocarditis langer geincubeerd.

OBX-6 Units (CE) 00574

Terminologiekoppelingen
Identifier moet "kg" zijn
Identifier moet "g" zijn

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Zwangerschap: a terme datum

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Zwangerschap: a terme datum
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 TS R 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Zwangerschap: a terme datum velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. NB: LOINC code uit Zorginformatiebouwsteen Zwanger 3.1 - NL-CM:7.14.3 ATermeDatum
Terminologiekoppeling
Code 11778-8, weergavenaam "Delivery date Estimated" uit codesysteem "LN"

OBX-5 Observation Value (TS) 00573

Observation Value. Á terme datum
Voorbeeld: 12 augustus 2018
20180811
target lu-concept-2960 A terme datum Datum+tijd Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Zwangerschap /
Definitie: Datum waarop de zwangerschap naar verwachting 40w 0d is (280 dagen). Op meerdere momenten in de zwangerschap kunnen verschillende à terme datum worden gehanteerd.
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "11778-8" (Delivery date Estimated) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1 LOINC

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Zwangerschap: duur in dagen

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Zwangerschap: duur in dagen
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 NM R 00573 Observation Value
6 CE R 00574 Units
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Zwangerschap: duur in dagen velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. Gecodeerde identificatie van de test waarvoor OBX-5 het resultaat bevat

OBX-5 Observation Value (NM) 00573

Observation Value. Zwangerschapsduur in dagen
target lu-concept-2961 Duur (in dagen) Tijdsduur Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Zwangerschap /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "18185-9" (Gestational age) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1 LOINC

OBX-6 Units (CE) 00574

Eenheden (dagen)
Terminologiekoppeling
Identifier moet "d" zijn

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Zwangerschap: graviditeit

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Zwangerschap: graviditeit
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 NM R 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Zwangerschap: graviditeit velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. NB: LOINC code uit Zorginformatiebouwsteen Zwanger 3.1 - NL-CM:7.14.5 Graviditeit
Terminologiekoppeling
Code 11996-6, weergavenaam "[#] Pregnancies" uit codesysteem "LN"

OBX-5 Observation Value (NM) 00573

Observation Value. Graviditeit
Voorbeeld: Graviditeit 3
3
target lu-concept-2958 Graviditeit Aantal Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Zwangerschap /
Definitie: Het aantal keren dat de vrouw zwanger is geworden (inclusief deze).
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "11996-6" ([#] Pregnancies) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1 LOINC

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Zwangerschap: pariteit

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Zwangerschap: pariteit
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 NM R 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Zwangerschap: pariteit velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. NB: LOINC code uit Zorginformatiebouwsteen Zwanger 3.1 - NL-CM:7.14.6 Pariteit
Terminologiekoppeling
Code 11977-6, weergavenaam "[#] Parity" uit codesysteem "LN"

OBX-5 Observation Value (NM) 00573

Observation Value. Pariteit
Voorbeeld: Pariteit 2
2
target lu-concept-2959 Pariteit Aantal Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Zwangerschap /
Definitie: Aantal voorafgaande zwangerschappen die eindigden met een partus (>= 16w 0d / 112 dagen)
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "11977-6" ([#] Parity) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1 LOINC

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: OBX Zwangerschap: zwanger?

-
HL7 Attribute Table - OBX - OBX Zwangerschap: zwanger?
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00569 Set ID - OBX
2 ID R 0125 00570 Value Type
3 CE R 00571 Observation Identifier
5 varies R 00573 Observation Value
11 ID R 0085 00579 Observation Result Status

Segment: OBX Zwangerschap: zwanger? velddefinities

OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569

OBX-2 Value Type (ID) 00570

Datatype van de waarde in OBX-5.
Vaste waarde

OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571

Observation Identifier. NB: LOINC code uit Zorginformatiebouwsteen Zwanger 3.1 - NL-CM:7.14.2 Zwanger
Terminologiekoppeling
Code 77386006, weergavenaam "Pregnant (finding)" uit codesysteem "SNM"

OBX-5 Observation Value (varies) 00573

Observation Value. Zie HL7 Table 0136 - Yes/No indicator voor geldige waarden
Voorbeeld: Patiënt is zwanger
Y^Yes^HL70136
Voorbeeld: Patiënt is niet zwanger
N^No^HL70136
target lu-concept-2957 Zwanger Boolean Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief) / Klinische/ fysische informatie / Zwangerschap /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "364320009" (Pregnancy observable (observable entity)) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.96 SNOMED CT

OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579

Observatieresultaat status

Segment: Lab2Lab ORC segment (aanvraag)

-
HL7 Attribute Table - ORC - Lab2Lab ORC segment (aanvraag)
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 ID R 0119 00215 Order Control
2 EI O 00216 Placer Order Number
9 TS O 00223 Date/Time of Transaction
21 XON O Y 01311 Ordering Facility Name
22 XAD O Y 01312 Ordering Facility Address
23 XTN O Y 01313 Ordering Facility Phone Number

Segment: Lab2Lab ORC segment (aanvraag) velddefinities

ORC-1 Order Control (ID) 00215

Order Control. Bepaalt de functie van het aanvraagsegment. Zie HL7 Tabel 0119 - Order Control Codes And Their Meaning voor geldige waarden. De initiële status van een aanvraag is altijd "NW". Als deze wordt beantwoord, dan zou de code "OK" (geaccepteerd voor uitvoering) kunnen zijn. De aanvrager kan aanvragen eventueel nog aanvullen, annuleren en stoppen: HL7 Tabel 0119 heeft voor alle gevallen aparte codes. Er wordt binnen Lab2Lab in principe geen gebruik wordt gemaakt van deze meer complexe processturing, maar hier kunnen lokaal andere afspraken over worden gemaakt.
Aanvragen voor RIVM Type-Ned moeten de code NW bevatten en er volgt geen orderbevestigingsbericht met OK.

ORC-2 Placer Order Number (EI) 00216

Aanvraagnummer (Placer Order Number) van het uitbestedende laboaratorium

ORC-9 Date/Time of Transaction (TS) 00223

ORC-21 Ordering Facility Name (XON) 01311

ORC-22 Ordering Facility Address (XAD) 01312

ORC-23 Ordering Facility Phone Number (XTN) 01313

Segment: Lab2Lab ORC segment (resultaat)

-
HL7 Attribute Table - ORC - Lab2Lab ORC segment (resultaat)
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 ID R 0119 00215 Order Control
2 EI R 00216 Placer Order Number
3 EI R 00217 Filler Order Number
9 TS O 00223 Date/Time of Transaction
21 XON O Y 01311 Ordering Facility Name
22 XAD O Y 01312 Ordering Facility Address

Segment: Lab2Lab ORC segment (resultaat) velddefinities

ORC-1 Order Control (ID) 00215

ORC-2 Placer Order Number (EI) 00216

Ordernummer aanvrager
target lu-concept-240 Opdrachtnummer Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: -

ORC-3 Filler Order Number (EI) 00217

Ordernummer uitvoerder
target lu-concept-241 Ordernummer uitvoerder Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: Filler order number

ORC-9 Date/Time of Transaction (TS) 00223

target lu-concept-3285 Opdrachtdatum Datum Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: -

ORC-21 Ordering Facility Name (XON) 01311

target lu-concept-245 Naam String Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend lab /
Definitie: -
target lu-concept-250 Organisatieidentificatie Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend lab /
Definitie: Identificatie van de organisatie. Dit moet een herkenbare identificatie zijn voor zender en ontvanger. Voorbeelden zulke identificaties zijn UZI-registerabonneenummer (URA, n8), Vektis AGB-Z (n8) and Lab ID (n3)

ORC-22 Ordering Facility Address (XAD) 01312

target lu-concept-1722 Adresgegevens Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend lab /

Segment: Lab2Lab PID segment

Berichten die voor volksgezondheidsdoeleinden naar RIVM worden gestuurd, moeten worden worden geanonimiseerd. De plaats waar deze anonimisatie van vooral PID-3 en PID-5 plaatsvindt, bij de zender of door een Trusted Third Party (TTP) tussen zender en het RIVM is op basis van lokale afspraken. In berichten die geanonimiseerd dienen te worden/zijn, dienen PID-12 en hoger om privacyredenen geen waarde te bevatten.
HL7 Attribute Table - PID - Lab2Lab PID segment
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00104 Set ID - PID
3 CX R Y 00106 Patient Identifier List
5 XPN R Y 00108 Patient Name
7 TS O 00110 Date/Time of Birth
8 IS O 0001 00111 Administrative Sex
11 XAD O Y 00114 Patient Address
13 XTN O Y 00116 Phone Number - Home
23 ST O 00126 Birth Place
24 ID O 0136 00127 Multiple Birth Indicator

Segment: Lab2Lab PID segment velddefinities

PID-1 Set ID - PID (SI) 00104

PID-3 Patient Identifier List (CX) 00106

Lijst van patiëntidentificaties.
In het geval van anonimisatie bevat het eerste subveld na anonimisatie de uitkomst van het algoritme, het vierde subveld de Assigning authority en het vijfde subveld Identifier type code de vaste waarde "ANON" (Anonymous identifier). De exacte waarde voor de assigning authority staat nog ter discussie.
Voorbeeld: pré-anonimisatie met BSN. Idem indien er geen anonimisatie plaatsvindt.
123456789^^^NLMINBIZA^NI
Voorbeeld: post-anonimisatie met BSN
68865e55d7a13becd2fe034a05962433^^^RIVM^ANON
target lu-concept-1597 Persoonsidentificatie Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt /
Definitie: Persoonsgebonden nummer, voor Nederlandse ingezetenen zal dit meestal het BSN zijn.

PID-5 Patient Name (XPN) 00108

Patiënt naam. In HL7 een verplicht veld.
Bij anonimisatie worden namen verwijderd of geanonimiseerd. In het XPN-7 component “Name Type Code” kan hier de code S (Coded Pseudo-Name to ensure anonymity) worden gebruikt.
Voorbeeld: post-anonimisatie
NA^^^^^^S

PID-7 Date/Time of Birth (TS) 00110

Geboortedatum.
Verplicht voor RIVM. Format JJJJMMDD. Bij anonimisatie wordt de waarde beperkt tot JJJJMM.
target lu-concept-1602 Geboortedatum Datum+tijd Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt / Geboortegegevens /
Definitie: De datum waarop de persoon geboren is. Vage datum toegestaan.

PID-8 Administrative Sex (IS) 00111

Administratief geslacht
Terminologiekoppeling
Waardelijst 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.11.1 Administrative Sex (2013‑02‑10)
target lu-concept-1600 Geslacht Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt /
Definitie: Een aanduiding die aangeeft dat het een man of een vrouw betreft. Ook is het mogelijk dat het geslacht onbekend is.

PID-11 Patient Address (XAD) 00114

Patiëntadres.
Bij anonimisatie wordt het adres beperkt tot de vier cijfers van de postcode en het land. Voor buitenlandse adressen kan de postcode bij anonimisatie volledig worden verwijderd en blijft alleen de landcode staan.
Voorbeeld: pré-anonimisatie. Idem indien er geen anonimisatie plaatsvindt.
Laan 123^^Ergens^^1234ZZ^NL
Voorbeeld: post-anonimisatie
^^^^1234^NL
target lu-concept-1620 Adresgegevens Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt /

PID-13 Phone Number - Home (XTN) 00116

Telefoonnummer - Privé

PID-23 Birth Place (ST) 00126

PID-24 Multiple Birth Indicator (ID) 00127

Segment: Lab2PublicHealth PID segment

Berichten die voor volksgezondheidsdoeleinden naar RIVM worden gestuurd, moeten worden worden geanonimiseerd. De plaats waar deze anonimisatie van vooral PID-3 en PID-5 plaatsvindt, bij de zender of door een Trusted Third Party (TTP) tussen zender en het RIVM is op basis van lokale afspraken. In berichten die geanonimiseerd dienen te worden/zijn, dienen PID-12 en hoger om privacyredenen geen waarde te bevatten.
HL7 Attribute Table - PID - Lab2PublicHealth PID segment
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 00104 Set ID - PID
3 CX R Y 00106 Patient Identifier List
5 XPN R Y 00108 Patient Name
7 TS R 00110 Date/Time of Birth
8 IS R 0001 00111 Administrative Sex
11 XAD R 00114 Patient Address

Segment: Lab2PublicHealth PID segment velddefinities

PID-1 Set ID - PID (SI) 00104

PID-3 Patient Identifier List (CX) 00106

Lijst van patiëntidentificaties.
In het geval van anonimisatie bevat het eerste subveld na anonimisatie de uitkomst van het algoritme, het vierde subveld de Assigning authority en het vijfde subveld Identifier type code de vaste waarde "ANON" (Anonymous identifier). De exacte waarde voor de assigning authority staat nog ter discussie.
Voorbeeld: pré-anonimisatie met BSN
123456789^^^NLMINBIZA^NI
Voorbeeld: post-anonimisatie met BSN
68865e55d7a13becd2fe034a05962433^^^RIVM^ANON
target lu-concept-1597 Persoonsidentificatie Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt /
Definitie: Persoonsgebonden nummer, voor Nederlandse ingezetenen zal dit meestal het BSN zijn.

