Lab2PublicHealth
Scenario: Lab2PublicHealth
CreationDate | 2014-12-02T14:45:58 |
Id | 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.3.3 |
LifecycleStatus | Draft |
Transactiegroep - Notificatie resultaten
CreationDate | 2014-12-02T14:45:58 |
Id | 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.4.9 |
LifecycleStatus | Draft |
Diagram
OUL_R22 - Notificatie resultaten
ActorReceiver | Volksgezondheid monitoringsysteem |
ActorSender | Bronsysteem labresultaten |
CreationDate | 2014-12-02T14:45:58 |
Id | 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.4.10 |
LifecycleStatus | Draft |
SPM | Patiëntmateriaal waarop het onderzoek plaatsvindt. |
{ | |
OBR | OBR voor het identificeren van de micro-organismen uit het materiaal.
Mogelijke LOINC order codes (OBR-4): |
ORC | ORC (Common Order segment) |
{ OBX } | 1 OBX record per micro-organisme isolaat |
{ | |
OBR | OBR per micro-organisme isolaat, per order voor resistentieonderzoek(en). De OBR verwijst
naar een OBX hierboven, met het micro-organisme waarover het gaat.
Mogelijke LOINC order codes (OBR-4): |
{ OBX } | 1 OBX record per gevoeligheidsbepaling / isolaattest
In het meest recente voorstel worden aparte OBX’en gebruikt voor de verschillende gemeten MIC waarden (zonder interpretatie) en de interpretatie van de (verschillende) metingen. De interpretatie wordt genoteerd bij de methodeloze variant van de LOINC. Voorbeeld waarbij voor meropenem een vitek-bepaling en een e-test zijn gedaan: OBX|1|ST|6652-2^Meropenem [Susceptibility] by Minimum inhibitory concentration (MIC)^LN||>=16|mg/L||null|…OBX|2|ST|7029-2^Meropenem [Susceptibility] by Gradient strip^LN||8,0|mg/L||null|… OBX|3||18943-1^Meropenem [Susceptibility]^LN|||||R|… |
} | |
} |
OUL_R22 | Lab2PublicHealth Resultaatbericht (OUL^R22) |
---|---|
MSH | Lab2Lab MSH segment (resultaat) |
PID | --- PATIENT - Lab2PublicHealth PID segment |
PV1 | --- VISIT - Lab2PublicHealth PV1 segment |
{ | --- SPECIMEN begin |
SPM | Lab2PublicHealth SPM segment |
{ | --- ORDER begin |
OBR | Lab2PublicHealth OBR segment |
ORC | Lab2Lab ORC segment (resultaat) |
[{ TQ1 }] | --- TIMING_QTY - Lab2Lab TQ1 segment (aanvraag) |
{ OBX } | --- RESULT - Lab2PublicHealth OBX segment |
} | --- ORDER end |
} | --- SPECIMEN end |
Segmenten 41
Segment: Lab2Lab MSH segment (aanvraag)
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | ST | R | 00001 | Field Separator | ||
2 | ST | R | 00002 | Encoding Characters | ||
3 | HD | R | 0361 | 00003 | Sending Application | |
4 | HD | C | 0362 | 00004 | Sending Facility | |
5 | HD | R | 0361 | 00005 | Receiving Application | |
6 | HD | C | 0362 | 00006 | Receiving Facility | |
7 | TS | R | 00007 | Date/Time Of Message | ||
9 | MSG | R | 00009 | Message Type | ||
10 | ST | R | 00010 | Message Control ID | ||
11 | PT | R | 00011 | Processing ID | ||
12 | VID | R | 00012 | Version ID | ||
15 | ID | R | 0155 | 00015 | Accept Acknowledgment Type | |
16 | ID | R | 0155 | 00016 | Application Acknowledgment Type | |
17 | ID | O | 0399 | 00017 | Country Code | |
18 | ID | R | 0211 | 00692 | Character Set | |
21 | EI | R | Y | 01598 | Message Profile Identifier |
Segment: Lab2Lab MSH segment (aanvraag) velddefinities
MSH-1 Field Separator (ST) 00001
MSH-2 Encoding Characters (ST) 00002
MSH-3 Sending Application (HD) 00003
MSH-4 Sending Facility (HD) 00004
Dit veld definieert de zendende applicatie nader, MSH-3-sending application. Met de promotie van dit veld naar het datatype HD, is het gebruik verbreed met niet alleen de zendende instelling maar ook andere organisatorische eenheden zoals a) de organisatorische eenheid verantwoordelijk voor de zendende applicatie; b) de verantwordelijke eenheid; c) een product- of levernaciersidentificatie, etc. De waarden worden lokaal bepaald. User-defined Table 0362 - Facility wordt gebruikt voor de waarden van het eerste component.
NB: Afhankelijk van lokale afspraken, kunnen implementers User-defined Table 0300 – Namespace ID blijven gebruiken voor het eerste component.
MSH-5 Receiving Application (HD) 00005
MSH-6 Receiving Facility (HD) 00006
Dit veld definieert de ontvangende applicatie nader tussen diverse instanties van de applicatie ten behoeve van verschillende organisaties. De waarden worden lokaal bepaald. User-defined Table 0362 - Facility wordt gebruikt voor de waarden van het eerste component.
NB: Afhankelijk van lokale afspraken, kunnen implementers User-defined Table 0300 – Namespace ID blijven gebruiken voor het eerste component.
MSH-7 Date/Time Of Message (TS) 00007
Dit veld bevat de datum/tijd dat het zendende systeem het bericht heeft gemaakt. Als de tijdzone is opgegeven, dan wordt deze gebruikt als standaardtijdzone voor de rest van het bericht.
NB: Dit veld is required gemaakt in versie 2.4. Berichten met versies voor 2.4 hoeven dit veld niet gebruiken. Dit ondersteunt backward compatibiliteit.
MSH-9 Message Type (MSG) 00009
MSH-10 Message Control ID (ST) 00010
MSH-11 Processing ID (PT) 00011
- Tijdens de pilot: T
- Tijdens productie: P
MSH-12 Version ID (VID) 00012
MSH-15 Accept Acknowledgment Type (ID) 00015
MSH-16 Application Acknowledgment Type (ID) 00016
MSH-17 Country Code (ID) 00017
Dit veld bevat het land van oorsprong voor het bericht. Het gebruik is voor ten behoeve van het instellen van bepaalde standaardwaarden zoals munteenheden. De waarden komen uit ISO 3166. De tabel ISO 3166 heeft drie vormen voor de landcode: HL7 specificeert gebruik van de 3-teken (alphabetic) vorm voor de landcode.
Zie HL7 Table 0399 – Country code voor de 3-teken codes uit ISO 3166-1. Nederland is NLD
MSH-18 Character Set (ID) 00692
MSH-21 Message Profile Identifier (EI) 01598
Segment: Lab2Lab MSH segment (resultaat)
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | ST | R | 00001 | Field Separator | ||
2 | ST | R | 00002 | Encoding Characters | ||
3 | HD | R | 0361 | 00003 | Sending Application | |
4 | HD | R | 0362 | 00004 | Sending Facility | |
5 | HD | R | 0361 | 00005 | Receiving Application | |
6 | HD | R | 0362 | 00006 | Receiving Facility | |
7 | TS | R | 00007 | Date/Time Of Message | ||
9 | MSG | R | 00009 | Message Type | ||
10 | ST | R | 00010 | Message Control ID | ||
11 | PT | R | 00011 | Processing ID | ||
12 | VID | R | 00012 | Version ID | ||
15 | ID | R | 0155 | 00015 | Accept Acknowledgment Type | |
16 | ID | R | 0155 | 00016 | Application Acknowledgment Type | |
17 | ID | O | 0399 | 00017 | Country Code | |
18 | ID | R | 0211 | 00692 | Character Set | |
21 | EI | R | 01598 | Message Profile Identifier |
Segment: Lab2Lab MSH segment (resultaat) velddefinities
MSH-1 Field Separator (ST) 00001
MSH-2 Encoding Characters (ST) 00002
MSH-3 Sending Application (HD) 00003
lu-concept-258 | Organisatieidentificatie | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens uitvoerend
lab /
Definitie: Identificatie van de organisatie. Dit moet een herkenbare identificatie zijn voor
zender en ontvanger. Voorbeelden zulke identificaties zijn UZI-registerabonneenummer
(URA, n8), Vektis AGB-Z (n8) and Lab ID (n3)
|
MSH-4 Sending Facility (HD) 00004
Dit veld definieert de zendende applicatie nader, MSH-3-sending application. Met de promotie van dit veld naar het datatype HD, is het gebruik verbreed met niet alleen de zendende instelling maar ook andere organisatorische eenheden zoals a) de organisatorische eenheid verantwoordelijk voor de zendende applicatie; b) de verantwordelijke eenheid; c) een product- of levernaciersidentificatie, etc. De waarden worden lokaal bepaald. User-defined Table 0362 - Facility wordt gebruikt voor de waarden van het eerste component.
NB: Afhankelijk van lokale afspraken, kunnen implementers User-defined Table 0300 – Namespace ID blijven gebruiken voor het eerste component.
MSH-5 Receiving Application (HD) 00005
lu-concept-250 | Organisatieidentificatie | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend
lab /
Definitie: Identificatie van de organisatie. Dit moet een herkenbare identificatie zijn voor
zender en ontvanger. Voorbeelden zulke identificaties zijn UZI-registerabonneenummer
(URA, n8), Vektis AGB-Z (n8) and Lab ID (n3)
|
MSH-6 Receiving Facility (HD) 00006
Dit veld definieert de ontvangende applicatie nader tussen diverse instanties van de applicatie ten behoeve van verschillende organisaties. De waarden worden lokaal bepaald. User-defined Table 0362 - Facility wordt gebruikt voor de waarden van het eerste component.
NB: Afhankelijk van lokale afspraken, kunnen implementers User-defined Table 0300 – Namespace ID blijven gebruiken voor het eerste component.
MSH-7 Date/Time Of Message (TS) 00007
Dit veld bevat de datum/tijd dat het zendende systeem het bericht heeft gemaakt. Als de tijdzone is opgegeven, dan wordt deze gebruikt als standaardtijdzone voor de rest van het bericht.
NB: Dit veld is required gemaakt in versie 2.4. Berichten met versies voor 2.4 hoeven dit veld niet gebruiken. Dit ondersteunt backward compatibiliteit.