PID-5 Patient Name (XPN) 00108

Patiëntnaam.
In het geval van anonimisatie worden namen verwijderd of geanonimiseerd. In het XPN-7 component “Name Type Code” kan hier de code S (Coded Pseudo-Name to ensure anonymity) worden gebruikt.
Voorbeeld: post-anonimisatie
NA^^^^^^S

PID-7 Date/Time of Birth (TS) 00110

Geboortedatum.
Verplicht voor RIVM. Format JJJJMMDD. Bij anonimisatie wordt de waarde beperkt tot JJJJMM.
Voorbeeld: pré-anonimisatie
19761213
Voorbeeld: post-anonimisatie
197612
target lu-concept-1602 Geboortedatum Datum+tijd Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt / Geboortegegevens /
Definitie: De datum waarop de persoon geboren is. Vage datum toegestaan.

PID-8 Administrative Sex (IS) 00111

Administratief geslacht
Terminologiekoppeling
Waardelijst 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.11.1 Administrative Sex (2013‑02‑10)
target lu-concept-1600 Geslacht Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt /
Definitie: Een aanduiding die aangeeft dat het een man of een vrouw betreft. Ook is het mogelijk dat het geslacht onbekend is.

PID-11 Patient Address (XAD) 00114

Patiëntadres.
Bij anonimisatie wordt het adres beperkt tot de vier cijfers van de postcode en het land. Voor buitenlandse adressen kan de postcode bij anonimisatie volledig worden verwijderd en blijft alleen de landcode staan.
Voorbeeld: pré-anonimisatie
Laan 123^^Ergens^^1234ZZ^NL
Voorbeeld: post-anonimisatie
^^^^1234^NL
target lu-concept-1620 Adresgegevens Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt /

Segment: Lab2Lab PV1 segment

-
HL7 Attribute Table - PV1 - Lab2Lab PV1 segment
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
2 IS R 0004 00132 Patient Class
3 PL R 00133 Assigned Patient Location
10 IS R 0069 00140 Hospital Service
39 IS R 0115 00169 Servicing Facility
44 TS C 00174 Admit Date/Time

Segment: Lab2Lab PV1 segment velddefinities

PV1-2 Patient Class (IS) 00132

Patient Class. Verplicht veld in HL7. Opmerking: wordt door RIVM Type-Ned en ISIS-AR niet gebruikt. Hier de bij de zender bekende waarde plaatsen, of anders de waarde N (Not Applicable).
target lu-concept-3328 Type patiënt Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens bezoek /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "P" (Preadmit) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4 HL70004
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "O" (Outpatient) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4 HL70004
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "I" (Inpatient) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4 HL70004
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "B" (Obstetrics) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4 HL70004
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Patient Class " (2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.11.4 / DYNAMISCH)

PV1-3 Assigned Patient Location (PL) 00133

Assigned Patient Location.

PV1-3-4: Facility (HD)
Bevat de AGB code van de (fysieke locatie van de) zorginstelling. Voor RIVM Type-Ned en RIVM ISIS-AR verplicht indien dit een ziekenhuis of een verpleeghuis betreft (dus voorlopig niet voor huisartsen of andere zorginstellingen).

PV1-3-6: Person Location Type
Type afdeling binnen het ziekenhuis waar de patient verbleef ten tijde van de afname van het materiaal. Zie RIVM Type-Ned en ISIS-AR Type Afdeling voor geldige waarden.

Voorbeeld: PV1-3-4: Facility (HD)
06010618
Voorbeeld: PV1-3-6: Person Location Type
RIVM-K
target lu-concept-3329 Type afnamelocatie Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens bezoek /
Definitie: Het gaat hier om het type afdeling (niet de lokale afdelingscode, en ook niet het specialisme). De lijst komt neer op een 'classificatie' van de afdelingen in de instelling. De classificatie is niet altijd exacte wetenschap en moet ook per instelling worden gedaan. De lijst is al sinds 2008 in gebruik via de huidige wijze van aanleveringen bij het RIVM voor antibiotica-resistentiedetectie.
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-IC" (Intensive Care) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305 HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-P" (Polikliniek) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305 HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-EHB" (Spoedeisende hulp) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305 HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-K" (Kliniek) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305 HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-OV" (Overige) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305 HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-D" (Dagbehandeling) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305 HL70305
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Person location type NL " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.410 / DYNAMISCH)

PV1-10 Hospital Service (IS) 00140

Specialisme van de hoofdbehandelaar van de patiënt volgens UZI-rolcode.
Voorbeeld: Longarts
01.023
Terminologiekoppeling
Waardelijst 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.1.11.2 RoleCodeNL - zorgverlenertype (personen) (DYNAMISCH)

PV1-39 Servicing Facility (IS) 00169

Verplicht voor ISIS-AR. Bevat het instellingstype van de zorglocatie volgens ISIS-AR codering.
Voorbeeld: Ziekenhuis
ZKH
Terminologiekoppeling
Waardelijst 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.412 RIVM ISIS-AR Instellingstypen (DYNAMISCH)

PV1-44 Admit Date/Time (TS) 00174

Opnamedatum. Verplicht voor ISIS-AR indien van toepassing.
Constraint
Vullen indien bekend
Voorbeeld: 4 oktober 2016
20161004
target lu-concept-3330 Opnamedatum Datum+tijd Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens bezoek /
Definitie: De datum en tijd waarop de patiënt werkelijk is opgenomen; niet de datum en tijd waarop de opname is ingevoerd in het systeem.

Segment: Lab2PublicHealth PV1 segment

-
HL7 Attribute Table - PV1 - Lab2PublicHealth PV1 segment
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
2 IS R 0004 00132 Patient Class
3 PL R 00133 Assigned Patient Location
10 IS R 0069 00140 Hospital Service
39 IS R 0115 00169 Servicing Facility
44 TS C 00174 Admit Date/Time

Segment: Lab2PublicHealth PV1 segment velddefinities

PV1-2 Patient Class (IS) 00132

Patient Class. Dit is een verplicht veld in HL7. Wordt door ISIS-AR niet gebruikt. Hier de bij de zender bekende waarde plaatsen, of anders de waarde N (Not Applicable).
target lu-concept-3328 Type patiënt Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens bezoek /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "P" (Preadmit) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4 HL70004
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "O" (Outpatient) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4 HL70004
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "I" (Inpatient) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4 HL70004
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "B" (Obstetrics) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4 HL70004
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Patient Class " (2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.11.4 / DYNAMISCH)

PV1-3 Assigned Patient Location (PL) 00133

Assigned Patient Location.

PV1-3-4: Facility (HD)
Bevat de AGB code van de (fysieke locatie van de) zorginstelling. Voor ISIS-AR verplicht indien dit een ziekenhuis of een verpleeghuis betreft (dus voorlopig niet voor huisartsen of andere zorginstellingen).

PV1-3-6: Person Location Type
Type afdeling binnen het ziekenhuis waar de patient verbleef ten tijde van de afname van het materiaal. Zie RIVM ISIS-AR Type Afdeling voor geldige waarden.

Voorbeeld: PV1-3-4: Facility (HD)
06010618
Voorbeeld: PV1-3-6: Person Location Type
RIVM-K
target lu-concept-3329 Type afnamelocatie Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens bezoek /
Definitie: Het gaat hier om het type afdeling (niet de lokale afdelingscode, en ook niet het specialisme). De lijst komt neer op een 'classificatie' van de afdelingen in de instelling. De classificatie is niet altijd exacte wetenschap en moet ook per instelling worden gedaan. De lijst is al sinds 2008 in gebruik via de huidige wijze van aanleveringen bij het RIVM voor antibiotica-resistentiedetectie.
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-IC" (Intensive Care) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305 HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-P" (Polikliniek) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305 HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-EHB" (Spoedeisende hulp) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305 HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-K" (Kliniek) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305 HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-OV" (Overige) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305 HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-D" (Dagbehandeling) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305 HL70305
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Person location type NL " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.410 / DYNAMISCH)

PV1-10 Hospital Service (IS) 00140

Specialisme van de hoofdbehandelaar van de patiënt volgens UZI-rolcode.
Voorbeeld: Longarts
01.023
Terminologiekoppeling
Waardelijst 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.1.11.2 RoleCodeNL - zorgverlenertype (personen) (DYNAMISCH)

PV1-39 Servicing Facility (IS) 00169

Verplicht voor ISIS-AR. Bevat het instellingstype van de zorglocatie volgens ISIS-AR codering.
Voorbeeld: Ziekenhuis
ZKH
Terminologiekoppeling
Waardelijst 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.412 RIVM ISIS-AR Instellingstypen (DYNAMISCH)

PV1-44 Admit Date/Time (TS) 00174

Opnamedatum. Verplicht voor ISIS-AR indien van toepassing.
Constraint
Vullen indien bekend
Voorbeeld: 4 oktober 2016
20161004
target lu-concept-3330 Opnamedatum Datum+tijd Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens bezoek /
Definitie: De datum en tijd waarop de patiënt werkelijk is opgenomen; niet de datum en tijd waarop de opname is ingevoerd in het systeem.

Segment: SAC - Specimen Container detail

HL7 Attribute Table - SAC - SAC - Specimen Container detail
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME

Segment: SAC - Specimen Container detail velddefinities

Segment: Lab2Lab SPM segment

Patiëntmateriaal waarop het onderzoek plaatsvindt.
HL7 Attribute Table - SPM - Lab2Lab SPM segment
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
2 EIP R 01755 Specimen ID
3 EIP C Y 01756 Specimen Parent IDs
4 CWE C 0487 01900 Specimen Type
5 CWE C Y 0541 01757 Specimen Type Modifier
7 CWE C 0488 01759 Specimen Collection Method
8 CWE C 01901 Specimen Source Site
9 CWE O Y 0542 01760 Specimen Source Site Modifier
10 CWE C 0543 01761 Specimen Collection Site
12 CQ O 01902 Specimen Collection Amount
17 DR R 01765 Specimen Collection Date/Time
18 TS O 00248 Specimen Received Date/Time
27 CWE O 01773 Container Type

Segment: Lab2Lab SPM segment velddefinities

SPM-2 Specimen ID (EIP) 01755

Monsternummer
target lu-concept-2682 Monsternummer Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / ADMINISTRATIEF /
Definitie: Identificerend nummer van het afgenomen materiaal, ter referentie voor navraag bij bronorganisatie. In de transmurale setting bestaat dit nummer uit een monsternummer inclusief de identificatie van de uitgevende organisatie, om uniek te zijn buiten de grenzen van een organisatie.
target lu-concept-2683 Monstervolgnummer Aantal Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / ADMINISTRATIEF /
Definitie: Het monstervolgnummer wordt toegepast, als het verzamelde materiaal uit de oorspronkelijke buis of container verdeeld wordt over meerdere buizen of containers. In combinatie met het monsternummer biedt het volgnummer de mogelijkheid de buis of container uniek te identificeren.

SPM-3 Specimen Parent IDs (EIP) 01756

Dit veld bevat de identificatie(s) voor het monster of de monsters die hebben bijgedragen aan het monster dat in dit segment wordt aangeduid.

Als dit veld wordt herhaald, dan moet SPM-11 Specimen role de waarde "L" (pooled) hebben. De herhalingen van dit veld bevatten de Specimen ID's van de ouder-monsters die aan de set hebben bijgedragen.