MSH-9 Message Type (MSG) 00009
MSH-10 Message Control ID (ST) 00010
MSH-11 Processing ID (PT) 00011
- Tijdens de pilot: T
- Tijdens productie: P
MSH-12 Version ID (VID) 00012
MSH-15 Accept Acknowledgment Type (ID) 00015
MSH-16 Application Acknowledgment Type (ID) 00016
MSH-17 Country Code (ID) 00017
Dit veld bevat het land van oorsprong voor het bericht. Het gebruik is voor ten behoeve van het instellen van bepaalde standaardwaarden zoals munteenheden. De waarden komen uit ISO 3166. De tabel ISO 3166 heeft drie vormen voor de landcode: HL7 specificeert gebruik van de 3-teken (alphabetic) vorm voor de landcode.
Zie HL7 Table 0399 – Country code voor de 3-teken codes uit ISO 3166-1. Nederland is NLD
MSH-18 Character Set (ID) 00692
MSH-21 Message Profile Identifier (EI) 01598
Segment: NTE - Notes and Comments
The NTE segment is defined here for inclusion in messages defined in other chapters. It is commonly used for sending notes and comments.
The technical committees define the meaning of the NTE segments within the context of the messages in their chapters. For each NTE, the description in the message attribute table should include an indication of the segment associated with the NTE, for example "Notes and Comments for the PID".
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00096 | Set ID - NTE | ||
3 | FT | R | Y | 00098 | Comment | |
4 | CE | R | 0364 | 01318 | Comment Type |
Segment: NTE - Notes and Comments velddefinities
NTE-1 Set ID - NTE (SI) 00096
NTE-3 Comment (FT) 00098
Dit veld bevat de opmerkingtekst van dit segment.
NB: Sinds v2.2 volgt dit veld datatype FT in plaats van TX. Aangezien er geen verschil is tussen datatype FT zonder aanvullende opmaakcommando's en het datatype TX, is deze wijziging backward compatibel met de voorgaande versies.
NTE-4 Comment Type (CE) 01318
Dit veld bevat een waarde om het type opmerking dat wordt gestuurd te duiden. Zie User-Defined Table 0364 - Comment Type voor voorgestelde waarden.
NB: Er bestaat ook al een veld in het NTE-segment voor identificatie van de Sources of Comment (bijv. ancillary, placer, anders). Sommige systemen moet echter ook andere typen opmerkingen kunnen onderscheiden (bijv., instructies, reden, opmerkingen, etc.). Om die reden kan voor ieder type opmerking een apart NTE-segment worden gebruikt (bijv., instructies op de ene NTE en opmerkingen in een andere NTE).
De volgende waarden worden door RIVM Type-Ned onderscheiden in resultaatberichten:
- PI - Patiëntinstructies
- AI - Aanvullende instructies
- GI - Algemene instructies
- 1R - Primaire reden
- 2R - Secundaire reden
- GR - Algemene reden
- RE - Opmerking
- DR - Duplicaat/interactie reden
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00096 | Set ID - NTE | ||
3 | FT | R | Y | 00098 | Comment | |
4 | CE | R | 0364 | 01318 | Comment Type |
Segment: NTE Externe factor ziekenhuisopname buitenland velddefinities
NTE-1 Set ID - NTE (SI) 00096
NTE-3 Comment (FT) 00098
lu-concept-2992 | Ziekenhuisopname | Boolean | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Verblijf in buitenland /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "266938001" (Hospital patient (finding)) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.96
SNOMED CT
|
NTE-4 Comment Type (CE) 01318
Segment: Lab2Lab OBR segment (aanvraag) 2
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00237 | Set ID - OBR | ||
2 | EI | O | 00216 | Placer Order Number | ||
4 | CE | R | 00238 | Universal Service Identifier | ||
16 | XCN | O | Y | 00226 | Ordering Provider | |
17 | XTN | O | Y | 00250 | Order Callback Phone Number | |
25 | ID | C | 0123 | 00258 | Result Status | |
31 | CE | O | Y | 00263 | Reason for Study |
Segment: Lab2Lab OBR segment (aanvraag) velddefinities
OBR-1 Set ID - OBR (SI) 00237
OBR-2 Placer Order Number (EI) 00216
OBR-4 Universal Service Identifier (CE) 00238
OBR-16 Ordering Provider (XCN) 00226
OBR-17 Order Callback Phone Number (XTN) 00250
OBR-25 Result Status (ID) 00258
OBR-31 Reason for Study (CE) 00263
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00237 | Set ID - OBR | ||
2 | EI | R | 00216 | Placer Order Number | ||
3 | EI | R | 00217 | Filler Order Number | ||
4 | CE | R | 00238 | Universal Service Identifier | ||
16 | XCN | O | Y | 00226 | Ordering Provider | |
17 | XTN | O | Y | 00250 | Order Callback Phone Number | |
25 | ID | O | 0123 | 00258 | Result Status | |
26 | PRL | C | 00259 | Parent Result | ||
29 | EIP | C | 00261 | Parent | ||
31 | CE | O | Y | 00263 | Reason for Study |
Segment: Lab2Lab OBR segment (resultaat) velddefinities
OBR-1 Set ID - OBR (SI) 00237
OBR-2 Placer Order Number (EI) 00216
lu-concept-240 | Opdrachtnummer | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: -
|
OBR-3 Filler Order Number (EI) 00217
lu-concept-241 | Ordernummer uitvoerder | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: Filler order number
|
OBR-4 Universal Service Identifier (CE) 00238
lu-concept-3284 | Gevraagd onderzoek | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Aanvragen per lab / Aanvragen per materiaal /
Definitie: Losse test of organizer van testen
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
LOINC_UnknownOther
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.11 / DYNAMISCH)
|
||||
lu-concept-283 | Onderzoek | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek /
Definitie: Feitelijk organizer van tests , zie onder.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
LOINC_UnknownOther
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.11 / DYNAMISCH)
|
OBR-16 Ordering Provider (XCN) 00226
lu-concept-245 | Naam | String | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend
lab /
Definitie: -
|
OBR-17 Order Callback Phone Number (XTN) 00250
lu-concept-1735 | Telefoonnummers | Gegevensset e-Lab | ||
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend
lab / Overige contactgegevens /
|
||||
lu-concept-1738 | Faxnummers | Gegevensset e-Lab | ||
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend
lab / Overige contactgegevens /
|
||||
lu-concept-1741 | E-mailadressen | Gegevensset e-Lab | ||
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend
lab / Overige contactgegevens /
|
OBR-25 Result Status (ID) 00258
lu-concept-242 | Status resultaat | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
ActStatus
" (2.16.840.1.113883.1.11.15933 / DYNAMISCH)
|
OBR-26 Parent Result (PRL) 00259
OBR-29 Parent (EIP) 00261
OBR-31 Reason for Study (CE) 00263
lu-concept-561 | Reden aanvraag | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Opdracht vraagstelling /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project. De context waarin een bepaald onderzoek
wordt aangevraagd. Deze context werkt samen met, maar is anders dan de klinische vraag.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
RedenAanvraag
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.9 / DYNAMISCH)
|
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00237 | Set ID - OBR | ||
2 | EI | O | 00216 | Placer Order Number | ||
3 | EI | R | 00217 | Filler Order Number | ||
4 | CE | R | 00238 | Universal Service Identifier | ||
16 | XCN | O | Y | 00226 | Ordering Provider | |
17 | XTN | O | Y | 00250 | Order Callback Phone Number | |
25 | ID | R | 0123 | 00258 | Result Status | |
26 | PRL | C | 00259 | Parent Result | ||
29 | EIP | C | 00261 | Parent | ||
31 | CE | R | Y | 00263 | Reason for Study |
Segment: Lab2PublicHealth OBR segment velddefinities
OBR-1 Set ID - OBR (SI) 00237
OBR-2 Placer Order Number (EI) 00216
lu-concept-240 | Opdrachtnummer | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: -
|
OBR-3 Filler Order Number (EI) 00217
lu-concept-241 | Ordernummer uitvoerder | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: Filler order number
|
OBR-4 Universal Service Identifier (CE) 00238
lu-concept-3284 | Gevraagd onderzoek | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Aanvragen per lab / Aanvragen per materiaal /
Definitie: Losse test of organizer van testen
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
LOINC_UnknownOther
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.11 / DYNAMISCH)
|
||||
lu-concept-283 | Onderzoek | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek /
Definitie: Feitelijk organizer van tests , zie onder.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
LOINC_UnknownOther
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.11 / DYNAMISCH)
|
OBR-16 Ordering Provider (XCN) 00226
lu-concept-245 | Naam | String | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend
lab /
Definitie: -
|
OBR-17 Order Callback Phone Number (XTN) 00250
lu-concept-1735 | Telefoonnummers | Gegevensset e-Lab | ||
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend
lab / Overige contactgegevens /
|
||||
lu-concept-1738 | Faxnummers | Gegevensset e-Lab | ||
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend
lab / Overige contactgegevens /
|
||||
lu-concept-1741 | E-mailadressen | Gegevensset e-Lab | ||
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend
lab / Overige contactgegevens /
|
OBR-25 Result Status (ID) 00258
lu-concept-242 | Status resultaat | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: -
|
OBR-26 Parent Result (PRL) 00259
OBR-29 Parent (EIP) 00261
OBR-31 Reason for Study (CE) 00263
lu-concept-561 | Reden aanvraag | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Opdracht vraagstelling /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project. De context waarin een bepaald onderzoek
wordt aangevraagd. Deze context werkt samen met, maar is anders dan de klinische vraag.
|
Segment: OBX Bronmateriaal isolaat
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | CNE | R | 00573 | Observation Value | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status | |
14 | TS | R | 00582 | Date/Time of the Observation |
Segment: OBX Bronmateriaal isolaat velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (CNE) 00573
lu-concept-2801 | Materiaal | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Materiaal beschrijft het afgenomen of verzamelde materiaal of het daarvan eventueel
middels bewerkingen afgeleide materiaal waaraan de bepalingen moeten worden uitgevoerd.
Indien de LOINC testcode impliciet ook een materiaal beschrijft, mag dit element daar
niet mee in strijd zijn. Indien gewenst kan dit gegeven wel een meer gedetailleerde
beschrijving van het materiaal geven: LOINC codes bevatten de materialen alleen op
hoofdniveau.