Constraint
Gebruiken indien van toepassing

SPM-4 Specimen Type (CWE) 01900

Materiaaltype. SNOMED CT labcodeset (materiaaltabel) – substance. Voor isolaten is er de mogelijkheid om hier de species te vermelden.
Constraint
Gebruiken indien bekend
Voorbeeld: Urine (substance)
78014005^Urine^SNM
Voorbeeld: Klebsiella pneumoniae (organism)
56415008^Klebsiella pneumoniae (organism)^SNM
target lu-concept-2801 Materiaal Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Materiaal beschrijft het afgenomen of verzamelde materiaal of het daarvan eventueel middels bewerkingen afgeleide materiaal waaraan de bepalingen moeten worden uitgevoerd. Indien de LOINC testcode impliciet ook een materiaal beschrijft, mag dit element daar niet mee in strijd zijn. Indien gewenst kan dit gegeven wel een meer gedetailleerde beschrijving van het materiaal geven: LOINC codes bevatten de materialen alleen op hoofdniveau.
Indien het materiaal een isolaat betreft, wordt de specificatie van het micro-organisme in het concept 'Micro-organisme' gegeven.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " SpecimenType " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.60 / DYNAMISCH)
target lu-concept-2802 Micro-organisme Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Bij uitbesteding door laboratoria van met name microbiologische bepalingen wordt soms geen materiaal meegestuurd maar een isolaat met daarop een bepaald micro-organisme. Dit concept biedt de mogelijkheid informatie omtrent dit micro-organisme vast te leggen.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Micro-organismen " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.403 / DYNAMISCH)

SPM-5 Specimen Type Modifier (CWE) 01757

Bron (van het materiaal). SNOMED CT labcodeset (materiaaltabel) – identity
Constraint
Gebruiken indien bekend
target lu-concept-2812 Bron van het monster Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Indien het materiaal niet rechtstreeks bij de patiënt afgenomen, maar afkomstig is van een aan de patiënt gerelateerd voorwerp, kan deze bron van het materiaal hier vastgelegd worden. 
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Bron van monster " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.402 / DYNAMISCH)

SPM-7 Specimen Collection Method (CWE) 01759

Verkrijgwijze van het materiaal. SNOMED CT labcodeset (materiaaltabel) – proc
Constraint
Gebruiken indien bekend
Voorbeeld: Collection of mid-stream specimen of urine (procedure)
225271002^Collection of mid-stream specimen of urine^SNM
target lu-concept-2808 Wijze van verkrijgen Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: De methode waarop het materiaal verzameld of afgenomen is. Voorbeelden zijn venapunctie, swap, biopsie.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " ActSpecimenCollectionProcedureCode " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.5 / DYNAMISCH)

SPM-8 Specimen Source Site (CWE) 01901

Herkomst van het materiaal. SNOMED CT labcodeset (materiaaltabel) – topo
Constraint
Gebruiken indien bekend
Voorbeeld: Structure of urinary tract proper (body structure)
431938005^Structure of urinary tract proper^SNM
target lu-concept-2809 Anatomische locatie Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Anatomische locatie waar het materiaal verzameld is, bijvoorbeeld elleboog
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " SNOMED-CT_UnknownOther " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.12 / DYNAMISCH)

SPM-9 Specimen Source Site Modifier (CWE) 01760

target lu-concept-2810 Lateraliteit Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Lateraliteit verbijzondert de anatomische locatie door, indien van toepassing, de zijdigheid vast te leggen, bijvoorbeeld links.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Lateraliteit " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.404 / DYNAMISCH)

SPM-10 Specimen Collection Site (CWE) 01761

Morfologie. SNOMED CT labcodeset (materiaaltabel) – morph
Constraint
Gebruiken indien bekend
target lu-concept-2811 Morfologie Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Morfologie beschrijft morfologische afwijkingen van de normale vorm van de anatomische locatie waar het materiaal is afgenomen, bijvoorbeeld wond, zweer.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Morfologie " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.405 / DYNAMISCH)

SPM-12 Specimen Collection Amount (CQ) 01902

Hoeveelheid verzameld materiaal
target lu-concept-2807 Volume materiaal Hoeveelheid Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Totale volume van het verzamelde materiaal. Indien het noodzakelijk is om de absolute  hoeveelheid van een bepaalde stof in het afgenomen of verzamelde materiaal te bepalen, dient het volume hiervan opgegeven te worden.

SPM-17 Specimen Collection Date/Time (DR) 01765

Afnamedatum (materiaal bij patiënt)
Voorbeeld: 6 oktober 2016
20161006
target lu-concept-2805 Datum/tijd afname Datum+tijd Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Datum en tijdstip waarop het materiaal is afgenomen of verzameld.

SPM-18 Specimen Received Date/Time (TS) 00248

Datum dat het materiaal is ingeleverd bij het uitvoerende laboratorium
target lu-concept-2804 Datum/tijd aanname Datum+tijd Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Datum en tijdstip waarop het materiaal bij het laboratorium of prikpunt is afgegeven. Het gaat hierbij om materiaal dat door de patiënt zelf verzameld is
target lu-concept-2806 Verzamelperiode Tijdsduur Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Indien het materiaal niet op één tijdstip afgenomen is maar gedurende een bepaalde tijd verzameld is, kan deze periode in dit concept vastgelegd worden. Een voorbeeld is 24 uurs urine.

SPM-27 Container Type (CWE) 01773

target lu-concept-2803 Containertype Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Containertype beschrijft het omhulsel waarin het materiaal verzameld of verstuurd is. Voorbeelden zijn bloedbuizen, transportcontainer evt incl. kweekmedium.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " ContainerEntityType " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.10 / DYNAMISCH)

Segment: Lab2PublicHealth SPM segment

Patiëntmateriaal waarop het onderzoek plaatsvindt.
HL7 Attribute Table - SPM - Lab2PublicHealth SPM segment
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
2 EIP R 01755 Specimen ID
3 EIP C Y 01756 Specimen Parent IDs
4 CWE C 0487 01900 Specimen Type
5 CWE C Y 0541 01757 Specimen Type Modifier
7 CWE C 0488 01759 Specimen Collection Method
8 CWE C 01901 Specimen Source Site
9 CWE O Y 0542 01760 Specimen Source Site Modifier
10 CWE C 0543 01761 Specimen Collection Site
12 CQ O 01902 Specimen Collection Amount
17 DR R 01765 Specimen Collection Date/Time
18 TS O 00248 Specimen Received Date/Time
27 CWE O 01773 Container Type

Segment: Lab2PublicHealth SPM segment velddefinities

SPM-2 Specimen ID (EIP) 01755

Monsternummer
target lu-concept-2682 Monsternummer Identificatie Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / ADMINISTRATIEF /
Definitie: Identificerend nummer van het afgenomen materiaal, ter referentie voor navraag bij bronorganisatie. In de transmurale setting bestaat dit nummer uit een monsternummer inclusief de identificatie van de uitgevende organisatie, om uniek te zijn buiten de grenzen van een organisatie.
target lu-concept-2683 Monstervolgnummer Aantal Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / ADMINISTRATIEF /
Definitie: Het monstervolgnummer wordt toegepast, als het verzamelde materiaal uit de oorspronkelijke buis of container verdeeld wordt over meerdere buizen of containers. In combinatie met het monsternummer biedt het volgnummer de mogelijkheid de buis of container uniek te identificeren.

SPM-3 Specimen Parent IDs (EIP) 01756

Dit veld bevat de identificatie(s) voor het monster of de monsters die hebben bijgedragen aan het monster dat in dit segment wordt aangeduid.

Als dit veld wordt herhaald, dan moet SPM-11 Specimen role de waarde "L" (pooled) hebben. De herhalingen van dit veld bevatten de Specimen ID's van de ouder-monsters die aan de set hebben bijgedragen.

Constraint
Gebruiken indien van toepassing

SPM-4 Specimen Type (CWE) 01900

Materiaaltype. SNOMED CT labcodeset (materiaaltabel) – substance. Voor isolaten is er de mogelijkheid om hier de species te vermelden.
Constraint
Gebruiken indien bekend
Voorbeeld: Urine (substance)
78014005^Urine^SNM
target lu-concept-2801 Materiaal Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Materiaal beschrijft het afgenomen of verzamelde materiaal of het daarvan eventueel middels bewerkingen afgeleide materiaal waaraan de bepalingen moeten worden uitgevoerd. Indien de LOINC testcode impliciet ook een materiaal beschrijft, mag dit element daar niet mee in strijd zijn. Indien gewenst kan dit gegeven wel een meer gedetailleerde beschrijving van het materiaal geven: LOINC codes bevatten de materialen alleen op hoofdniveau.
Indien het materiaal een isolaat betreft, wordt de specificatie van het micro-organisme in het concept 'Micro-organisme' gegeven.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " SpecimenType " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.60 / DYNAMISCH)
target lu-concept-2802 Micro-organisme Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Bij uitbesteding door laboratoria van met name microbiologische bepalingen wordt soms geen materiaal meegestuurd maar een isolaat met daarop een bepaald micro-organisme. Dit concept biedt de mogelijkheid informatie omtrent dit micro-organisme vast te leggen.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Micro-organismen " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.403 / DYNAMISCH)

SPM-5 Specimen Type Modifier (CWE) 01757

Bron (van het materiaal). SNOMED CT labcodeset (materiaaltabel) – identity
Constraint
Gebruiken indien bekend
target lu-concept-2812 Bron van het monster Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Indien het materiaal niet rechtstreeks bij de patiënt afgenomen, maar afkomstig is van een aan de patiënt gerelateerd voorwerp, kan deze bron van het materiaal hier vastgelegd worden. 
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Bron van monster " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.402 / DYNAMISCH)

SPM-7 Specimen Collection Method (CWE) 01759

Verkrijgwijze van het materiaal. SNOMED CT labcodeset (materiaaltabel) – proc
Constraint
Gebruiken indien bekend
Voorbeeld: Collection of mid-stream specimen of urine (procedure)
225271002^Collection of mid-stream specimen of urine^SNM
target lu-concept-2808 Wijze van verkrijgen Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: De methode waarop het materiaal verzameld of afgenomen is. Voorbeelden zijn venapunctie, swap, biopsie.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " ActSpecimenCollectionProcedureCode " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.5 / DYNAMISCH)

SPM-8 Specimen Source Site (CWE) 01901

Herkomst van het materiaal. SNOMED CT labcodeset (materiaaltabel) – topo
Constraint
Gebruiken indien bekend
Voorbeeld: Structure of urinary tract proper (body structure)
431938005^Structure of urinary tract proper^SNM
target lu-concept-2809 Anatomische locatie Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Anatomische locatie waar het materiaal verzameld is, bijvoorbeeld elleboog
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " SNOMED-CT_UnknownOther " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.12 / DYNAMISCH)

SPM-9 Specimen Source Site Modifier (CWE) 01760

target lu-concept-2810 Lateraliteit Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Lateraliteit verbijzondert de anatomische locatie door, indien van toepassing, de zijdigheid vast te leggen, bijvoorbeeld links.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Lateraliteit " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.404 / DYNAMISCH)

SPM-10 Specimen Collection Site (CWE) 01761

Morfologie. SNOMED CT labcodeset (materiaaltabel) – morph
Constraint
Gebruiken indien bekend
target lu-concept-2811 Morfologie Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Morfologie beschrijft morfologische afwijkingen van de normale vorm van de anatomische locatie waar het materiaal is afgenomen, bijvoorbeeld wond, zweer.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Morfologie " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.405 / DYNAMISCH)

SPM-12 Specimen Collection Amount (CQ) 01902

Hoeveelheid verzameld materiaal
target lu-concept-2807 Volume materiaal Hoeveelheid Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Totale volume van het verzamelde materiaal. Indien het noodzakelijk is om de absolute  hoeveelheid van een bepaalde stof in het afgenomen of verzamelde materiaal te bepalen, dient het volume hiervan opgegeven te worden.

SPM-17 Specimen Collection Date/Time (DR) 01765

Afnamedatum (materiaal bij patiënt)
Voorbeeld: 6 oktober 2016
20161006
target lu-concept-2805 Datum/tijd afname Datum+tijd Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Datum en tijdstip waarop het materiaal is afgenomen of verzameld.

SPM-18 Specimen Received Date/Time (TS) 00248

Datum dat het materiaal is ingeleverd bij het uitvoerende laboratorium
target lu-concept-2804 Datum/tijd aanname Datum+tijd Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Datum en tijdstip waarop het materiaal bij het laboratorium of prikpunt is afgegeven. Het gaat hierbij om materiaal dat door de patiënt zelf verzameld is
target lu-concept-2806 Verzamelperiode Tijdsduur Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Indien het materiaal niet op één tijdstip afgenomen is maar gedurende een bepaalde tijd verzameld is, kan deze periode in dit concept vastgelegd worden. Een voorbeeld is 24 uurs urine.

SPM-27 Container Type (CWE) 01773

target lu-concept-2803 Containertype Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Containertype beschrijft het omhulsel waarin het materiaal verzameld of verstuurd is. Voorbeelden zijn bloedbuizen, transportcontainer evt incl. kweekmedium.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " ContainerEntityType " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.10 / DYNAMISCH)

Segment: Lab2Lab TQ1 segment (aanvraag) 2

-
HL7 Attribute Table - TQ1 - Lab2Lab TQ1 segment (aanvraag)
SEQ DT OPT RP/# TBL# ITEM# ELEMENT NAME
1 SI R 01627 Set ID - TQ1
7 TS R 01633 Start date/time
8 TS O 01634 End date/time
9 CWE O Y 0485 01635 Priority

Segment: Lab2Lab TQ1 segment (aanvraag) velddefinities

TQ1-1 Set ID - TQ1 (SI) 01627

TQ1-7 Start date/time (TS) 01633

Startdatum/-tijd

TQ1-8 End date/time (TS) 01634

Einddatum/-tijd

TQ1-9 Priority (CWE) 01635

Prioriteit

Datatypen 26

Datatype: CE - Coded element

HL7 Component Table - CE - CE - Coded element
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 ST O Identifier
2 ST O Text
3 ID O 0396 Name of Coding System
4 ST O Alternate Identifier
5 ST O Alternate Text
6 ID O 0396 Name of Alternate Coding System

Dit datatype bevat codes en de tekst behorende bij de code.