Indien het materiaal een isolaat betreft, wordt de specificatie van het micro-organisme in het concept 'Micro-organisme' gegeven. Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
SpecimenType
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.60 / DYNAMISCH)
|
||||
lu-concept-2808 | Wijze van verkrijgen | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: De methode waarop het materiaal verzameld of afgenomen is. Voorbeelden zijn venapunctie,
swap, biopsie.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
ActSpecimenCollectionProcedureCode
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.5 / DYNAMISCH)
|
||||
lu-concept-2809 | Anatomische locatie | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Anatomische locatie waar het materiaal verzameld is, bijvoorbeeld elleboog
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
SNOMED-CT_UnknownOther
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.12 / DYNAMISCH)
|
||||
lu-concept-2811 | Morfologie | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Morfologie beschrijft morfologische afwijkingen van de normale vorm van de anatomische
locatie waar het materiaal is afgenomen, bijvoorbeeld wond, zweer.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Morfologie
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.405 / DYNAMISCH)
|
||||
lu-concept-2812 | Bron van het monster | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Indien het materiaal niet rechtstreeks bij de patiënt afgenomen, maar afkomstig is
van een aan de patiënt gerelateerd voorwerp, kan deze bron van het materiaal hier
vastgelegd worden.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Bron van monster
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.402 / DYNAMISCH)
|
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
OBX-14 Date/Time of the Observation (TS) 00582
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | varies | R | 00573 | Observation Value | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Duur van de klacht velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (varies) 00573
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | TS | R | 00573 | Observation Value | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Eerste ziektedag velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (TS) 00573
lu-concept-2954 | 1e ziektedag | Datum | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "11368-8" (Illness or injury onset date and time) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1
LOINC
|
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | ST | R | Y | 00573 | Observation Value | |
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Externe factor: beroep velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
lu-concept-2993 | Beroep | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Externe factoren /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project Beroep, werkzaamheden, hobby’s
|
OBX-5 Observation Value (ST) 00573
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | varies | R | Y | 00573 | Observation Value | |
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Externe factor: contact met dieren of planten velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
lu-concept-2982 | Plant/dier | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Contact met dieren of planten
/
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
LabaanvraagPlantOfDier
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.408 / DYNAMISCH)
|
OBX-5 Observation Value (varies) 00573
lu-concept-2983 | Periode van contact | Gegevensset e-Lab | ||
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Contact met dieren of planten
/
Definitie: -
|
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | varies | R | Y | 00573 | Observation Value | |
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Externe factor: verblijf in buitenland velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (varies) 00573
lu-concept-2987 | Land | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Verblijf in buitenland /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
ISO-3166-2-alpha-2_UnknownOther
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.14 / DYNAMISCH)
|
||||
lu-concept-2988 | Gebied | String | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Verblijf in buitenland /
Definitie: -
|
||||
lu-concept-2989 | Periode verblijf | Gegevensset e-Lab | ||
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Verblijf in buitenland /
Definitie: -
|
||||
lu-concept-2990 | Vanaf | Datum | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Verblijf in buitenland / Periode
verblijf /
Definitie: -
|
||||
lu-concept-2991 | Tot | Datum | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Externe factoren / Verblijf in buitenland / Periode
verblijf /
Definitie: -
|
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | NM | R | 00573 | Observation Value | ||
6 | CE | R | 00574 | Units | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Gewicht velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (NM) 00573
lu-concept-2952 | Gewicht | Hoeveelheid | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie /
Definitie: Conditie: o.a verplicht bij bv. kreatinineklaring
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "3141-9" (Body weight Measured) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1
LOINC
|
OBX-6 Units (CE) 00574
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: Lab2Lab OBX segment (aanvraag) velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
4 | ST | C | 00572 | Observation Sub-ID | ||
5 | varies | R | Y | 00573 | Observation Value | |
6 | CE | O | 00574 | Units | ||
7 | ST | O | 00575 | References Range | ||
8 | IS | C | 0078 | 00576 | Abnormal Flags | |
9 | NM | O | 00577 | Probability | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status | |
14 | TS | O | 00582 | Date/Time of the Observation | ||
17 | CE | O | Y | 00936 | Observation Method |
Segment: Lab2Lab OBX segment (resultaat) velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
- CNE – coded with no exceptions, bv. voor SNOMED CT organismecode. Waardelijst is de labcodeset.
- NM – numeric, bv voor diameter
- SN – structured numeric, bv voor MIC waarde. Via IHE Lab: In oudere versies van HL7 werd hiervoor nog datatype ST gebruikt.
- TM – tijd. Via IHE Lab: voor observatiewaarden die bestaan uit een tijdbepaling (bijv. bloedingtijd) heeft het TM Value Type de voorkeur boven NM maar dit is niet verplicht gesteld.
- ST – string data, bv voor MIC waarde
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
lu-concept-285 | Test | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
LOINC_UnknownOther
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.11 / DYNAMISCH)
|
OBX-4 Observation Sub-ID (ST) 00572
- In een resultaatbericht (ORU of OUL) waar het OBR-segment de resultaten van een microbiologiekweek rapporteert, moet de Observation Sub-ID van iedere gerelateerd OBX-segment zijn gevuld.
- In een aanvraag (OML) of resultaat (ORU, OUL) bericht met observaties, indien er onder een OBR meer dan één observatie voor dezelfde Observation Identifier (OBX-3) bestaat, dan moeten deze observaties een waarde in OBX-4 bevatten om een unieke combinatie te vormen voor iedere OBX-segment met de waarden in OBX-3 (Observation Identifier) en OBX-4 (Observation Sub-ID).
OBX-5 Observation Value (varies) 00573
lu-concept-320 | Waarde | String | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: De uitkomst van de bepaling. Afhankelijk van de bepaling kan dit een numerieke waarde,
een code, een ordinale of een tekstuele waarde zijn
|
OBX-6 Units (CE) 00574
lu-concept-321 | Eenheid | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: Als de bepaling een fysische grootheid als uitkomst heeft, wordt in dit concept
de eenheid vermeld waarin het resultaat opgegeven is. Als het resultaat een eenheid
heeft, is opgave verplicht.
Operationalisatie: UCUM
|
OBX-7 References Range (ST) 00575
lu-concept-323 | Referentie ondergrens | String | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: De referentie ondergrens is de ondergrens van het referentiegebied. Het referentiegebied
is het bereik waarbinnen de centrale 95% van de analyse resultaten, verkregen bij
onderzoek van een geselecteerde “normale” gezonde bevolkingsgroep, vallen.
|
||||
lu-concept-324 | Referentie bovengrens | String | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: De referentie bovengrens is de bovengrens van het referentiegebied. Het referentiegebied
is het bereik waarbinnen de centrale 95% van de analyse resultaten, verkregen bij
onderzoek van een geselecteerde “normale” gezonde bevolkingsgroep, vallen.
|
OBX-8 Abnormal Flags (IS) 00576
- S - susceptible
- I - intermediate
- R - resistent
- POS - positive
- NEG - negative
- IND - indeterminate
- SYN-R - Synergy Resistant
- SYN-S - Synergy Susceptible
lu-concept-325 | Interpretatiecode | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: Harmonisatie uitkomsten modellering
|
OBX-9 Probability (NM) 00577
lu-concept-1886 | Waarschijnlijkheid | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Interpretatie
per test /
Definitie: Mate van waarschijnlijkheid dat de interpretatie juist is
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
ActUncertainty
" (2.16.840.1.113883.1.11.16899 / DYNAMISCH)
|
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
OBX-14 Date/Time of the Observation (TS) 00582
lu-concept-327 | Datum resultaat | Datum | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: Datum waarop het resultaat verkregen is.
|
OBX-17 Observation Method (CE) 00936
lu-concept-286 | Methode (uitgevoerd) | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test /
Definitie: Kalibratiemethode is onderdeel van de methode
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
ObservationMethod
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.55 / DYNAMISCH)
|
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
4 | ST | C | 00572 | Observation Sub-ID | ||
5 | varies | R | Y | 00573 | Observation Value | |
6 | CE | C | 00574 | Units | ||
7 | ST | O | 00575 | References Range | ||
8 | IS | C | 0078 | 00576 | Abnormal Flags | |
9 | NM | O | 00577 | Probability | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status | |
14 | TS | R | 00582 | Date/Time of the Observation | ||
17 | CE | O | Y | 00936 | Observation Method |
Segment: Lab2PublicHealth OBX segment velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
- CNE – coded with no exceptions, bv. voor SNOMED CT organismecode. Waardelijst is de labcodeset.
- NM – numeric, bv voor diameter
- SN – structured numeric, bv voor MIC waarde. Via IHE Lab: In oudere versies van HL7 werd hiervoor nog datatype ST gebruikt.
- TM – tijd. Via IHE Lab: voor observatiewaarden die bestaan uit een tijdbepaling (bijv. bloedingtijd) heeft het TM Value Type de voorkeur boven NM maar dit is niet verplicht gesteld.
- ST – string data, bv voor MIC waarde
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
lu-concept-285 | Test | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
LOINC_UnknownOther
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.11 / DYNAMISCH)
|
OBX-4 Observation Sub-ID (ST) 00572
- In een resultaatbericht (ORU of OUL) waar het OBR-segment de resultaten van een microbiologiekweek rapporteert, moet de Observation Sub-ID van iedere gerelateerd OBX-segment zijn gevuld.
- In een aanvraag (OML) of resultaat (ORU, OUL) bericht met observaties, indien er onder een OBR meer dan één observatie voor dezelfde Observation Identifier (OBX-3) bestaat, dan moeten deze observaties een waarde in OBX-4 bevatten om een unieke combinatie te vormen voor iedere OBX-segment met de waarden in OBX-3 (Observation Identifier) en OBX-4 (Observation Sub-ID).
OBX-5 Observation Value (varies) 00573
lu-concept-320 | Waarde | String | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: De uitkomst van de bepaling. Afhankelijk van de bepaling kan dit een numerieke waarde,
een code, een ordinale of een tekstuele waarde zijn
|
OBX-6 Units (CE) 00574
lu-concept-321 | Eenheid | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: Als de bepaling een fysische grootheid als uitkomst heeft, wordt in dit concept
de eenheid vermeld waarin het resultaat opgegeven is. Als het resultaat een eenheid
heeft, is opgave verplicht.
Operationalisatie: UCUM
|
OBX-7 References Range (ST) 00575
lu-concept-323 | Referentie ondergrens | String | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: De referentie ondergrens is de ondergrens van het referentiegebied. Het referentiegebied
is het bereik waarbinnen de centrale 95% van de analyse resultaten, verkregen bij
onderzoek van een geselecteerde “normale” gezonde bevolkingsgroep, vallen.
|
||||
lu-concept-324 | Referentie bovengrens | String | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: De referentie bovengrens is de bovengrens van het referentiegebied. Het referentiegebied
is het bereik waarbinnen de centrale 95% van de analyse resultaten, verkregen bij
onderzoek van een geselecteerde “normale” gezonde bevolkingsgroep, vallen.
|
OBX-8 Abnormal Flags (IS) 00576
- S - susceptible
- I - intermediate
- R - resistent
- POS - positive
- NEG - negative
- SYN-R - Synergy Resistant
- SYN-S - Synergy Susceptible
lu-concept-325 | Interpretatiecode | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: Harmonisatie uitkomsten modellering
|
OBX-9 Probability (NM) 00577
lu-concept-1886 | Waarschijnlijkheid | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Interpretatie
per test /
Definitie: Mate van waarschijnlijkheid dat de interpretatie juist is
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
ActUncertainty
" (2.16.840.1.113883.1.11.16899 / DYNAMISCH)
|
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
OBX-14 Date/Time of the Observation (TS) 00582
lu-concept-327 | Datum resultaat | Datum | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test / Resultaten /
Definitie: Datum waarop het resultaat verkregen is.
|
OBX-17 Observation Method (CE) 00936
lu-concept-286 | Methode (uitgevoerd) | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Uitgevoerd onderzoek / Uitgevoerde test /
Definitie: Kalibratiemethode is onderdeel van de methode
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
ObservationMethod
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.55 / DYNAMISCH)
|
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | NM | R | 00573 | Observation Value | ||
6 | CE | R | 00574 | Units | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Lengte velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (NM) 00573
lu-concept-2953 | Lengte | Hoeveelheid | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie /
Definitie: Lengte van de patiënt. Dit gegeven is nodig, bijv. voor de schatting van de nierfunctie
bij kinderen.
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "8302-2" (Body height) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1
LOINC
|
OBX-6 Units (CE) 00574
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | varies | R | 00573 | Observation Value | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Onderliggend lijden velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (varies) 00573
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | varies | R | Y | 00573 | Observation Value | |
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Prothetisch materiaal velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (varies) 00573
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | TS | R | 00573 | Observation Value | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status | |
12 | TS | R | 00580 | Effective Date of Reference Range | ||
14 | TS | O | 00582 | Date/Time of the Observation |
Segment: OBX Recente ingrepen velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (TS) 00573
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
OBX-12 Effective Date of Reference Range (TS) 00580
OBX-14 Date/Time of the Observation (TS) 00582
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | ST | R | 00573 | Observation Value | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Relevante medicatie velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (ST) 00573
lu-concept-2963 | Medicatie | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Relevante medicatie /
Definitie: Naam werkzame stof (GPK,HPK). Alleen indien direct relevant bijv. orale antistolling,
malaria profylaxe, Immunosuppressiva, cytostatica ,antibiotica
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
MedicatieCode
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.401 / DYNAMISCH)
|
||||
lu-concept-2964 | Dosering | String | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Relevante medicatie /
Definitie: -
|
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | varies | R | Y | 00573 | Observation Value | |
6 | CE | O | 00574 | Units | ||
7 | ST | O | 00575 | References Range | ||
8 | IS | O | Y | 0078 | 00576 | Abnormal Flags |
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status | |
14 | TS | O | 00582 | Date/Time of the Observation | ||
17 | CE | O | Y | 00936 | Observation Method |
Segment: OBX Resultaat sneltest velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (varies) 00573
OBX-6 Units (CE) 00574
OBX-7 References Range (ST) 00575
OBX-8 Abnormal Flags (IS) 00576
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
OBX-14 Date/Time of the Observation (TS) 00582
OBX-17 Observation Method (CE) 00936
Segment: OBX Symptoom
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | ST | R | 00573 | Observation Value | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Symptoom velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (ST) 00573
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | TS | R | Y | 00573 | Observation Value | |
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status | |
14 | TS | O | 00582 | Date/Time of the Observation |
Segment: OBX Vaccinatiestatus velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
- KNMP-GPC = Naming of coding system Generieke productcode
- KNMP-HPC = Naming of coding system Handelsproductcode
OBX-5 Observation Value (TS) 00573
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
OBX-14 Date/Time of the Observation (TS) 00582
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | NM | R | 00573 | Observation Value | ||
6 | CE | O | 00574 | Units | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Vraagstelling velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (NM) 00573
lu-concept-562 | Vraagstelling | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Opdracht vraagstelling /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project. Dit is de onderzoeksvraagstelling, het
vermoeden, van de aanvrager die beantwoord dient te worden aan de hand van het uitgevoerde
onderzoek en die van invloed kan zijn op de onderzoeksprocedure. Dit is wat de aanvrager
denkt dat het zou kunnen zijn, of wat hij juist uitgesloten wil hebben. Dit gegeven
werkt samen met het concept "Reden aanvraag". Bv. Een bloedkweek wordt bij de klinische
vraagstelling endocarditis langer geincubeerd.
|
OBX-6 Units (CE) 00574
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | TS | R | 00573 | Observation Value | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Zwangerschap: a terme datum velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (TS) 00573
lu-concept-2960 | A terme datum | Datum+tijd | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Zwangerschap /
Definitie: Datum waarop de zwangerschap naar verwachting 40w 0d is (280 dagen). Op meerdere momenten
in de zwangerschap kunnen verschillende à terme datum worden gehanteerd.
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "11778-8" (Delivery date Estimated) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1
LOINC
|
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | NM | R | 00573 | Observation Value | ||
6 | CE | R | 00574 | Units | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Zwangerschap: duur in dagen velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (NM) 00573
lu-concept-2961 | Duur (in dagen) | Tijdsduur | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Zwangerschap /
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "18185-9" (Gestational age) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1
LOINC
|
OBX-6 Units (CE) 00574
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | NM | R | 00573 | Observation Value | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Zwangerschap: graviditeit velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (NM) 00573
lu-concept-2958 | Graviditeit | Aantal | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Zwangerschap /
Definitie: Het aantal keren dat de vrouw zwanger is geworden (inclusief deze).
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "11996-6" ([#] Pregnancies) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1
LOINC
|
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | NM | R | 00573 | Observation Value | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Zwangerschap: pariteit velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (NM) 00573
lu-concept-2959 | Pariteit | Aantal | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Zwangerschap /
Definitie: Aantal voorafgaande zwangerschappen die eindigden met een partus (>= 16w 0d / 112
dagen)
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "11977-6" ([#] Parity) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.1
LOINC
|
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00569 | Set ID - OBX | ||
2 | ID | R | 0125 | 00570 | Value Type | |
3 | CE | R | 00571 | Observation Identifier | ||
5 | varies | R | 00573 | Observation Value | ||
11 | ID | R | 0085 | 00579 | Observation Result Status |
Segment: OBX Zwangerschap: zwanger? velddefinities
OBX-1 Set ID - OBX (SI) 00569
OBX-2 Value Type (ID) 00570
OBX-3 Observation Identifier (CE) 00571
OBX-5 Observation Value (varies) 00573
lu-concept-2957 | Zwanger | Boolean | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Opdrachtgegevens (niet administratief)
/ Klinische/ fysische informatie / Zwangerschap /
Definitie: Conditie uit e-Lab eenheid van taal project
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "364320009" (Pregnancy observable (observable entity)) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.6.96
SNOMED CT
|
OBX-11 Observation Result Status (ID) 00579
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | ID | R | 0119 | 00215 | Order Control | |
2 | EI | O | 00216 | Placer Order Number | ||
9 | TS | O | 00223 | Date/Time of Transaction | ||
21 | XON | O | Y | 01311 | Ordering Facility Name | |
22 | XAD | O | Y | 01312 | Ordering Facility Address | |
23 | XTN | O | Y | 01313 | Ordering Facility Phone Number |
Segment: Lab2Lab ORC segment (aanvraag) velddefinities
ORC-1 Order Control (ID) 00215
Aanvragen voor RIVM Type-Ned moeten de code NW bevatten en er volgt geen orderbevestigingsbericht met OK.
ORC-2 Placer Order Number (EI) 00216
ORC-9 Date/Time of Transaction (TS) 00223
ORC-21 Ordering Facility Name (XON) 01311
ORC-22 Ordering Facility Address (XAD) 01312
ORC-23 Ordering Facility Phone Number (XTN) 01313
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | ID | R | 0119 | 00215 | Order Control | |
2 | EI | R | 00216 | Placer Order Number | ||
3 | EI | R | 00217 | Filler Order Number | ||
9 | TS | O | 00223 | Date/Time of Transaction | ||
21 | XON | O | Y | 01311 | Ordering Facility Name | |
22 | XAD | O | Y | 01312 | Ordering Facility Address |
Segment: Lab2Lab ORC segment (resultaat) velddefinities
ORC-1 Order Control (ID) 00215
ORC-2 Placer Order Number (EI) 00216
lu-concept-240 | Opdrachtnummer | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: -
|
ORC-3 Filler Order Number (EI) 00217
lu-concept-241 | Ordernummer uitvoerder | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: Filler order number
|
ORC-9 Date/Time of Transaction (TS) 00223
lu-concept-3285 | Opdrachtdatum | Datum | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens /
Definitie: -
|
ORC-21 Ordering Facility Name (XON) 01311
lu-concept-245 | Naam | String | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend
lab /
Definitie: -
|
||||
lu-concept-250 | Organisatieidentificatie | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend
lab /
Definitie: Identificatie van de organisatie. Dit moet een herkenbare identificatie zijn voor
zender en ontvanger. Voorbeelden zulke identificaties zijn UZI-registerabonneenummer
(URA, n8), Vektis AGB-Z (n8) and Lab ID (n3)
|
ORC-22 Ordering Facility Address (XAD) 01312
lu-concept-1722 | Adresgegevens | Gegevensset e-Lab | ||
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens aanvragend
lab /
|
Segment: Lab2Lab PID segment
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00104 | Set ID - PID | ||
3 | CX | R | Y | 00106 | Patient Identifier List | |
5 | XPN | R | Y | 00108 | Patient Name | |
7 | TS | O | 00110 | Date/Time of Birth | ||
8 | IS | O | 0001 | 00111 | Administrative Sex | |
11 | XAD | O | Y | 00114 | Patient Address | |
13 | XTN | O | Y | 00116 | Phone Number - Home | |
23 | ST | O | 00126 | Birth Place | ||
24 | ID | O | 0136 | 00127 | Multiple Birth Indicator |
Segment: Lab2Lab PID segment velddefinities
PID-1 Set ID - PID (SI) 00104
PID-3 Patient Identifier List (CX) 00106
In het geval van anonimisatie bevat het eerste subveld na anonimisatie de uitkomst van het algoritme, het vierde subveld de Assigning authority en het vijfde subveld Identifier type code de vaste waarde "ANON" (Anonymous identifier). De exacte waarde voor de assigning authority staat nog ter discussie.
lu-concept-1597 | Persoonsidentificatie | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt
/
Definitie: Persoonsgebonden nummer, voor Nederlandse ingezetenen zal dit meestal het BSN zijn.
|
PID-5 Patient Name (XPN) 00108
Bij anonimisatie worden namen verwijderd of geanonimiseerd. In het XPN-7 component “Name Type Code” kan hier de code S (Coded Pseudo-Name to ensure anonymity) worden gebruikt.