Behouden voor backward compatibiliteit vanaf v2.5. Zie de datatypen CNE en CWE.

Gebruiksaanwijzing bij de alternatieve componenten (4, 5, 6)

Deze drie componenten worden analoog gedefinieerd aan de componenten 1, 2 en 3 voor het alternatieve of lokale codesysteem. Als het alternatieve tekstcomponent niet aanwezig is en de alternatieve identificatie wel aanwezig is, dan is de aanname dat de alternatieve tekst gelijk is aan het tekstcomponent. Als het alternatieve codesysteem component ontbreekt, dan is de aanname dat deze een lokaal gedefinieerd codesysteem inhoudt.

De aanwezigheid van twee sets van equivalente codes in dit datatype verschilt semantisch van een herhaling van een CE-veld. Bij een herhaling mogen diverse semantisch verschillende codes worden doorgegeven

CE-1 Identifier (ST)

en-US Sequence of characters (the code) that uniquely identifies the item being referenced. Different coding schemes will have different elements here.

CE-2 Text (ST)

en-US The descriptive or textual name of the identifier, e.g., myocardial infarction or X-ray impression.

CE-3 Name of Coding System (ID)

en-US

Identifies the coding scheme being used in the identifier component. The combination of the identifier and name of coding system components will be a unique code for a data item. Each system has a unique identifier.

Refer to HL7 Table 0396 in section 2.17.5 for valid values. The table includes ASTM E1238-94, Diagnostic, procedure, observation, drug ID, health outcomes and other coding systems.

Some organizations that publish code sets author more than one. The coding system, then, to be unique is a concatenation of the name of the coding authority organization and the name of its code set or table. When an HL7 table is used for a CE data type, the name of coding system component is defined as HL7nnnn where nnnn is the HL7 table number. Similarly, ISO tables will be named ISOnnnn, where nnnn is the ISO table number.

CE-4 Alternate Identifier (ST)

en-US An alternate sequence of characters (the code) that uniquely identifies the item being referenced. See usage note in section introduction.

CE-5 Alternate Text (ST)

en-US The descriptive or textual name of the alternate identifier. See usage note in section introduction.

CE-6 Name of Alternate Coding System (ID)

en-US

Identifies the coding scheme being used in the alternate identifier component. Refer to HL7 Table 0396 in section 2.17.5 for valid values. When an HL7 table is used for a CE data type, the name of coding system component is defined as HL7nnnn where nnnn is the HL7 table number.

Datatype: CNE - Coded with no exceptions

HL7 Component Table - CNE - CNE - Coded with no exceptions
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 ST R Identifier
2 ST O Text
3 ID O 0396 Name of Coding System
4 ST O Alternate Identifier
5 ST O Alternate Text
6 ID O 0396 Name of Alternate Coding System
7 ST C Coding System Version ID
8 ST O Alternate Coding System Version ID
9 ST O Original Text

Specificeert een gecodeerd element en bijbehorende detailgegeven. Het datatype CNE wordt gebruikt wanneer een required of mandatory gecodeerd veld vereist is. De gekoppelde HL7- of extern gedefinieerde tabel moet worden gebruikt en mag niet worden uitgebreid met lokale waarden. Tekst mag de code niet vervangen. Een CNE-veld moet een HL7-gedefinieerde of externe tabel aan zich gekoppeld hebben. Deze moet zijn gespecificeerd in de standaard.

CNE-1 Identifier (ST)

en-US

Sequence of characters (the code) that uniquely identifies the item being referenced by the CNE.2. Different coding schemes will have different elements here.

Usage Note: The identifier is required and must be a valid code.

CNE-2 Text (ST)

en-US

The descriptive or textual name of the identifier, e.g., myocardial infarction or X-ray impression. Its data type is string (ST). This is the corresponding text assigned by the coding system to the identifier.

Usage Note: Text description of code is optional but its use should be encouraged since it makes messages easier to review for accuracy, especially during interface testing and debugging.

CNE-3 Name of Coding System (ID)

en-US

Each coding system is assigned a unique identifier. This component will serve to identify the coding scheme being used in the identifier component. The combination of the identifier and name of coding system components will be a unique code for a data item. Each system has a unique identifier.

Refer to HL7 Table 0396 in section 2.17.5 for valid values. The table includes ASTM E1238-94, Diagnostic, procedure, observation, drug ID, health outcomes, and other coding systems.

Some organizations that publish code sets author more than one. The coding system, then, to be unique is a concatenation of the name of the coding authority organization and the name of its code set or table. When an HL7 table is used for a CNE data type, the name of coding system component is defined as HL7nnnn where nnnn is the HL7 table number. Similarly, ISO tables will be named ISOnnnn, where nnnn is the ISO table number.

Usage Note: The Coding system must either be present and have a value from the set of allowed coding systems or if not present it will be interpreted to have the same meaning as if it had been valued with the code meaning "HL7 coding system". Refer to HL7 Table 0396 in section 2.17.5 for valid values.

CNE-4 Alternate Identifier (ST)

en-US

Analogous to "Identifier" in component 1.

Usage Notes: The Alternate Identifier is used to represent the local or user seen code as described. If present, it obeys the same rules of use and interpretation as described for component 1. If both are present, the identifiers in component 4 and component 1 should have exactly the same meaning, i.e., they should be exact synonyms.

CNE-5 Alternate Text (ST)

en-US

The descriptive or textual name of the alternate identifier. Analogous to "Text" in component 2. See usage notes in section introduction for further description.

Usage Notes: If present, component 5 obeys the same rules of use and interpretation as described for component 2.

CNE-6 Name of Alternate Coding System (ID)

en-US

Identifies the coding scheme being used in the alternate identifier component. Analogous to "Name of Coding System" in component 3. Refer to HL7 Table 0396 in section 2.17.5 for valid values.

Usage Notes: If present, components 6 obeys the same rules of use and interpretation as described for component 3.

CNE-7 Coding System Version ID (ST)

en-US

the version ID for the coding system identified by component 3. It belongs conceptually to components 1-3 and appears here only for reasons of backward compatibility.

Constraint
en-US If the coding system is any system other than an "HL7 coding system," version ID must be valued with an actual version ID. If the coding system is "HL7 coding system," version ID may have an actual value or it may be absent. If version ID is absent, it will be interpreted to have the same value as the HL7 version number in the message header. Text description of code is optional but its use should be encouraged since it makes messages easier to review for accuracy, especially during interface testing and debugging.

CNE-8 Alternate Coding System Version ID (ST)

en-US

The version ID for the coding system identified by component 6. It belongs conceptually to the group of Alternate components (see note 2.A.6.6) and appears here only for reasons of backward compatibility.

Usage Notes: If present, component 8 obeys the same rules of use and interpretation as described for component 7.

CNE-9 Original Text (ST)

en-US The original text that was available to an automated process or a human before a specific code was assigned.

Datatype: CWE - Coded with exceptions

HL7 Component Table - CWE - CWE - Coded with exceptions
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 ST O Identifier
2 ST O Text
3 ID O 0396 Name of Coding System
4 ST O Alternate Identifier
5 ST O Alternate Text
6 ID O 0396 Name of Alternate Coding System
7 ST C Coding System Version ID
8 ST O Alternate Coding System Version ID
9 ST O Original Text

Specificeert een gecodeerd element met bijbehorende detailgegevens. Het datatype CWE wordt gebruikt wanneer 1) er mogelijk meer dan één tabel van toepassing is of 2) de gespecificeerde HL7- of extern gedefinieerde tabel mag worden uitegebreid met lokale waarden of 3) in aanwezigheid van tekst, de code achterwege mag blijven.

Gebruiksaanwijzing: Dit is een veld die normalerwijs met een code wordt doorgegeven, maar waar de code achterwege mag worden gelaten in uitzonderlijke gevallen of op basis van lokale afspraken. Uitzonderlijke gevallen zijn aan de orde als het gebruikte codesysteem geen code bevat voor het concept dat wordt beschreven in de tekst.

Componenten 1-3 & 7 worden op één van de volgende drie manieren gebruikt:

  1. Gecodeerd: De identificatie bevat een geldige code uit een codesysteem. Het codesysteem moet aanwezig zijn en een waarde bevatten uit de set van toegestane codesystemen, of deze wordt indien niet aanwezig, geïnterpreteerd alsof deze dezelfde betekenis heeft als wanneer deze waarde "HL7 codesysteem" zou hebben gehad. Zie HL7 Tabel 0396 in sectie 2.17.5 voor geldige waarden. De tabel bevat codesystemen voor ASTM E1238-94, diagnostiek, procedure, observatie, medicatie en gezondheidsuitkomsten. Als het codesysteem een ander codesysteem is dan "HL7 codesysteem," dan moet version ID een werkelijke waarde voor versienummer bevatten. Als het codesysteem "HL7 codesysteem" is, moet version ID de werkelijke waarde bevatten of worden leeggelaten. Als version ID leeg is, wordt dit geïnterpreteerd als zijnde dezelfde waarde als het HL7-versienummer uit de het MSH-segment. Tekstuele omschrijving is optioneel, maar gebruik ervan is aan te bevelen om leesbaarheid van het bericht te ondersteunen tijdens testen en debuggen.

    Voorbeeld 1a: OBX-segment waarbij de observatie-identificatie een LOINC-code is en de observatiewaarde als CWE-waarde wordt doorgegeven, en de waarde uit SNOMED Interionationaal komt

    OBX|1|CWE|883-9^ABO Group^LN|1|F-D1250^Type O^SNM3^^^^3.4|||N||F<cr>

    Voorbeeld 1b: OBX-segment waarbij de observatie-identificatie een LOINC-code is en de observatiewaarde als CWE-waarde wordt doorgegeven, en de waarde komt uit een (momenteel hypothetische) HL7-tabel.

    OBX|1|CWE|883-9^ABO Group^LN|1|O^Type O^HL74875^^^^2.3.1|||N||F<cr>

  2. Ongecodeerd: Tekst heeft een waarde, de identificatie heeft geen waarde en codesysteem en version ID volgen dezelfde regel zoals besproken onder optie 1.

    Voorbeeld 2: OBX-segment waarbij de observatie-identificatie een LOINC-code is en de observatiewaarde als CWE-waarde wordt doorgegeven, en de waarde tekstueel wordt doorgegeven omdat de correcte klinische waarde, "Wesnerian" niet is gevonden in de set van toegestane codes.

    OBX|1|CWE|883-9^ABO Group^LN|1|^Wesnerian^SNM3^^^^3.4|||A||F<cr>

  3. Ontbrekende gegevens: De naam van het codesysteem is "HL7 CWE Status", version ID is een werkelijke versie of indien niet aanwezig hetzelfde als de versie in het MSH-segment, en de identificatie krijgt zijn waarde uit één van de toegestane statussen voor het CWE-veld. De codes voor de toegestane statussen voor het CWE-veld staan hier onder en worden bijgehouden in een tabel als onderdeel van de HL7-vocabulaire. Tekstuele omschrijving van de code is optioneel

    Voorbeeld 3: OBX-segment waarbij de observatie-identificatie een LOINC-code is en de observatiewaarde als LCE-waarde wordt doorgegeven, en er geen waarde kan worden doorgegeven omdat de test niet is uitgevoerd.

    OBX|1|CWE|883-9^ABO Group^LN|1|NAV^Not Available^HL70353^^^^2.3.1|||N||F<cr>

Component 9:

Dit is de oorspronkelijke tekst die beschikbaar was aan een geautomatiseerd of handmatig proces voordat de code werd toegekend. Dit veld is optioneel.

Componenten 3-6 & 8:

Componenten 3-6 & 8 zijn optioneel. Deze worden gebruikt voor weergave van de code die lokaal te zien was of voor de gebruiker. Indien aanwezig, volgen componenten 3-6 & 8 dezelfde gebruiksregels en interpretatie als beschreven voor componenten 1-3 & 7 (van het datatype CWE). Als beide aanwezig zijn, dan moeten de identificaties in component 4 en component 1 exact hetzelfde betekenen; i.e. ze moeten exacte synoniemen van elkaar zijn.

Voorbeeld 4: OBX-segment waarbij de observatie-identificatie een LOINC-code is en de observatiewaarde als CWE-waarde wordt doorgegeven, en de waarde uit SNOMED Internationaal komt. De velden die aan de gebruiker zijn weergegeven worden gebruikt voor een lokaal codesysteem (99LAB) in gebruik bij het zendende systeem.

OBX|1|CWE|883-9^ABO Group^LN|1|F-D1250^Type O^SNM3^O^O Type Blood^99LAB^3.4^|||||F<cr>

Samenvatting van de CWE gebruiksaanwijzingen met tabel met statuswaarden voor diverse toestanden zonder waarden:

Het datatype CWE moeten worden gebruikt voor gecodeerde velden die optioneel zijn of waar het is toegestaan om tekst te sturen voor onderdelen die nog geen deel zijn van de toegestane waardelijst. In de normale situatie bevat de identificatie een code uit de waardelijst. Als de waarde voor het veld bekend is maar nog geen deel is van de toegestane waardelijst, dan wordt de waarde als tekst doorgegeven en heeft de identificatie geen waarde. Als het veld een onbekende status heeft, wordt de derde vorm van het veld gebruikt (zie Ontbrekende gegevens hier boven) en wordt de relevante status voor het veld geselecteerd uit de tabel uit de tabel met toegestane statuscodes. Als er geen code is, zie dan HL7 Table 0353 – CWE statuses voor geldige waarden.