PID-7 Date/Time of Birth (TS) 00110
Verplicht voor RIVM. Format JJJJMMDD. Bij anonimisatie wordt de waarde beperkt tot JJJJMM.
lu-concept-1602 | Geboortedatum | Datum+tijd | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt
/ Geboortegegevens /
Definitie: De datum waarop de persoon geboren is. Vage datum toegestaan.
|
PID-8 Administrative Sex (IS) 00111
lu-concept-1600 | Geslacht | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt
/
Definitie: Een aanduiding die aangeeft dat het een man of een vrouw betreft. Ook is het mogelijk
dat het geslacht onbekend is.
|
PID-11 Patient Address (XAD) 00114
Bij anonimisatie wordt het adres beperkt tot de vier cijfers van de postcode en het land. Voor buitenlandse adressen kan de postcode bij anonimisatie volledig worden verwijderd en blijft alleen de landcode staan.
lu-concept-1620 | Adresgegevens | Gegevensset e-Lab | ||
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt
/
|
PID-13 Phone Number - Home (XTN) 00116
PID-23 Birth Place (ST) 00126
PID-24 Multiple Birth Indicator (ID) 00127
Segment: Lab2PublicHealth PID segment
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 00104 | Set ID - PID | ||
3 | CX | R | Y | 00106 | Patient Identifier List | |
5 | XPN | R | Y | 00108 | Patient Name | |
7 | TS | R | 00110 | Date/Time of Birth | ||
8 | IS | R | 0001 | 00111 | Administrative Sex | |
11 | XAD | R | 00114 | Patient Address |
Segment: Lab2PublicHealth PID segment velddefinities
PID-1 Set ID - PID (SI) 00104
PID-3 Patient Identifier List (CX) 00106
In het geval van anonimisatie bevat het eerste subveld na anonimisatie de uitkomst van het algoritme, het vierde subveld de Assigning authority en het vijfde subveld Identifier type code de vaste waarde "ANON" (Anonymous identifier). De exacte waarde voor de assigning authority staat nog ter discussie.
lu-concept-1597 | Persoonsidentificatie | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt
/
Definitie: Persoonsgebonden nummer, voor Nederlandse ingezetenen zal dit meestal het BSN zijn.
|
PID-5 Patient Name (XPN) 00108
In het geval van anonimisatie worden namen verwijderd of geanonimiseerd. In het XPN-7 component “Name Type Code” kan hier de code S (Coded Pseudo-Name to ensure anonymity) worden gebruikt.
PID-7 Date/Time of Birth (TS) 00110
Verplicht voor RIVM. Format JJJJMMDD. Bij anonimisatie wordt de waarde beperkt tot JJJJMM.
lu-concept-1602 | Geboortedatum | Datum+tijd | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt
/ Geboortegegevens /
Definitie: De datum waarop de persoon geboren is. Vage datum toegestaan.
|
PID-8 Administrative Sex (IS) 00111
lu-concept-1600 | Geslacht | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt
/
Definitie: Een aanduiding die aangeeft dat het een man of een vrouw betreft. Ook is het mogelijk
dat het geslacht onbekend is.
|
PID-11 Patient Address (XAD) 00114
Bij anonimisatie wordt het adres beperkt tot de vier cijfers van de postcode en het land. Voor buitenlandse adressen kan de postcode bij anonimisatie volledig worden verwijderd en blijft alleen de landcode staan.
lu-concept-1620 | Adresgegevens | Gegevensset e-Lab | ||
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt
/
|
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
2 | IS | R | 0004 | 00132 | Patient Class | |
3 | PL | R | 00133 | Assigned Patient Location | ||
10 | IS | R | 0069 | 00140 | Hospital Service | |
39 | IS | R | 0115 | 00169 | Servicing Facility | |
44 | TS | C | 00174 | Admit Date/Time |
Segment: Lab2Lab PV1 segment velddefinities
PV1-2 Patient Class (IS) 00132
lu-concept-3328 | Type patiënt | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens bezoek
/
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "P" (Preadmit) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4
HL70004
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "O" (Outpatient) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4
HL70004
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "I" (Inpatient) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4
HL70004
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "B" (Obstetrics) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4
HL70004
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Patient Class
" (2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.11.4 / DYNAMISCH)
|
PV1-3 Assigned Patient Location (PL) 00133
PV1-3-4: Facility (HD)
Bevat de AGB code van de (fysieke locatie van de) zorginstelling. Voor RIVM Type-Ned
en RIVM ISIS-AR verplicht indien dit een ziekenhuis of een verpleeghuis betreft (dus
voorlopig niet voor huisartsen of andere zorginstellingen).
PV1-3-6: Person Location Type
Type afdeling binnen het ziekenhuis waar de patient verbleef ten tijde van de afname
van het materiaal. Zie RIVM Type-Ned en ISIS-AR Type Afdeling voor geldige waarden.
lu-concept-3329 | Type afnamelocatie | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens bezoek
/
Definitie: Het gaat hier om het type afdeling (niet de lokale afdelingscode, en ook niet het
specialisme). De lijst komt neer op een 'classificatie' van de afdelingen in de instelling.
De classificatie is niet altijd exacte wetenschap en moet ook per instelling worden
gedaan. De lijst is al sinds 2008 in gebruik via de huidige wijze van aanleveringen
bij het RIVM voor antibiotica-resistentiedetectie.
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-IC" (Intensive Care) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305
HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-P" (Polikliniek) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305
HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-EHB" (Spoedeisende hulp) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305
HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-K" (Kliniek) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305
HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-OV" (Overige) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305
HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-D" (Dagbehandeling) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305
HL70305
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Person location type NL
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.410 / DYNAMISCH)
|
PV1-10 Hospital Service (IS) 00140
PV1-39 Servicing Facility (IS) 00169
PV1-44 Admit Date/Time (TS) 00174
lu-concept-3330 | Opnamedatum | Datum+tijd | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens bezoek
/
Definitie: De datum en tijd waarop de patiënt werkelijk is opgenomen; niet de datum en tijd waarop
de opname is ingevoerd in het systeem.
|
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
2 | IS | R | 0004 | 00132 | Patient Class | |
3 | PL | R | 00133 | Assigned Patient Location | ||
10 | IS | R | 0069 | 00140 | Hospital Service | |
39 | IS | R | 0115 | 00169 | Servicing Facility | |
44 | TS | C | 00174 | Admit Date/Time |
Segment: Lab2PublicHealth PV1 segment velddefinities
PV1-2 Patient Class (IS) 00132
lu-concept-3328 | Type patiënt | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens bezoek
/
Definitie: -
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "P" (Preadmit) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4
HL70004
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "O" (Outpatient) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4
HL70004
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "I" (Inpatient) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4
HL70004
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "B" (Obstetrics) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.4
HL70004
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Patient Class
" (2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.11.4 / DYNAMISCH)
|
PV1-3 Assigned Patient Location (PL) 00133
PV1-3-4: Facility (HD)
Bevat de AGB code van de (fysieke locatie van de) zorginstelling. Voor ISIS-AR verplicht
indien dit een ziekenhuis of een verpleeghuis betreft (dus voorlopig niet voor huisartsen
of andere zorginstellingen).
PV1-3-6: Person Location Type
Type afdeling binnen het ziekenhuis waar de patient verbleef ten tijde van de afname
van het materiaal. Zie RIVM ISIS-AR Type Afdeling voor geldige waarden.
lu-concept-3329 | Type afnamelocatie | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens bezoek
/
Definitie: Het gaat hier om het type afdeling (niet de lokale afdelingscode, en ook niet het
specialisme). De lijst komt neer op een 'classificatie' van de afdelingen in de instelling.
De classificatie is niet altijd exacte wetenschap en moet ook per instelling worden
gedaan. De lijst is al sinds 2008 in gebruik via de huidige wijze van aanleveringen
bij het RIVM voor antibiotica-resistentiedetectie.
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-IC" (Intensive Care) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305
HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-P" (Polikliniek) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305
HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-EHB" (Spoedeisende hulp) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305
HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-K" (Kliniek) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305
HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-OV" (Overige) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305
HL70305
Terminologiekoppeling: Dit concept wordt uitgedrukt door code "RIVM-D" (Dagbehandeling) uit codesysteem 2.16.840.1.113883.3.1937.777.10.5.305
HL70305
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Person location type NL
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.410 / DYNAMISCH)
|
PV1-10 Hospital Service (IS) 00140
PV1-39 Servicing Facility (IS) 00169
PV1-44 Admit Date/Time (TS) 00174
lu-concept-3330 | Opnamedatum | Datum+tijd | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens bezoek
/
Definitie: De datum en tijd waarop de patiënt werkelijk is opgenomen; niet de datum en tijd waarop
de opname is ingevoerd in het systeem.
|
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|
Segment: SAC - Specimen Container detail velddefinities
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
2 | EIP | R | 01755 | Specimen ID | ||
3 | EIP | C | Y | 01756 | Specimen Parent IDs | |
4 | CWE | C | 0487 | 01900 | Specimen Type | |
5 | CWE | C | Y | 0541 | 01757 | Specimen Type Modifier |
7 | CWE | C | 0488 | 01759 | Specimen Collection Method | |
8 | CWE | C | 01901 | Specimen Source Site | ||
9 | CWE | O | Y | 0542 | 01760 | Specimen Source Site Modifier |
10 | CWE | C | 0543 | 01761 | Specimen Collection Site | |
12 | CQ | O | 01902 | Specimen Collection Amount | ||
17 | DR | R | 01765 | Specimen Collection Date/Time | ||
18 | TS | O | 00248 | Specimen Received Date/Time | ||
27 | CWE | O | 01773 | Container Type |
Segment: Lab2Lab SPM segment velddefinities
SPM-2 Specimen ID (EIP) 01755
lu-concept-2682 | Monsternummer | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / ADMINISTRATIEF /
Definitie: Identificerend nummer van het afgenomen materiaal, ter referentie voor navraag bij
bronorganisatie. In de transmurale setting bestaat dit nummer uit een monsternummer
inclusief de identificatie van de uitgevende organisatie, om uniek te zijn buiten
de grenzen van een organisatie.
|
||||
lu-concept-2683 | Monstervolgnummer | Aantal | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / ADMINISTRATIEF /
Definitie: Het monstervolgnummer wordt toegepast, als het verzamelde materiaal uit de oorspronkelijke
buis of container verdeeld wordt over meerdere buizen of containers. In combinatie
met het monsternummer biedt het volgnummer de mogelijkheid de buis of container uniek
te identificeren.
|
SPM-3 Specimen Parent IDs (EIP) 01756
Dit veld bevat de identificatie(s) voor het monster of de monsters die hebben bijgedragen aan het monster dat in dit segment wordt aangeduid.
Als dit veld wordt herhaald, dan moet SPM-11 Specimen role de waarde "L" (pooled) hebben. De herhalingen van dit veld bevatten de Specimen ID's van de ouder-monsters die aan de set hebben bijgedragen.
SPM-4 Specimen Type (CWE) 01900
lu-concept-2801 | Materiaal | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Materiaal beschrijft het afgenomen of verzamelde materiaal of het daarvan eventueel
middels bewerkingen afgeleide materiaal waaraan de bepalingen moeten worden uitgevoerd.
Indien de LOINC testcode impliciet ook een materiaal beschrijft, mag dit element daar
niet mee in strijd zijn. Indien gewenst kan dit gegeven wel een meer gedetailleerde
beschrijving van het materiaal geven: LOINC codes bevatten de materialen alleen op
hoofdniveau.
Indien het materiaal een isolaat betreft, wordt de specificatie van het micro-organisme in het concept 'Micro-organisme' gegeven. Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
SpecimenType
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.60 / DYNAMISCH)
|
||||
lu-concept-2802 | Micro-organisme | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Bij uitbesteding door laboratoria van met name microbiologische bepalingen wordt soms
geen materiaal meegestuurd maar een isolaat met daarop een bepaald micro-organisme.
Dit concept biedt de mogelijkheid informatie omtrent dit micro-organisme vast te leggen.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Micro-organismen
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.403 / DYNAMISCH)
|
SPM-5 Specimen Type Modifier (CWE) 01757
lu-concept-2812 | Bron van het monster | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Indien het materiaal niet rechtstreeks bij de patiënt afgenomen, maar afkomstig is
van een aan de patiënt gerelateerd voorwerp, kan deze bron van het materiaal hier
vastgelegd worden.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Bron van monster
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.402 / DYNAMISCH)
|
SPM-7 Specimen Collection Method (CWE) 01759
lu-concept-2808 | Wijze van verkrijgen | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: De methode waarop het materiaal verzameld of afgenomen is. Voorbeelden zijn venapunctie,
swap, biopsie.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
ActSpecimenCollectionProcedureCode
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.5 / DYNAMISCH)
|
SPM-8 Specimen Source Site (CWE) 01901
lu-concept-2809 | Anatomische locatie | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Anatomische locatie waar het materiaal verzameld is, bijvoorbeeld elleboog
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
SNOMED-CT_UnknownOther
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.12 / DYNAMISCH)
|
SPM-9 Specimen Source Site Modifier (CWE) 01760
lu-concept-2810 | Lateraliteit | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Lateraliteit verbijzondert de anatomische locatie door, indien van toepassing, de
zijdigheid vast te leggen, bijvoorbeeld links.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Lateraliteit
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.404 / DYNAMISCH)
|
SPM-10 Specimen Collection Site (CWE) 01761
lu-concept-2811 | Morfologie | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Morfologie beschrijft morfologische afwijkingen van de normale vorm van de anatomische
locatie waar het materiaal is afgenomen, bijvoorbeeld wond, zweer.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Morfologie
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.405 / DYNAMISCH)
|
SPM-12 Specimen Collection Amount (CQ) 01902
lu-concept-2807 | Volume materiaal | Hoeveelheid | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Totale volume van het verzamelde materiaal. Indien het noodzakelijk is om de absolute
hoeveelheid van een bepaalde stof in het afgenomen of verzamelde materiaal te bepalen,
dient het volume hiervan opgegeven te worden.
|
SPM-17 Specimen Collection Date/Time (DR) 01765
lu-concept-2805 | Datum/tijd afname | Datum+tijd | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Datum en tijdstip waarop het materiaal is afgenomen of verzameld.
|
SPM-18 Specimen Received Date/Time (TS) 00248
lu-concept-2804 | Datum/tijd aanname | Datum+tijd | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Datum en tijdstip waarop het materiaal bij het laboratorium of prikpunt is afgegeven.
Het gaat hierbij om materiaal dat door de patiënt zelf verzameld is
|
||||
lu-concept-2806 | Verzamelperiode | Tijdsduur | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Indien het materiaal niet op één tijdstip afgenomen is maar gedurende een bepaalde
tijd verzameld is, kan deze periode in dit concept vastgelegd worden. Een voorbeeld
is 24 uurs urine.
|
SPM-27 Container Type (CWE) 01773
lu-concept-2803 | Containertype | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Containertype beschrijft het omhulsel waarin het materiaal verzameld of verstuurd
is. Voorbeelden zijn bloedbuizen, transportcontainer evt incl. kweekmedium.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
ContainerEntityType
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.10 / DYNAMISCH)
|
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
2 | EIP | R | 01755 | Specimen ID | ||
3 | EIP | C | Y | 01756 | Specimen Parent IDs | |
4 | CWE | C | 0487 | 01900 | Specimen Type | |
5 | CWE | C | Y | 0541 | 01757 | Specimen Type Modifier |
7 | CWE | C | 0488 | 01759 | Specimen Collection Method | |
8 | CWE | C | 01901 | Specimen Source Site | ||
9 | CWE | O | Y | 0542 | 01760 | Specimen Source Site Modifier |
10 | CWE | C | 0543 | 01761 | Specimen Collection Site | |
12 | CQ | O | 01902 | Specimen Collection Amount | ||
17 | DR | R | 01765 | Specimen Collection Date/Time | ||
18 | TS | O | 00248 | Specimen Received Date/Time | ||
27 | CWE | O | 01773 | Container Type |
Segment: Lab2PublicHealth SPM segment velddefinities
SPM-2 Specimen ID (EIP) 01755
lu-concept-2682 | Monsternummer | Identificatie | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / ADMINISTRATIEF /
Definitie: Identificerend nummer van het afgenomen materiaal, ter referentie voor navraag bij
bronorganisatie. In de transmurale setting bestaat dit nummer uit een monsternummer
inclusief de identificatie van de uitgevende organisatie, om uniek te zijn buiten
de grenzen van een organisatie.
|
||||
lu-concept-2683 | Monstervolgnummer | Aantal | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / ADMINISTRATIEF /
Definitie: Het monstervolgnummer wordt toegepast, als het verzamelde materiaal uit de oorspronkelijke
buis of container verdeeld wordt over meerdere buizen of containers. In combinatie
met het monsternummer biedt het volgnummer de mogelijkheid de buis of container uniek
te identificeren.
|
SPM-3 Specimen Parent IDs (EIP) 01756
Dit veld bevat de identificatie(s) voor het monster of de monsters die hebben bijgedragen aan het monster dat in dit segment wordt aangeduid.
Als dit veld wordt herhaald, dan moet SPM-11 Specimen role de waarde "L" (pooled) hebben. De herhalingen van dit veld bevatten de Specimen ID's van de ouder-monsters die aan de set hebben bijgedragen.
SPM-4 Specimen Type (CWE) 01900
lu-concept-2801 | Materiaal | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Materiaal beschrijft het afgenomen of verzamelde materiaal of het daarvan eventueel
middels bewerkingen afgeleide materiaal waaraan de bepalingen moeten worden uitgevoerd.
Indien de LOINC testcode impliciet ook een materiaal beschrijft, mag dit element daar
niet mee in strijd zijn. Indien gewenst kan dit gegeven wel een meer gedetailleerde
beschrijving van het materiaal geven: LOINC codes bevatten de materialen alleen op
hoofdniveau.
Indien het materiaal een isolaat betreft, wordt de specificatie van het micro-organisme in het concept 'Micro-organisme' gegeven. Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
SpecimenType
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.60 / DYNAMISCH)
|
||||
lu-concept-2802 | Micro-organisme | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Bij uitbesteding door laboratoria van met name microbiologische bepalingen wordt soms
geen materiaal meegestuurd maar een isolaat met daarop een bepaald micro-organisme.
Dit concept biedt de mogelijkheid informatie omtrent dit micro-organisme vast te leggen.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Micro-organismen
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.403 / DYNAMISCH)
|
SPM-5 Specimen Type Modifier (CWE) 01757
lu-concept-2812 | Bron van het monster | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Indien het materiaal niet rechtstreeks bij de patiënt afgenomen, maar afkomstig is
van een aan de patiënt gerelateerd voorwerp, kan deze bron van het materiaal hier
vastgelegd worden.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Bron van monster
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.402 / DYNAMISCH)
|
SPM-7 Specimen Collection Method (CWE) 01759
lu-concept-2808 | Wijze van verkrijgen | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: De methode waarop het materiaal verzameld of afgenomen is. Voorbeelden zijn venapunctie,
swap, biopsie.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
ActSpecimenCollectionProcedureCode
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.5 / DYNAMISCH)
|
SPM-8 Specimen Source Site (CWE) 01901
lu-concept-2809 | Anatomische locatie | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Anatomische locatie waar het materiaal verzameld is, bijvoorbeeld elleboog
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
SNOMED-CT_UnknownOther
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.12 / DYNAMISCH)
|
SPM-9 Specimen Source Site Modifier (CWE) 01760
lu-concept-2810 | Lateraliteit | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Lateraliteit verbijzondert de anatomische locatie door, indien van toepassing, de
zijdigheid vast te leggen, bijvoorbeeld links.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Lateraliteit
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.404 / DYNAMISCH)
|
SPM-10 Specimen Collection Site (CWE) 01761
lu-concept-2811 | Morfologie | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Morfologie beschrijft morfologische afwijkingen van de normale vorm van de anatomische
locatie waar het materiaal is afgenomen, bijvoorbeeld wond, zweer.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Morfologie
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.405 / DYNAMISCH)
|
SPM-12 Specimen Collection Amount (CQ) 01902
lu-concept-2807 | Volume materiaal | Hoeveelheid | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Totale volume van het verzamelde materiaal. Indien het noodzakelijk is om de absolute
hoeveelheid van een bepaalde stof in het afgenomen of verzamelde materiaal te bepalen,
dient het volume hiervan opgegeven te worden.
|
SPM-17 Specimen Collection Date/Time (DR) 01765
lu-concept-2805 | Datum/tijd afname | Datum+tijd | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Datum en tijdstip waarop het materiaal is afgenomen of verzameld.
|
SPM-18 Specimen Received Date/Time (TS) 00248
lu-concept-2804 | Datum/tijd aanname | Datum+tijd | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Datum en tijdstip waarop het materiaal bij het laboratorium of prikpunt is afgegeven.