Als er een tekst-modifier mogelijk is bij een code, zou het "veld" in het HL7-bericht het datatype CWE hebben en mogen herhalen. Het eerste voorkomen van het veld wordt dan gebruikt volgens optie 1; dus met een geldige code in de identificatie. Het tweede voorkomen van het herhalende veld wordt gebruikt volgens optie 2 waarbij de tekstuele omschrijving de waarde van de modifier in vrije tekst zal aannemen.

CWE-1 Identifier (ST)

en-US Sequence of characters (the code) that uniquely identifies the item being referenced. Different coding schemes will have different elements here.

CWE-2 Text (ST)

en-US The descriptive or textual name of the identifier, e.g., myocardial infarction or X-ray impression.

CWE-3 Name of Coding System (ID)

en-US

Identifies the coding scheme being used in the identifier component.

The combination of the identifier and name of coding system components will be a unique code for a data item. Each system has a unique identifier.

Refer to HL7 Table 0396 in section 2.17.5 for valid values. The table includes ASTM E1238-94, Diagnostic, procedure, observation, drug ID, health outcomes and other coding systems.

Some organizations that publish code sets author more than one. The coding system, then, to be unique is a concatenation of the name of the coding authority organization and the name of its code set or table. When an HL7 table is used for a CE data type, the name of coding system component is defined as HL7nnnn where nnnn is the HL7 table number. Similarly, ISO tables will be named ISOnnnn, where nnnn is the ISO table number.

CWE-4 Alternate Identifier (ST)

en-US An alternate sequence of characters (the code) that uniquely identifies the item being referenced. Analogous to "Identifier" in component 1. See usage note in section introduction.

CWE-5 Alternate Text (ST)

en-US The descriptive or textual name of the alternate identifier. Analogous to "Text" in component 2. See usage note in section introduction.

CWE-6 Name of Alternate Coding System (ID)

en-US Identifies the coding scheme being used in the alternate identifier component. Analogous to "Name of Coding System" above. See usage note in section introduction.

CWE-7 Coding System Version ID (ST)

en-US This is the version ID for the coding system identified by components 1-3.
Constraint
en-US It belongs conceptually to the group of component 1-3 and appears here only for reasons of backward compatibility.

CWE-8 Alternate Coding System Version ID (ST)

en-US This is the version ID for the coding system identified by components 4-6. It belongs conceptually to the group of alternate components (See usage note in section introduction) and appears here only for reasons of backward compatibility.

CWE-9 Original Text (ST)

en-US The original text that was available to an automated process or a human before a specific code was assigned.

Datatype: CX - Extended composite ID with check digit

HL7 Component Table - CX - CX - Extended composite ID with check digit
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 ST R ID Number
2 ST O Check Digit
3 ID O 0061 Check Digit Scheme
4 HD O 0363 Assigning Authority
5 ID O 0203 Identifier Type Code
6 HD O Assigning Facility
7 DT O Effective Date
8 DT O Expiration Date
9 CWE O Assigning Jurisdiction
10 CWE O Assigning Agency or Department

Dit datatype wordt gebruikt voor het specificeren van een identificatie met bijbehorende detailgegevens.

Het controlegetal en de controlegetal-methode zijn leeg als het ID alfanumeriek is.

CX-1 ID Number (ST)

en-US The value of the identifier itself.

CX-2 Check Digit (ST)

en-US

The check digit in this data type is not an add-on produced by the message processor. It is the check digit that is part of the identifying number used in the sending application. If the sending application does not include a self-generated check digit in the identifying number, this component should be valued null.

CX-3 Check Digit Scheme (ID)

en-US

Contains the code identifying the check digit scheme employed.

Refer to HL7 Table 0061 - Check digit scheme for valid values.

The algorithm for calculating a Mod10 check digit is as follows:

Assume you have an identifier - 12345. Take the odd digit positions, counting from the right, i.e., 531, multiply this number by 2 to get 1062. Take the even digit positions, starting from the right (i.e., 42), prepend these to the 1062 to get 421062. Add all of these six digits together to get 15. Subtract this number from the next highest multiple of 10, i.e., 20 - 15 to get 5. The Mod10 check digit is 5. The Mod10 check digit for 401 is 0; for 9999, it’s 4; for 99999999, it’s 8.

The algorithm for calculating a Mod11 check digit is as follows:

Terms

d = digit of number starting from units digit, followed by 10’s position, followed by 100’s position, etc.
w = weight of digit position starting with the units position, followed by 10’s position, followed by 100’s position etc. Values for w = 2, 3, 4, 5, 6, 7, 2, 3, 4, 5, 6, 7, etc. (repeats for each group of 6 digits)
c = check digit

Calculation

(Step 1) m = sum of (d * w) for positions 1, 2, etc. starting with units digit
for d = digit value starting with units position to highest order
for w = weight value from 2 to 7 for every six positions starting with units digit
(Step 2) c1 = m mod 11
(Step 3) if c1 = 0 then reset c1 = 1
(Step 4) = (11 - c1) mod 10

Example:

If the number is 1234567, then the mod 11 check digit = 4

The calculations are:

M = (7*2)+(6*3)+(5*4)+(4*5)+(3*6)+(2*7)+(1*2)
= 14 + 18 + 20 + 20 + 18 + 14 + 2
= 106
c1 = 106 mod 11
= 7
c = (11-c1) mod 10
= 4 mod 10
= 4

Other variants of these check digit algorithms exist and may be used by local bilateral site agreement.

Note: The check digit and code identifying check digit scheme are null if ID is alphanumeric.

CX-4 Assigning Authority (HD)

en-US

The assigning authority is a unique name of the system (or organization or agency or department) that creates the data. . Refer to User-defined Table 0363 – Assigning authority for suggested values.

The reader is referred to the CX.9 and the CX.10 if there is a need to transmit values with semantic meaning for an assigning jurisdiction or assigning department or agency in addition to, or instead of, an assigning authority. However, all 3 components may be valued. If, in so doing, it is discovered that the values in CX.9 and/or CX.10 conflict with CX.4, the user would look to the Message Profile or other implementation agreement for a statement as to which takes precedence.

Note: When the HD data type is used in a given segment as a component of a field of another data type, User-defined Table 0300 - Namespace ID (referenced by the first sub-component of the HD component) may be re-defined (given a different user-defined table number and name) by the technical committee responsible for that segment.

By site agreement, implementers may continue to use User-defined Table 0300 – Namespace ID for the first sub-component.

CX-5 Identifier Type Code (ID)

en-US A code corresponding to the type of identifier. In some cases, this code may be used as a qualifier to the "Assigning authority" component. Refer to HL7 Table 0203 - Identifier type for suggested values.

CX-6 Assigning Facility (HD)

en-US

The place or location identifier where the identifier was first assigned to the patient. This component is not an inherent part of the identifier but rather part of the history of the identifier: as part of this data type, its existence is a convenience for certain intercommunicating systems.

Note: When the HD data type is used in a given segment as a component of a field of another data type, User-defined Table 0300 - Namespace ID (referenced by the first sub-component of the HD component), may be re-defined (given a different user-defined table number and name) by the technical committee responsible for that segment.

CX-7 Effective Date (DT)

en-US The first date, if known, on which the identifier is valid and active.

CX-8 Expiration Date (DT)

en-US The last date, if known, on which the identifier is valid and active.

CX-9 Assigning Jurisdiction (CWE)

en-US

The geo-political body that assigned the identifier in component 1.

  • Refer to HL7 Table 0399 Country Code in section 2.15.9.17 for valid values if the administrative unit under whose jurisdiction the identifier was issued is a country.
  • Refer to User-Defined Table 0347 State/Province for suggested values if the administrative unit under whose jurisdiction the identifier was issued is a state or province. This table is country specific. In the US postal codes may be used.
  • Refer to User-defined Table –0289 County/Parish for suggested values if the administrative unit under whose jurisdiction the identifier was issued is a county or parish.

The reader is referred to the CX.4, if there is a need to transmit this information as an OID

CX-10 Assigning Agency or Department (CWE)

en-US

The agency or department that assigned the identifier in component 1.

Refer to User-defined Table –0530 Organizations, Agency, Department for suggested values if the administrative unit under whose jurisdiction the identifier was issued is an organization, agency or department. This is populated with site-specific assigning authorities. It also should contain national or international codes when CX-5 Identifier Type may be assigned by more than one authority within a governmental or organizational unit. For example, a federal government may have 2 departments that assign a military identifier, its Veterans Affairs department and its department of defense. It is not recommended to include values for entities such as Social Security Administration (SSA), Immigration and Naturalization Service (INS), Center for Medicare and Medicaid Services (CMS) because they are included in the identifier type table. In these cases the name of the country plus the identifier type yields the correct interpretation of the identifier in component one. Likewise, entries like department of motor vehicles (DMV) and licensing boards are not recommended for inclusion because the combination of state and identifier type yields the correct interpretation of the identifier in component one. This approach is not to be confused with the detailed information provided in the chapter 15 segments that have provision for specifying the precise granting body and issuing body information needed in personnel management messages.

Example 1: <Identifier> plus <Visa> yields a unique identifier.

Example 2: <Identifier> plus <state> plus <DLN> yields a unique driver’s license number.

Example 3: <Identifier> plus <country> plus <INS> yields a unique immigration number.

The reader is referred to the CX.4, if there is a need to transmit this information as an OID.

Datatype: DR - Date/time range

HL7 Component Table - DR - DR - Date/time range
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 TS O Range Start Date/Time
2 TS O Range End Date/Time

NB: DR kan niet legaal binnen een ander datatype worden opgenomen. Het gebruik is beperkt tot segmentvelden.

DR-1 Range Start Date/Time (TS)

en-US The first component contains the earliest date/time (time stamp) in the specified range.

DR-2 Range End Date/Time (TS)

en-US The second component contains the latest date/time in the specified range. Note that the TS (time stamp) data type allows the specification of precision.

Datatype: DTM - Date/time

Het aantal aanwezige getallen (behalve de tijdzonespecificatie) bepaalt de precisie.

Formaat: JJJJ[MM[DD[HH[MM[SS[.S[S[S[S]]]]]]]]][+/-ZZZZ].

Dus:

  1. alleen de eerste vier getallen staan voor precisie van "jaar"
  2. de eerste zes getallen staan voor precisie van "maand"
  3. de eerste acht getallen staan voor precisie van "dag"
  4. de eerste tien getallen staan voor precisie van "dag"
  5. de eerste twaalf getallen staan voor precisie van "dag"
  6. de eerste veertien getallen staan voor precisie van "dag"
  7. de eerste zestien getallen staan voor precisie van "een tiende seconde"
  8. de eerste negentien getallen staan voor precisie van "een duizendste seconde"

De tijdzone (+/-ZZZZ) wordt gerepresenteerd als +/-UUMM offset van Coordinated Universal Time (UTC) (voorheen bekend als Greenwich Mean Time (GMT)), waarbij +0000 of -0000 beide UTC voorstellen (zonder offset). De specificieke datumrepresentaties binnen de HL7-samenstellingsregels zijn compatibel met ISO 8824-1987(E).

Merk op dat als de tijdzone niet is bijgevoegd, de tijdzone dan als standaardwaarde de lokale tijd van de zender krijgt. Merk ook op dat een veld met een DTM of TS waarde met het deel UUMM "0000" middernacht voorstelt van de vorige dag die staat in het deel JJJJMMDD (zie voorbeelden). Voorbeelden:

Voorbeeld Omschrijving
|19760704010159-0500| 01:01:59 op 4 juli 1976 in de Eastern Standard Time zone (V.S.)
|19760704010159-0400| 01:01:59 op 4 juli 1976 in de Eastern Daylight Saving Time zone (V.S.).
|198807050000| Middernacht van de nacht van 4 op 5 juli 1988 in de lokale tijdzone van de zender.
|19880705| Zelfde als vorige voorbeeld, maar met precisie tot op de dag. Kan worden gebruikt voor geboortedatum, als de tijd van geboorte niet bekend is.
|19981004010159+010| 01:01:59 op 4 oktober 1998 in Amsterdam, Nederland. (tijdzone = +0100).

De HL7-standaard raadt sterk aan dat alle systemen altijd de tijdzone doorgeven maar vereist het niet. Alle HL7-systemen zijn verplicht om de tijdzone te accepteren, maar de implementatie is applicatie-specifiek. Voor veel applicaties is de relevante tijd, de lokale tijd van de zender. Een applicatie in de Eastern Standard Time zone dat een melding ontvangt van een opname die plaats heeft om 23:00 in San Francisco op 11 december zou deze liever verwerken als ware deze op 11 december in plaats van op 12 december.