Het gaat hierbij om materiaal dat door de patiënt zelf verzameld is
|
||||
lu-concept-2806 | Verzamelperiode | Tijdsduur | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Indien het materiaal niet op één tijdstip afgenomen is maar gedurende een bepaalde
tijd verzameld is, kan deze periode in dit concept vastgelegd worden. Een voorbeeld
is 24 uurs urine.
|
SPM-27 Container Type (CWE) 01773
lu-concept-2803 | Containertype | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / NIET ADMINISTRATIEF / Rapportage per laboratorium / Uitgevoerde
onderzoeken per materiaal / Materiaalgegevens / NIET ADMINISTRATIEF /
Definitie: Containertype beschrijft het omhulsel waarin het materiaal verzameld of verstuurd
is. Voorbeelden zijn bloedbuizen, transportcontainer evt incl. kweekmedium.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
ContainerEntityType
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.25.11.10 / DYNAMISCH)
|
Segment: Lab2Lab TQ1 segment (aanvraag) 2
SEQ | DT | OPT | RP/# | TBL# | ITEM# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | SI | R | 01627 | Set ID - TQ1 | ||
7 | TS | R | 01633 | Start date/time | ||
8 | TS | O | 01634 | End date/time | ||
9 | CWE | O | Y | 0485 | 01635 | Priority |
Segment: Lab2Lab TQ1 segment (aanvraag) velddefinities
TQ1-1 Set ID - TQ1 (SI) 01627
TQ1-7 Start date/time (TS) 01633
TQ1-8 End date/time (TS) 01634
TQ1-9 Priority (CWE) 01635
Datatypen 26
Datatype: CE - Coded element
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | ST | O | Identifier | |
2 | ST | O | Text | |
3 | ID | O | 0396 | Name of Coding System |
4 | ST | O | Alternate Identifier | |
5 | ST | O | Alternate Text | |
6 | ID | O | 0396 | Name of Alternate Coding System |
Dit datatype bevat codes en de tekst behorende bij de code.
Behouden voor backward compatibiliteit vanaf v2.5. Zie de datatypen CNE en CWE.
Gebruiksaanwijzing bij de alternatieve componenten (4, 5, 6)
Deze drie componenten worden analoog gedefinieerd aan de componenten 1, 2 en 3 voor het alternatieve of lokale codesysteem. Als het alternatieve tekstcomponent niet aanwezig is en de alternatieve identificatie wel aanwezig is, dan is de aanname dat de alternatieve tekst gelijk is aan het tekstcomponent. Als het alternatieve codesysteem component ontbreekt, dan is de aanname dat deze een lokaal gedefinieerd codesysteem inhoudt.
De aanwezigheid van twee sets van equivalente codes in dit datatype verschilt semantisch van een herhaling van een CE-veld. Bij een herhaling mogen diverse semantisch verschillende codes worden doorgegeven
CE-1 Identifier (ST)
CE-2 Text (ST)
CE-3 Name of Coding System (ID)
Identifies the coding scheme being used in the identifier component. The combination of the identifier and name of coding system components will be a unique code for a data item. Each system has a unique identifier.
Refer to HL7 Table 0396 in section 2.17.5 for valid values. The table includes ASTM E1238-94, Diagnostic, procedure, observation, drug ID, health outcomes and other coding systems.
Some organizations that publish code sets author more than one. The coding system, then, to be unique is a concatenation of the name of the coding authority organization and the name of its code set or table. When an HL7 table is used for a CE data type, the name of coding system component is defined as HL7nnnn where nnnn is the HL7 table number. Similarly, ISO tables will be named ISOnnnn, where nnnn is the ISO table number.
CE-4 Alternate Identifier (ST)
CE-5 Alternate Text (ST)
CE-6 Name of Alternate Coding System (ID)
Identifies the coding scheme being used in the alternate identifier component. Refer to HL7 Table 0396 in section 2.17.5 for valid values. When an HL7 table is used for a CE data type, the name of coding system component is defined as HL7nnnn where nnnn is the HL7 table number.
Datatype: CNE - Coded with no exceptions
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | ST | R | Identifier | |
2 | ST | O | Text | |
3 | ID | O | 0396 | Name of Coding System |
4 | ST | O | Alternate Identifier | |
5 | ST | O | Alternate Text | |
6 | ID | O | 0396 | Name of Alternate Coding System |
7 | ST | C | Coding System Version ID | |
8 | ST | O | Alternate Coding System Version ID | |
9 | ST | O | Original Text |
Specificeert een gecodeerd element en bijbehorende detailgegeven. Het datatype CNE wordt gebruikt wanneer een required of mandatory gecodeerd veld vereist is. De gekoppelde HL7- of extern gedefinieerde tabel moet worden gebruikt en mag niet worden uitgebreid met lokale waarden. Tekst mag de code niet vervangen. Een CNE-veld moet een HL7-gedefinieerde of externe tabel aan zich gekoppeld hebben. Deze moet zijn gespecificeerd in de standaard.
CNE-1 Identifier (ST)
Sequence of characters (the code) that uniquely identifies the item being referenced by the CNE.2. Different coding schemes will have different elements here.
Usage Note: The identifier is required and must be a valid code.
CNE-2 Text (ST)
The descriptive or textual name of the identifier, e.g., myocardial infarction or X-ray impression. Its data type is string (ST). This is the corresponding text assigned by the coding system to the identifier.
Usage Note: Text description of code is optional but its use should be encouraged since it makes messages easier to review for accuracy, especially during interface testing and debugging.
CNE-3 Name of Coding System (ID)
Each coding system is assigned a unique identifier. This component will serve to identify the coding scheme being used in the identifier component. The combination of the identifier and name of coding system components will be a unique code for a data item. Each system has a unique identifier.
Refer to HL7 Table 0396 in section 2.17.5 for valid values. The table includes ASTM E1238-94, Diagnostic, procedure, observation, drug ID, health outcomes, and other coding systems.
Some organizations that publish code sets author more than one. The coding system, then, to be unique is a concatenation of the name of the coding authority organization and the name of its code set or table. When an HL7 table is used for a CNE data type, the name of coding system component is defined as HL7nnnn where nnnn is the HL7 table number. Similarly, ISO tables will be named ISOnnnn, where nnnn is the ISO table number.
Usage Note: The Coding system must either be present and have a value from the set of allowed coding systems or if not present it will be interpreted to have the same meaning as if it had been valued with the code meaning "HL7 coding system". Refer to HL7 Table 0396 in section 2.17.5 for valid values.
CNE-4 Alternate Identifier (ST)
Analogous to "Identifier" in component 1.
Usage Notes: The Alternate Identifier is used to represent the local or user seen code as described. If present, it obeys the same rules of use and interpretation as described for component 1. If both are present, the identifiers in component 4 and component 1 should have exactly the same meaning, i.e., they should be exact synonyms.
CNE-5 Alternate Text (ST)
The descriptive or textual name of the alternate identifier. Analogous to "Text" in component 2. See usage notes in section introduction for further description.
Usage Notes: If present, component 5 obeys the same rules of use and interpretation as described for component 2.
CNE-6 Name of Alternate Coding System (ID)
Identifies the coding scheme being used in the alternate identifier component. Analogous to "Name of Coding System" in component 3. Refer to HL7 Table 0396 in section 2.17.5 for valid values.
Usage Notes: If present, components 6 obeys the same rules of use and interpretation as described for component 3.
CNE-7 Coding System Version ID (ST)
the version ID for the coding system identified by component 3. It belongs conceptually to components 1-3 and appears here only for reasons of backward compatibility.
CNE-8 Alternate Coding System Version ID (ST)
The version ID for the coding system identified by component 6. It belongs conceptually to the group of Alternate components (see note 2.A.6.6) and appears here only for reasons of backward compatibility.
Usage Notes: If present, component 8 obeys the same rules of use and interpretation as described for component 7.
CNE-9 Original Text (ST)
Datatype: CWE - Coded with exceptions
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | ST | O | Identifier | |
2 | ST | O | Text | |
3 | ID | O | 0396 | Name of Coding System |
4 | ST | O | Alternate Identifier | |
5 | ST | O | Alternate Text | |
6 | ID | O | 0396 | Name of Alternate Coding System |
7 | ST | C | Coding System Version ID | |
8 | ST | O | Alternate Coding System Version ID | |
9 | ST | O | Original Text |
Specificeert een gecodeerd element met bijbehorende detailgegevens. Het datatype CWE wordt gebruikt wanneer 1) er mogelijk meer dan één tabel van toepassing is of 2) de gespecificeerde HL7- of extern gedefinieerde tabel mag worden uitegebreid met lokale waarden of 3) in aanwezigheid van tekst, de code achterwege mag blijven.
Gebruiksaanwijzing: Dit is een veld die normalerwijs met een code wordt doorgegeven, maar waar de code achterwege mag worden gelaten in uitzonderlijke gevallen of op basis van lokale afspraken. Uitzonderlijke gevallen zijn aan de orde als het gebruikte codesysteem geen code bevat voor het concept dat wordt beschreven in de tekst.
Componenten 1-3 & 7 worden op één van de volgende drie manieren gebruikt:
-
Gecodeerd: De identificatie bevat een geldige code uit een codesysteem. Het codesysteem moet aanwezig zijn en een waarde bevatten uit de set van toegestane codesystemen, of deze wordt indien niet aanwezig, geïnterpreteerd alsof deze dezelfde betekenis heeft als wanneer deze waarde "HL7 codesysteem" zou hebben gehad. Zie HL7 Tabel 0396 in sectie 2.17.5 voor geldige waarden. De tabel bevat codesystemen voor ASTM E1238-94, diagnostiek, procedure, observatie, medicatie en gezondheidsuitkomsten. Als het codesysteem een ander codesysteem is dan "HL7 codesysteem," dan moet version ID een werkelijke waarde voor versienummer bevatten. Als het codesysteem "HL7 codesysteem" is, moet version ID de werkelijke waarde bevatten of worden leeggelaten. Als version ID leeg is, wordt dit geïnterpreteerd als zijnde dezelfde waarde als het HL7-versienummer uit de het MSH-segment. Tekstuele omschrijving is optioneel, maar gebruik ervan is aan te bevelen om leesbaarheid van het bericht te ondersteunen tijdens testen en debuggen.