NB: De tijdzone [+/-ZZZZ], indien gebruikt, is beperkt tot gedefinieerde tijdzones en wordt weergegeven in het formaat UUMM.

De enige uitzondering op deze regel zou een klinisch systeem zijn die patiëntgegevens verwerkt, die is verzameld in een kliniek van een naburig ziekenhuis die toevallig in een andere tijdzone is. Zulke applicaties kunnen ervoor kiezen om de datums te converteren naar een genormaliseerde vorm. Vergelijkbare overwegingen zijn van toepassing op overgangen van en naar zomertijd. HL7 ondersteunt zulke vereisten door te vereisen dat de tijdzone aanwezig is wanneer de informatie wordt verzonden. Het specifceert echter niet op welke wijze het ontvangende systeem deze datums verwerkt.

Datatype: EIP - Entity identifier pair

HL7 Component Table - EIP - EIP - Entity identifier pair
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 EI O Placer Assigned Identifier
2 EI O Filler Assigned Identifier

Specificeert een identificatie toegekend aan een entiteit door een aanvragend (placer) of een uitvoerend (filler) systeem. Als beide componenten een waarde hebben, dan moeten de identificaties refereren naar exact dezelfde entiteit.

Vervangt het datatype CM gebruikt in secties 4.5.1.8 - ORC-8, 4.5.3.29 - OBR-29, 7.3.1.29 - OBR-29, vanaf v2.5.

EIP-1 Placer Assigned Identifier (EI)

en-US

Specifies an identifier assigned to an entity by the placer system.

For example, the component might be used to convey the following:

  1. placer order number of the parent order
  2. the specimen identifier as assigned by the placer.
  3. A location identifier assigned (or used by) the placer.

EIP-2 Filler Assigned Identifier (EI)

en-US

Specifies an identifier assigned to an entity by the filler system.

For example, the component might convey the following:

  1. filler order number of the parent order
  2. the specimen identifier as assigned by the filler.
  3. A location identifier assigned (or used by) the filler.

Datatype: EI - Entity identifier

HL7 Component Table - EI - EI - Entity identifier
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 ST O Entity Identifier
2 IS O 0363 Namespace ID
3 ST C Universal ID
4 ID C 0301 Universal ID Type

De entity identifier definieert een specifieke entiteit binnen een gespecificeerde serie identificaties.

De EI is van toepassing op, maar niet beperkt tot, machine of software gegenereerde identificaties. De gegenereerde identificatie gaat in het eerste component. De resterende componenten, 2 tot 4, zijn bekend als de toekennende autoriteit; ze identificeren de verantwoordelijke machine/het verantwoordelijke systeem voor het genereren van de identificatie in component 1.

De specificeerde serie, de toekennende autoriteit, wordt gedefinieerd in componenten 2 tot 4. De toekennende autoriteit het datatype hierarchic designator (HD), maar is gedefinieerd als drie gescheiden componenten in het datatype EI, in plaats van als een enkelvoudig component zoals normaal het geval. Dit is vanwege backward compatibiliteit met het gebruik van EI als component in diverse bestaande datavelden. De component 2 tot 4 zijn verder gedefinieerd zoals in sectie 2.A.33, "HD - hierarchic designator". Hierarchic designators (HD) zijn unique binnen een gegeven HL7-implementatie.

EI-1 Entity Identifier (ST)

en-US

The first component, <entity identifier>, is usually defined to be unique within the series of identifiers created by the <assigning authority>, defined by a hierarchic designator, represented by components 2 through 4. See Section 2.A.33, "HD - hierarchic designator".

EI-2 Namespace ID (IS)

en-US

See Section 2.A.33.1, "Namespace ID (IS)" for definition.

The assigning authority is a unique identifier of the system (or organization or agency or department) that creates the data. Refer to User-defined Table 0363 – Assigning authority for suggested values.

Note: When the HD is used as a part of another data type, in this case as part of the EI data type, this table may be re-defined (given a different user-defined table number and name) by the technical committee responsible for that segment.

By site agreement, implementers may continue to use User-defined Table 0300 – Namespace ID for the first component

EI-3 Universal ID (ST)

en-US See Section 2.A.33.2, "Universal ID (ST)" for definition.
Constraint
en-US If the third component is a known UID refer to HL7 Table 0301 - Universal ID type for valid values, then the second component is a universal ID of that type.

EI-4 Universal ID Type (ID)

en-US Refer to HL7 Table 0301 - Universal ID type for valid values. See Section 2.A.33.3, "Universal ID Type (ID)," for definition.
Constraint
en-US If the third component is a known UID refer to HL7 Table 0301 - Universal ID type for valid values, then the second component is a universal ID of that type.

Datatype: FT - Formatted text

Dit datatype is een afgeleide van het datatype ST String door ook opmaakinstructies toe te staan. Deze instructies zijn beperkt tot welke intrinsiek horen bij en onafhankelijk zijn de omstandigheden waarin het veld wordt gebruikt. De toepasbare instructies en hun representatie worden elders in dit hoofdstuk toegelicht. Het veld FT heeft een arbitraire lengte (tot 64k) en bevat mogelijk opmaakcommando's binnen escape-tekens.

Voor meer voorbeelden van de opmaakcommando's zie Sectie 2.7, "Use of Escape Sequences in Text Fields".

Voor alternatieve tekensets, gebruikt u de relevante escape-sequentie. Zie Sectie 2.15.9.18, "Character set" en Sectie 2.15.9.20, "Alternate character set handling".

Datatype: HD - Hierarchic designator

HL7 Component Table - HD - HD - Hierarchic designator
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 IS O 0300 Namespace ID
2 ST C Universal ID
3 ID C 0301 Universal ID Type

De basale definitie van de HD is dat deze een (administratieve of systeem of applicatie of anderszins) entiteit identificeert met de verantwoordelijkheid voor het beheren of toekennen van een gedefinieerde set instance identificaties (zoals aanvrager- of uitvoerdernummers, patiëntnummers, aanbiedernummers, etc.). Deze entiteit kan een bepaalde zorgapplicatie zijn zoals een registratiesysteem dat patiëntnummers toekent, een overheidsorgaan zoals een certificeringsinstantie die zakelijke identificaties of rijbewijzen uitgeeft, of een afdeling waar zulke identificaties worden toegekend.

De HD is ontworpen om krachtiger te zijn dan en een vervanging te zijn voor applicatie-identificatie van HL7 versies 2.1 en 2.2. Het voegt twee componenten toe, de <universal ID> en de <universal ID type> aan de voormalige application ID (die is gewijzigd in de generiekere namespace ID).

In het geval waar een HD een entiteit identificeert die instance identificaties toekent/aanmaakt zoals een bepaald patiëntregistratiesysteem, definieert het een "toekennende autoriteit". In het geval waar een HD een locatie identificeert waar instance identificaties worden uitgegeven (hoewel deze worden aangemaakt door een andere autoriteit op een andere locatie) zoals een bepaalde "afdeling van automobielen locatie", definieert het een "toekennende afdeling". Deze twee verschillende toepassingen van de HD komen voor in veel van de uitgebreide (extended) datatypen.

De "toekennende autoriteit" die wordt gedefinieerd door HD is vergelijkbaar in zijn rol aan het deel codesysteem (en versie) van gecodeerde datatypen: beide identificeren een set meer discrete instance identificaties. Het verschil is dat de set van HD-gedefineerde discrete instanties, identificaties bevat van dingen in de "echte wereld" zoals patiënten of klinische aanvragen, terwijl het set discrete instanties in gecodeerde elementen, conceptidentificaties (codes) bevat.

De HD is ontworpen om te gebruikt als een lokale identificatie (met alleen een waarde in <namespace ID>) of als openbaar toegekende identificatie, een UID (waarde in <universal ID> en <universal ID type>). Syntactisch is de HD een groep van twee identificaties: een lokale identificatie gedefinieerd door het eerste component en een universele identificatie gedefinieerd door het tweede en derde component. HD's met een gedefinieerd derde component (gedefinieerde UID typen) moeten een tweede component hebben dat uniek is binnen de serie ID's dat wordt gedefinieerd door dat component.

Merk op: De HD wordt gebruikt in velden die in eerdere versies van HL7 het datatype IS gebruikten. Dus zal een HD met een waarde in één component, eruit zien als een eenvoudig datatype IS voor oudere systemen die een enkelvoudig component verwachten in plaats van het datatype HD.

Als het eerste component van het datatype HD een waarde heeft, dan zijn het tweede en derde component optioneel. Als het derde component een waarde heeft, dan moet het tweede component ook een waarde hebben (alhoewel in dit geval de eerste optioneel is). Het tweede en derde component moeten beide leeg zijn of beide een warde bevatten.

Dit betekent dat als alle drie componenten in de HD een waarde bevatten, de entiteit die wordt geïdentificeerd door het eerste component, dezelfde entiteit is als geïdentificeerd door componenten twee en drie samen. Implementers kunnen er echter voor kiezen op basis van lokale afspraken dat áls alle drie de componenten van de HD een waarde bevatten, de waarde van het eerste component een waarde uit de set is die wordt gedefinieerd door het tweede en derde component.

Voorbeelden:

Voorbeeld 1: ISO voorbeelden met alleen een waarde in het 2de en 3de componenten:

|^1.2.344.24.1.1.3^ISO|

|^1.2.34.4.1.5.1.5.1,1.13143143.131.3131.1^ISO|

De syntax van het tweede component wordt gedefinieerd door de ISO-standaard voor objectidentificaties, niet door HL7 (voor welke het tweede component het datatype ST heeft). Dus de punten (".") en komma (",") in het tweede component zijn deel van de ISO syntax, maar zijn toegestaan door de definitie van het HL7 datatype ST.

Voorbeeld 2: A GUID voorbeeld

|^14344.14144321.4122344.14434.654^GUID|

Voorbeeld 3: Een internet voorbeeld

|^falcon.iupui.edu^DNS|

Voorbeeld 4: een willekeurig UID

|^40C983F09183B0295822009258A3290582^RANDOM|

Lokale voorbeelden:

Voorbeeld 5: Alleen lokaal gebruik: een HD die eruit ziet als het datatype IS

|LAB1|

|RX.PIMS.SystemB.KP.CA.SCA|

Merk op dat de syntaxt van het eerste component niet wordt gedefinieerd door HL7 maar door lokale afspraken op basis van hun eisen: de enige vereiste is dat de structuur van het eerste component wordt toegestaan door het HL7 datatype string (ST), welke wordt gebruikt voor waarden met het dataype IS.

Voorbeeld 6: Lokale identificatie met alleen componenten 2 en 3

|^RX.PIMS.SystemB.CA.SCA^M|

Een alternatieve manier om het vorige voorbeeld te coderen, met gebruikmaking van het derde component met waarde "M" (zie hierboven HL7 Table 0301) om een lokaal-gedefinieerde identificatieset aan te duiden. Het tweede component heeft dezelfde waarde als het vorige voorbeeld maar is nu gedefinieerd als lid van de set van toegestane waarden die wordt gedefinieerd door de lokale afspraken voor de identifiatie set "M".

Voorbeeld 7: Lokale identificatie met een waarde in het 2de en 3de component.

|PathLab^PL.UCF.UC^L|

De applicatie ‘PathLab’ wordt geïdentificeerd door het namespace component maar wordt ook geïdentificeerd door het tweede en derde component, (d.w.z. met het lokaal gedefinieerde UID systeem "L"). De twee identificaties zijn equivalent.

Dit is een complexere HD waarin het middelste component, welke lokaal is gedefinieerd, zelf gestructureerd is. Zoals met het ISO-voorbeeld hier boven, is de structuur niet gedefinieerd door HL7 maar door de lokale afspraken op basis van hun eisen: de enige vereiste is dat de structuur van het middelste component wordt toegestaan door het HL7 datatype string (ST), welke wordt gebruikt voor waarden met het dataype IS.

Voorbeeld 8: Lokale identificatie en universal ID types:

|LAB1^1.2.3.3.4.6.7^ISO|

Een HD met een ISO "Object IDentifier" als een UID en een lokaal gedefinieerde codesysteemnaam. Zowel de eerste component als het tweede en derde component (samengenomen) refereren aan dezelfde entiteit. Dit voorbeeld toont dat de lokale waarde en de waarde in universal ID mogen worden doorgegeven in één HD-veld.

HD-1 Namespace ID (IS)

en-US

User-defined Table 0300 - Namespace ID is used as the HL7 identifier for the user-defined table of values for this component.

Note: When the HD is used in a given segment (either as a field or as a component of another data type) this table may be re-defined (given a different user-defined table number and name) by the technical committee responsible for that segment.

HD-2 Universal ID (ST)

en-US

The HD’s second component, <universal ID> (UID), is a string formatted according to the scheme defined by the third component, <universal ID type> (UID type). The UID is intended to be unique over time within the UID type. It is rigorously defined. Each UID must belong to one of the specifically enumerated schemes for constructing UIDs (defined by the UID type). The UID (second component) must follow the syntactic rules of the particular universal identifier scheme (defined by the third component). Note that these syntactic rules are not defined within HL7 but are defined by the rules of the particular universal identifier scheme (defined by the third component).

Constraint
en-US If the third component is a known UID refer to HL7 Table 0301 - Universal ID type for valid values, then the second component is a universal ID of that type.

HD-3 Universal ID Type (ID)

en-US

The third component governs the interpretation of the second component of the HD.

Note: X400, X500, and DNS are not technically universally valid for all time. Names can be de-registered from an existing user and registered to a new user.

Constraint
en-US If the third component is a known UID refer to HL7 Table 0301 - Universal ID type for valid values, then the second component is a universal ID of that type.

Datatype: ID - Coded value for HL7 defined tables

De waarde van zo'n veld ondersteunt de structuurregels van een ST-veld behalve dat deze moeten komen uit een tabel met geldige waarden. Er moet bij ID-datatypen een HL7-tabelnummer zijn gekoppeld. Een voorbeeld van een ID-veld is OBR-25 Result status. Dit datatype moet alleen worden gebruikt voor HL7-tabellen (zie sectie 2.5.3.6 - Table). Het omgekeerde is niet het geval, aangezien in sommige omstandigheden het meer relevant is om datatypen CNE of CWE voor HL7-tabellen te gebruiken.

Datatype: IS - Coded value for user-defined tables

De waarde van zo'n veld ondersteunt de structuurregels van een ST-veld behalve dat deze moeten komen uit een tabel met lokaal gedefinieerde (of gebruiker-gedefinieerde) waarden. Er moet bij IS-datatypen een HL7-tabelnummer zijn gekoppeld. Een voorbeeld van een ID-veld is de Event reason code. in sectie 3.3.1.4 "Event reason code". Dit datatype moet alleen worden gebruikt voor lokaal gedefinieerde tabellen (zie sectie 2.5.3.6 - Table). Het omgekeerde is niet het geval, aangezien in sommige omstandigheden het meer relevant is om datatypen CNE of CWE voor gebruiker-gedefinieerde tabellen te gebruiken.

Datatype: MSG - Message type

HL7 Component Table - MSG - MSG - Message type
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 ID R 0076 Message Code
2 ID R 0003 Trigger Event
3 ID R 0354 Message Structure

Dit datatype bevat het berichttype, trigger event en de berichtstructuur-ID voor het bericht.

Vervangt het datatype CM gebruikt in 2.16.9.9 MSH-9 vanaf v2.5.

MSG-1 Message Code (ID)

en-US

Specifies the message type code. Refer to HL7 Table – Message Type in section 2.17.1 for valid values.

This table contains values such as ACK, ADT, ORM, ORU etc.

See section 2.5.1- Messages for further discussion.

MSG-2 Trigger Event (ID)

en-US

Specifies the trigger event code. Refer to HL7 Table – Event Type in section 2.17.2 for valid values.

This table contains values like A01, O01, R01 etc.

See section 2.3.1 – Trigger Events for further discussion.

MSG-3 Message Structure (ID)

en-US Specifies the abstract message structure code. Refer to HL7 Table 0354 – Message Structure in section 2.17.3 for valid values.

Datatype: NM - Numeric

Een getal dat wordt gerepresenteerd door een reeks ASCII numerieke tekens met optioneel een startteken (+ of -), de cijfers en een optionele decimaalscheider in de vorm van een punt ".". Als er geen startteken aanwezig is, is het positief getal. Als er geen decimale punt in het getal aanwezig is, dan is het een natuurlijk getal (integer).

Voorloopnullen, of nullen na het laatste getal achter een decimale punt, zijn niet significant. De volgende twee waarden met verschillende representaties zijn identiek "01.20" en "1.2". Behalve het optionele startteken (+ of -) en de optionele decimale punt (.), zijn er geen andere tekens dan ASCII cijfers toegestaan. Dus de waarde <12 moet worden doorgegeven als met datatype structured numeric (SN) (voorkeur) of datatype string (ST) (toegestaan, geen voorkeur).

Datatype: PL - Person location RIVM

HL7 Component Table - PL - PL - Person location RIVM
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 IS O 0302 Point of Care
2 IS O 0303 Room
3 IS O 0304 Bed
4 HD C Facility
5 IS O 0306 Location Status
6 IS R 0305 Person Location Type
7 IS O 0307 Building
8 IS O 0308 Floor
9 ST O Location Description
10 EI O Comprehensive Location Identifier
11 HD O Assigning Authority for Location

Dit datatype wordt gebruikt voor het doorgeven van een patiëntlocatie binnen een zorginstelling. Welke componenten een waarde krijgen hangt af van de lokale vereisten. Een patiënt die thuis wordt behandeld bijvoorbeeld, heeft alleen een waarde in "person location type". Het datatype wordt meestal gebruikt voor identificatie van patiëntlocaties, maar kan ook verwijzen naar andere personen in een zorgsituatie.

NB: Dit datatype bevat diverse locatie-aanduidingen die moet worden beschouwd in volgorde van meer generiek naar meer specifiek: afdeling, gebouw, verdieping, point of care, kamer, bed.

Extra informatie over een locatie die wordt gedefinieerd met deze componenten kan worden toegevoegd in de volgende componenten: person location type, location description en location status.

Voorbeeld: Verpleegafdeling

Verpleegafdeling in een openbaar ziekenhuis: 4 Oost, kamer 136, bed B

4E^136^B^OpenbaarZiekenhuis^^N^^^

Voorbeeld: Kliniek

Een kliniek in een universitair ziekenhuis: Afdeling Interne Geneeskunde in het Briones gebouw, 3de verdieping.

InterneGeneeskunde^^^UniversitairZiekenhuis^^C^Briones^3^

Voorbeeld: Thuis

De patiënt werd thuis behandeld.

^^^^^H^^^

PL-1 Point of Care (IS)

-

PL-2 Room (IS)

-

PL-3 Bed (IS)

-

PL-4 Facility (HD)

Bevat de AGB code van de (fysieke locatie van de) zorginstelling.
Constraint
Voor ISIS-AR verplicht indien dit een ziekenhuis of een verpleeghuis betreft (dus voorlopig niet voor huisartsen of andere zorginstellingen).

PL-5 Location Status (IS)

-

PL-6 Person Location Type (IS)

Type afdeling binnen het ziekenhuis waar de patiënt verbleef ten tijde van de afname van het materiaal.
Terminologiekoppeling
Waardelijst 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.411 RIVM ISIS-AR Type Afdeling (DYNAMISCH)

PL-7 Building (IS)

-

PL-8 Floor (IS)

-

PL-9 Location Description (ST)

-

PL-10 Comprehensive Location Identifier (EI)

-

PL-11 Assigning Authority for Location (HD)

-

Datatype: PRL - Parent result link

HL7 Component Table - PRL - PRL - Parent result link
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 CE R Parent Observation Identifier
2 ST O Parent Observation Sub-identifier
3 TX O Parent Observation Value Descriptor

Identificeert het OBX-segment van het bovenliggende resultaat gerelateerd aan de huidige aanvraag samen met de informatie in OBR-29 Parent.

Gebruiksaanwijzing: Dit datatype wordt alleen gebruikt in OBR-26 - Parent Result waar het dient om informatie te geven over andere type koppelingen (bijvoorbeeld toxicologie). Deze belangrijke informatie identificeert, samen met de informatie in OBR-29 Parent, uniek het OBX-segment van het bovenliggende resultaat gerelateerd aan deze aanvraag. De waarde van dit OBX-segment in het bovenliggende resultaat is het organisme waarover het verslag van deze battery gaat. Als de huidige battery een anti-microbiële gevoeligheid is, dan bevat de geïdentificeerde OBX in het bovenliggende resultaat het organisme waarop de gevoeligheidstesten zijn gedaan. Deze indicate koppeling geniet de voorkeur omdat de naam van het organisme in het bovenliggende resultaat diverse voorlopige waarden kan hebben voor voltooiing.

We benadrukken dat dit veld niet het hele resultaat van zijn bovenliggende bevat. Het is alleen bedoeld voor de weergavenaam van het geïdentificeerde organisme of chemische suborganisme. Dit veld is alleen togevoegd voor het bieden van een manier om de koppeling te kunnen leggen met het bovenlliggende resultaat voor systemen die geen niet-ambigue Observation ID's en sub-ID's kunnen genereren.

Dit veld is alleen aanwezig als het bovenliggende resultaat wordt geïdentificeerd in OBR-29 Parent en dit bovenliggende resultaat diverse onderliggende aanvragen heeft voor elk van de meerdere resultaten. Zie hoofdstuk 7 voor meer details over dit type koppeling.

Vervangt het datatype CM gebruikt in secties 4.5.3.26 OBR-26 en 7.4.1.26 OBR-26 vanaf v2.5.

PRL-1 Parent Observation Identifier (CE)

en-US Contains the unique identifier of the parent observation as defined in the OBX-3 of the parent result. The value is the same as the OBX-3 of the parent.

PRL-2 Parent Observation Sub-identifier (ST)

en-US Contains the sub-ID of the parent result as defined in the OBX-4 of the parent result. The value is the same as the OBX-4 of the parent.

PRL-3 Parent Observation Value Descriptor (TX)

en-US

Contains a descriptor of the parent observation value as specified in the OBX-5 of the parent result.

As an example, the third component may be used to record the name of the microorganism identified by the parent result directly. The organism in this case should be identified exactly as it is in the parent culture.

Datatype: PT - Processing type

HL7 Component Table - PT - PT - Processing type
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 ID O 0103 Processing ID
2 ID O 0207 Processing Mode
Dit datatype geeft aan of een bericht verwerkt moet worden zoals gedefinieerd in de HL7 Application (level 7) Processing regels.

PT-1 Processing ID (ID)

en-US A value that defines whether the message is part of a production, training, or debugging system. Refer to HL7 Table 0103 - Processing ID for valid values.

PT-2 Processing Mode (ID)

en-US A value that defines whether the message is part of an archival process or an initial load. Refer to HL7 Table 0207 - Processing mode for valid values.

Datatype: SI - Sequence ID

Een niet-negatief natuurlijk getal in de vorm van een NM-veld. Gebruik van dit datatype wordt gedefinieerd in de hoofdstukken met segmenten en berichten die het datatype gebruiken.

Datatype: SN - Structured numeric

HL7 Component Table - SN - SN - Structured numeric
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 ST O Comparator
2 NM O Num1
3 ST O Separator/Suffix
4 NM O Num2

Het datatype structured numeric wordt gebruikt om niet-ambigue numerieke klinische resultaten door te geven inclusief kwalificaties. Hiermee kunnen ontvangende systemen de componenten separaat bewaren, en numerieke databasequeries faciliteren. De corresponderende set waarden in de componenten <comparator> en <separator/suffix> zijn bedoeld als autoritieve en complete set. Als er aanvullende waarden vereist zijn voor de componenten <comparator> en <separator/suffix>, dan moeten deze worden aangeboden aan HL7 voor toevoeging in de standaard.

Als <num1> en <num2> beide niet-leeg zijn, dan moet de separator/suffix ook niet-null zijn. Als de separator "-" is, dan is het gegevensbereik inclusief; bijv., <num1> - <num2> definieert een reeks getallen x, zodanig dat: <num1> <=x<= <num2>.

SN-1 Comparator (ST)

en-US

Defined as greater than, less than, greater than or equal, less than or equal, equal, and not equal, respectively (= ">" or "<" or ">=" or "<=" or "=" or "<>"

If this component is not valued, it defaults to equal ("=").

SN-2 Num1 (NM)

en-US A number.

SN-3 Separator/Suffix (ST)

en-US "-" or "+" or "/" or "." or ":"

SN-4 Num2 (NM)

en-US A number or null depending on the measurement.

Datatype: ST - String

Strings zijn links uitgelijnd met optioneel witruimte aan het einde. Elk zichtbaar (afdrukbaar) ASCII teken is toegestaan (hexadecimale waarden tussen 20 en 7E, inclusief, of ASCII decimale waarden tussen 32 en 126), behalve de gedefinieerde escapetekens en gedefinieerde scheidingstekens.

Voorbeeld:

|bijna alle soorten gegevens|

Om een HL7 scheidingstekens te gebruiken (behalve het segmentscheidingsteken) binnen een string-veld, gebruikt u de relevante HL7 escape-sequentie (zie sectie 2.7.1, "Formatting Codes").

Gebruiksaanwijzing: Het datatype ST is bedoeld voor korte strings (bijv. minder dan 200 tekens). Voor langere strings moeten de datatypen TX of FT worden gebruikt (zie secties 2.A.78, "TX - text data" of 2.A.31, "FT - formatted text data").

 

Opmerking over alternatieve tekensets: ST - string-gegevens kan ook worden gebruikt voor andere tekensets. Zie sectie 2.15.9.18, "Character set," en sectie 2.15.9.20, "Alternate character set handling" voor details.

Datatype: TM - Time

Specificeert het uur van de dag met optionele minuten, seconden, fracties van seconden op basis van de 24-uurs kloknotatie en tijdzone.

Vanaf v2.3, is het aantal tekens (exclusief de tijdzone specificatie) bepalend voor de precisie.

Formaat: UU[MM[SS[.S[S[S[S]]]]]][+/-ZZZZ]

Dus:

  1. de eerste twee worden gebruikt voor precisie van "uur"
  2. de eerste vier worden gebruikt voor precisie van "minuut"
  3. de eerste zes worden gebruikt voor precisie van "seconde"
  4. de eerste acht worden gebruikt voor precisie van "een tiende van een seconde"
  5. de eerste elf worden gebruikt voor precisie van "een duizendste van een seconde"

Voorbeeld: |0630| betekent 06:30 's-morgens.

De fractionele seconden kunnen worden verzonden door een zender die meer precisie nodig heeft dan hele seconden. Fractionele representaties van minuten, uren of andere hogere-orde tijdeenheden zijn niet toegestaan.

NB: De tijdzone [+/-ZZZZ], indien gebruikt, is beperkt tot legaal gedefinieerde tijdzones en worden gerepresenteerd in het formaat UUMM.

De tijdzone van de zender kan optioneel worden verstuurd als offset van de Coordinated Universal Time (vooreen bekend als Greenwich Mean Time). Als de tijdzone niet aanwezig is in een bepaald TM-veld maar aanwezig is in het date/time veld in het MSH-segment, wordt de MSH-waarde gebruikt als de standaardtijdzone. In andere gevallen wordt deze geacht de lokale tijd van de zender te zijn.

Voorbeelden:

Tijd Omschrijving
|0000| middernacht
|235959+1100| 1 seconde vóór middernacht in een tijdzone elf uur verder dan Universal Coordinated Time (d.w.z., ten oosten van Greenwich).
|0800| Acht uur 's-ochtends, lokale tijd van de zender.
|093544.2312| 44.2312 seconden na negen uur vijfendertig 's-ochtends, lokale tijd van de zender.
|13| 13 uur (met precisie tot op het uur), lokale tijd van de zender.

Vóór v2.3, werd dit datatype gespecificeerd met als formaat UUMM[SS[.SSSS]][+/-ZZZZ]. Vanaf v2.3 zijn minuten niet langer vereist. Op basis van lokale afspraken kan UUMM[SS[.SSSS]][+/-ZZZZ] worden gebruikt ten behoeve van backward compatibiliteit.

Datatype: TS - Time stamp

HL7 Component Table - TS - TS - Time stamp
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 DTM R Time
2 ID O 0529 Degree of Precision

Specificeert een moment in de tijd.

Formaat: JJJJ[MM[DD[UU[MM[SS[.S[S[S[S]]]]]]]]][+/-ZZZZ]^<degree of precision>

TS-1 Time (DTM)

en-US

The point in time.

See section 2.A.22, "DTM - date/time" for the full description of this component

TS-2 Degree of Precision (ID)

en-US

Retained only for purposes of backward compatibility as of v 2.3. Refer to component 1 for current method of designating degree of precision.

Definition: Indicates the degree of precision of the time stamp (Y = year, L = month, D = day, H = hour, M = minute, S = second). Refer to HL7 Table 0529 – Precision for valid value.

Note that the Degree of Precision is either the same as or overrides the precision indicated by the first component. It may not indicate greater precision. In the following example, the second component overrides the first and indicates a lesser precision, April 1999.

|199904011200^L|

Datatype: VID - Version identifier

HL7 Component Table - VID - VID - Version identifier
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 ID O 0104 Version ID
2 CE O 0399 Internationalization Code
3 CE O International Version ID

VID-1 Version ID (ID)

en-US Used to identify the HL7 version. Refer to HL7 Table 0104 – Version ID in section 2.15.9.12 for valid values.

VID-2 Internationalization Code (CE)

en-US

Used to identify the international affiliate country code. The values to be used are those of ISO 3166 -1:1977. The ISO 3166 table has three separate forms of the country code: HL7 specifies that the 3-character (alphabetic) form be used for the country code.

Refer to HL7 Table 0399 – Country code in section 2.15.9.17 for the 3-character codes as defined by ISO 3166 table.

VID-3 International Version ID (CE)

en-US This field component identifies international affiliate’s version; it is especially important when the international affiliate has more than a single local version associated with a single US version.

Datatype: XAD - Extended address NL

HL7 Component Table - XAD - XAD - Extended address NL
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 SAD O Street Address
2 ST O Other Designation
3 ST O City
4 ST O State or Province
5 ST O Zip or Postal Code
6 ID O 0399 Country
7 ID O 0190 Address Type
8 ST O Other Geographic Designation
9 IS O 0289 County/Parish Code
10 IS O 0288 Census Tract
11 ID O 0465 Address Representation Code
12 DR O Address Validity Range
13 TS O Effective Date
14 TS O Expiration Date
Vervangt het AD datatype vanaf versie 2.3. In deze Nederlandse versie van het datatype XAD zijn voor de onderdelen die relevant zijn voor Nederlandse adressen enkele specifieke invulinstructies ingevoegd.

XAD-1 Street Address (SAD)

Adres straat - Vanaf versie 2.4 is ‘street address’ een samengesteld datatype, waar in de verschillende onderdelen van het adres in verschillende subcomponenten kunnen worden opgenomen

XAD-2 Other Designation (ST)

Huisnummertoevoeging

XAD-3 City (ST)

Woonplaats

XAD-4 State or Province (ST)

Staat of provincie. Meestal niet relevant, maar gebruiken bij plaatsnamen in meerdere provincies zoals Afferden (Gelderland en Limburg) en Bergen (Noord-Holland en Limburg)

XAD-5 Zip or Postal Code (ST)

Postcode, indien een Nederlandse postcode dan zonder spaties dus bijv. 2316XA. Merk op dat de HL7v3 specificatie met een spatie voorschrijft. Er is hier bewust gekozen voor compatibiliteit met de officiële HL7v2.4 NL specificatie.
target lu-concept-1627 Postcode String Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt / Adresgegevens /
Definitie: De code behorende bij de straatnaam en het huisnummer.

XAD-6 Country (ID)

Land
target lu-concept-1631 Land Code Gegevensset e-Lab
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt / Adresgegevens /
Definitie: Landnaam die aangeeft waar het adres zich bevindt.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst " Land " (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.101.11.13 / DYNAMISCH)

XAD-7 Address Type (ID)

Adrestype. Voor het eerste adres moet deze de waarde ‘M’ (mailing) hebben. Andere adressen kunnen ook worden doorgegeven, zoals bijv. huisadres (‘H’), of tijdelijk/verblijfsadres (‘C’).
Terminologiekoppeling
Waardelijst 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.409 Adrestype HL7v2 NL (DYNAMISCH)

XAD-8 Other Geographic Designation (ST)

Andere geografische aanduiding. N.v.t. voor Nederlandse adressen

XAD-9 County/Parish Code (IS)

County/graafschap code. N.v.t. voor Nederlandse adressen

XAD-10 Census Tract (IS)

Census tract. N.v.t. voor Nederlandse adressen.

XAD-11 Address Representation Code (ID)

Representatiecode adres. N.v.t. voor Nederlandse adressen

XAD-12 Address Validity Range (DR)

Adres geldigheidsperiode. Hierin kunnen eventueel de begin- en einddatum worden doorgegeven waarbinnen een adres geldig is. Dit kan bijv. voor tijdelijke adressen relevant zijn. Het is echter gemarkeerd als obsoleet en behouden voor backward compatbility in versie 2.5. Zie in plaats daarvan XAD.13 en XAD.14.

XAD-13 Effective Date (TS)

Geldigheidsdatum. De eerste datum, indien bekend, waarop het adres geldig is/was en actief.

XAD-14 Expiration Date (TS)

Verloopdatum. De laatste datum, indien bekend, waarop het adres geldig is/was en actief.

Datatype: XPN - Extended person name

HL7 Component Table - XPN - XPN - Extended person name
SEQ DT OPT TBL# ELEMENT NAME
1 FN O Family Name
2 ST O Given Name
3 ST O Second and Further Given Names or Initials Thereof
4 ST O Suffix (e.g., JR or III)
5 ST O Prefix (e.g., DR)
6 IS O 0360 Degree (e.g., MD)
7 ID O 0200 Name Type Code
8 ID O 0465 Name Representation Code
9 CE O 0448 Name Context
10 DR O Name Validity Range
11 ID O 0444 Name Assembly Order
12 TS O Effective Date
13 TS O Expiration Date
14 ST O Professional Suffix

Vervangt datatype PN vanaf v2.3.

Opmerking internationaal: In landen met ideographische of syllabische (fonetische) tekensets, is het soms nodig om de naam in beide structuren te versturen, naast de alfabetische. Het schakelen tussen de verschillende tekensets kan worden met tekesets zoals JIS X 0202 - ISO 2022 die een escape-sequentie bevatten voor het schakelen tussen verschillende tekensets en tussen teken-representaties van één byte en van meerdere bytes. Door het naamveld te herhalen kunnen de verschillende representaties van de naam worden doorgegeven met deze verschillende tekensets. De details zijn als volgt. (Zie ook sectie 2.9.2, "Escape sequences supporting multiple character sets for PN, XPN, XCN, XON, XAD, FT, ST and TX data types.")

HL7 ondersteunt de volgende standaarden voor Japanse tekens:

  • JIS X 0201 voor ISO-IR 13 (Japanese Katakana)
  • JIS X 0201 voor ISO-IR 14 (Japanese Romaji)
  • JIS X 0208 voor ISO-IR 87 (Japanese Kanji, Hiragana en Katakana)
  • JIS X 0212 voor ISO-IR 159 (supplement Japanese Kanji)

HL7 ondersteunt de volgende standaarden voor Europese tekens:

  • ISO 8859 (1-9) voor ISO-IR 100, 101, 109, 110, 144,127, 126, 138 en 148.

Tekensets worden in HL7 aangeduid als ASCII, 8859/1,8859/2, ISO IR14, ISO IR87, en ISO IR159. DICOM gebruikt de codes uit ISO 2375, in de vorm 'ISO-IR xxx'. HL7 ondersteunt ook de namen, ten behoeve van interoperabiliteit.

HL7 gebruikt de Basic G0 Set van de International Reference Version van ISO 646:1990 (ISO IR-6) als de standaardtekens voor strings. Dit is een tekenset van één byte identiek aan ASCII.

Elke herhaling van een XPN, XON, XCN, of XAD-veld wordt geacht te beginnen met de standaard tekenset. Als er een andere tekenset wordt gebruikt, dan wordt de HL7-gedefinieerde escape-sequentie gebruikt om deze tekenset aan te kondigen aan het begin van de herhaling, en wordt de HL7-gedefineerde escape-sequentie gebruikt om te beginnen met de standaardtekenset aan het einde van de herhaling. Merk ook op dat diverse tekensets door elkaar kunnen worden gebruikt binnen één herhaling, zolang de herhaling eindigt met een terugkeer naar de standaardtekenset.

Een applicatie met specificeren welke tekensets deze ondersteunt in het veld "MSH-18 Character Sets" en welke verwerking voor tekensets het ondersteunt in het veld MSH-20-Alternate character set handling scheme. De aanname is dat de zendende en ontvangende applicaties weten hoe ze tekensetnamen moeten mappen (d.w.z. ISO-IR xxx) op escape-sequenties.

In veel Japanse berichten bijvoorbeeld is er een mix van Romaji (d.w.z. Romeinse tekens), Katakana (fonetische representatie van buitenlandse woorden), Hiragana (fonietische representatie van Japanse woorden) en Kanji (pictogrammen). Voor zo'n bericht moeten 4 tekensets worden gespecifcieerd in het MSH-segment.

Referenties voor Internationalisatie van namen
Referentie Omschrijving
1. "Understanding Japanese Information Processing" van Ken Lunde, O’Reilly Press
2. NEMA PS3.5 - DICOM Part 5: Data Structure and Semantics
3. ANSI X3.4:1986 ASCII tekenset
4. ISO 646:1990 Information Processing - ISO 7-bit coded character set for information interchange
5. ISO/IEC 2022:1994 Information Technology - Character code structure and extension techniques
6. ISO 2375:1986 Data Processing - Procedure for the registration of escape sequences
7. ISO 6429:1990 Information Processing - Control functions for 7-bit and 8-bit coded character sets
8. ISO 8859 (1-9) Information Processing - 8-bit single-byte coded graphic character sets - delen 1-9
9. ENV 41 503:1990 Information systems interconnection - European graphic character repertoires and their coding