Voorbeeld 1a: OBX-segment waarbij de observatie-identificatie een LOINC-code is en de observatiewaarde als CWE-waarde wordt doorgegeven, en de waarde uit SNOMED Interionationaal komt
OBX|1|CWE|883-9^ABO Group^LN|1|F-D1250^Type O^SNM3^^^^3.4|||N||F<cr>
Voorbeeld 1b: OBX-segment waarbij de observatie-identificatie een LOINC-code is en de observatiewaarde als CWE-waarde wordt doorgegeven, en de waarde komt uit een (momenteel hypothetische) HL7-tabel.
OBX|1|CWE|883-9^ABO Group^LN|1|O^Type O^HL74875^^^^2.3.1|||N||F<cr>
-
Ongecodeerd: Tekst heeft een waarde, de identificatie heeft geen waarde en codesysteem en version ID volgen dezelfde regel zoals besproken onder optie 1.
Voorbeeld 2: OBX-segment waarbij de observatie-identificatie een LOINC-code is en de observatiewaarde als CWE-waarde wordt doorgegeven, en de waarde tekstueel wordt doorgegeven omdat de correcte klinische waarde, "Wesnerian" niet is gevonden in de set van toegestane codes.
OBX|1|CWE|883-9^ABO Group^LN|1|^Wesnerian^SNM3^^^^3.4|||A||F<cr>
-
Ontbrekende gegevens: De naam van het codesysteem is "HL7 CWE Status", version ID is een werkelijke versie of indien niet aanwezig hetzelfde als de versie in het MSH-segment, en de identificatie krijgt zijn waarde uit één van de toegestane statussen voor het CWE-veld. De codes voor de toegestane statussen voor het CWE-veld staan hier onder en worden bijgehouden in een tabel als onderdeel van de HL7-vocabulaire. Tekstuele omschrijving van de code is optioneel
Voorbeeld 3: OBX-segment waarbij de observatie-identificatie een LOINC-code is en de observatiewaarde als LCE-waarde wordt doorgegeven, en er geen waarde kan worden doorgegeven omdat de test niet is uitgevoerd.
OBX|1|CWE|883-9^ABO Group^LN|1|NAV^Not Available^HL70353^^^^2.3.1|||N||F<cr>
Component 9:
Dit is de oorspronkelijke tekst die beschikbaar was aan een geautomatiseerd of handmatig proces voordat de code werd toegekend. Dit veld is optioneel.
Componenten 3-6 & 8:
Componenten 3-6 & 8 zijn optioneel. Deze worden gebruikt voor weergave van de code die lokaal te zien was of voor de gebruiker. Indien aanwezig, volgen componenten 3-6 & 8 dezelfde gebruiksregels en interpretatie als beschreven voor componenten 1-3 & 7 (van het datatype CWE). Als beide aanwezig zijn, dan moeten de identificaties in component 4 en component 1 exact hetzelfde betekenen; i.e. ze moeten exacte synoniemen van elkaar zijn.
Voorbeeld 4: OBX-segment waarbij de observatie-identificatie een LOINC-code is en de observatiewaarde als CWE-waarde wordt doorgegeven, en de waarde uit SNOMED Internationaal komt. De velden die aan de gebruiker zijn weergegeven worden gebruikt voor een lokaal codesysteem (99LAB) in gebruik bij het zendende systeem.
OBX|1|CWE|883-9^ABO Group^LN|1|F-D1250^Type O^SNM3^O^O Type Blood^99LAB^3.4^|||||F<cr>
Samenvatting van de CWE gebruiksaanwijzingen met tabel met statuswaarden voor diverse toestanden zonder waarden:
Het datatype CWE moeten worden gebruikt voor gecodeerde velden die optioneel zijn of waar het is toegestaan om tekst te sturen voor onderdelen die nog geen deel zijn van de toegestane waardelijst. In de normale situatie bevat de identificatie een code uit de waardelijst. Als de waarde voor het veld bekend is maar nog geen deel is van de toegestane waardelijst, dan wordt de waarde als tekst doorgegeven en heeft de identificatie geen waarde. Als het veld een onbekende status heeft, wordt de derde vorm van het veld gebruikt (zie Ontbrekende gegevens hier boven) en wordt de relevante status voor het veld geselecteerd uit de tabel uit de tabel met toegestane statuscodes. Als er geen code is, zie dan HL7 Table 0353 – CWE statuses voor geldige waarden.
Als er een tekst-modifier mogelijk is bij een code, zou het "veld" in het HL7-bericht het datatype CWE hebben en mogen herhalen. Het eerste voorkomen van het veld wordt dan gebruikt volgens optie 1; dus met een geldige code in de identificatie. Het tweede voorkomen van het herhalende veld wordt gebruikt volgens optie 2 waarbij de tekstuele omschrijving de waarde van de modifier in vrije tekst zal aannemen.
CWE-1 Identifier (ST)
CWE-2 Text (ST)
CWE-3 Name of Coding System (ID)
Identifies the coding scheme being used in the identifier component.
The combination of the identifier and name of coding system components will be a unique code for a data item. Each system has a unique identifier.
Refer to HL7 Table 0396 in section 2.17.5 for valid values. The table includes ASTM E1238-94, Diagnostic, procedure, observation, drug ID, health outcomes and other coding systems.
Some organizations that publish code sets author more than one. The coding system, then, to be unique is a concatenation of the name of the coding authority organization and the name of its code set or table. When an HL7 table is used for a CE data type, the name of coding system component is defined as HL7nnnn where nnnn is the HL7 table number. Similarly, ISO tables will be named ISOnnnn, where nnnn is the ISO table number.
CWE-4 Alternate Identifier (ST)
CWE-5 Alternate Text (ST)
CWE-6 Name of Alternate Coding System (ID)
CWE-7 Coding System Version ID (ST)
CWE-8 Alternate Coding System Version ID (ST)
CWE-9 Original Text (ST)
Datatype: CX - Extended composite ID with check digit
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | ST | R | ID Number | |
2 | ST | O | Check Digit | |
3 | ID | O | 0061 | Check Digit Scheme |
4 | HD | O | 0363 | Assigning Authority |
5 | ID | O | 0203 | Identifier Type Code |
6 | HD | O | Assigning Facility | |
7 | DT | O | Effective Date | |
8 | DT | O | Expiration Date | |
9 | CWE | O | Assigning Jurisdiction | |
10 | CWE | O | Assigning Agency or Department |
Dit datatype wordt gebruikt voor het specificeren van een identificatie met bijbehorende detailgegevens.
Het controlegetal en de controlegetal-methode zijn leeg als het ID alfanumeriek is.
CX-1 ID Number (ST)
CX-2 Check Digit (ST)
The check digit in this data type is not an add-on produced by the message processor. It is the check digit that is part of the identifying number used in the sending application. If the sending application does not include a self-generated check digit in the identifying number, this component should be valued null.
CX-3 Check Digit Scheme (ID)
Contains the code identifying the check digit scheme employed.
Refer to HL7 Table 0061 - Check digit scheme for valid values.
The algorithm for calculating a Mod10 check digit is as follows:
Assume you have an identifier - 12345. Take the odd digit positions, counting from the right, i.e., 531, multiply this number by 2 to get 1062. Take the even digit positions, starting from the right (i.e., 42), prepend these to the 1062 to get 421062. Add all of these six digits together to get 15. Subtract this number from the next highest multiple of 10, i.e., 20 - 15 to get 5. The Mod10 check digit is 5. The Mod10 check digit for 401 is 0; for 9999, it’s 4; for 99999999, it’s 8.
The algorithm for calculating a Mod11 check digit is as follows:
Terms
d | = | digit of number starting from units digit, followed by 10’s position, followed by 100’s position, etc. |
w | = | weight of digit position starting with the units position, followed by 10’s position, followed by 100’s position etc. Values for w = 2, 3, 4, 5, 6, 7, 2, 3, 4, 5, 6, 7, etc. (repeats for each group of 6 digits) |
c | = | check digit |
Calculation
(Step 1) m | = | sum of (d * w) for positions 1, 2, etc. starting with units digit for d = digit value starting with units position to highest order for w = weight value from 2 to 7 for every six positions starting with units digit |
(Step 2) c1 | = | m mod 11 |
(Step 3) if c1 | = | 0 then reset c1 = 1 |
(Step 4) | = | (11 - c1) mod 10 |
Example:
If the number is 1234567, then the mod 11 check digit = 4
The calculations are:
M = (7*2)+(6*3)+(5*4)+(4*5)+(3*6)+(2*7)+(1*2)
= 14 + 18 + 20 + 20 + 18 + 14 + 2
= 106
c1 = 106 mod 11
= 7
c = (11-c1) mod 10
= 4 mod 10
= 4
Other variants of these check digit algorithms exist and may be used by local bilateral site agreement.
Note: The check digit and code identifying check digit scheme are null if ID is alphanumeric.
CX-4 Assigning Authority (HD)
The assigning authority is a unique name of the system (or organization or agency or department) that creates the data. . Refer to User-defined Table 0363 – Assigning authority for suggested values.
The reader is referred to the CX.9 and the CX.10 if there is a need to transmit values with semantic meaning for an assigning jurisdiction or assigning department or agency in addition to, or instead of, an assigning authority. However, all 3 components may be valued. If, in so doing, it is discovered that the values in CX.9 and/or CX.10 conflict with CX.4, the user would look to the Message Profile or other implementation agreement for a statement as to which takes precedence.
Note: When the HD data type is used in a given segment as a component of a field of another
data type, User-defined Table 0300 - Namespace ID (referenced by the first sub-component
of the HD component) may be re-defined (given a different user-defined table number
and name) by the technical committee responsible for that segment.
By site agreement, implementers may continue to use User-defined Table 0300 – Namespace
ID for the first sub-component.
CX-5 Identifier Type Code (ID)
CX-6 Assigning Facility (HD)
The place or location identifier where the identifier was first assigned to the patient. This component is not an inherent part of the identifier but rather part of the history of the identifier: as part of this data type, its existence is a convenience for certain intercommunicating systems.
Note: When the HD data type is used in a given segment as a component of a field of another data type, User-defined Table 0300 - Namespace ID (referenced by the first sub-component of the HD component), may be re-defined (given a different user-defined table number and name) by the technical committee responsible for that segment.
CX-7 Effective Date (DT)
CX-8 Expiration Date (DT)
CX-9 Assigning Jurisdiction (CWE)
The geo-political body that assigned the identifier in component 1.
- Refer to HL7 Table 0399 Country Code in section 2.15.9.17 for valid values if the administrative unit under whose jurisdiction the identifier was issued is a country.
- Refer to User-Defined Table 0347 State/Province for suggested values if the administrative unit under whose jurisdiction the identifier was issued is a state or province. This table is country specific. In the US postal codes may be used.
- Refer to User-defined Table –0289 County/Parish for suggested values if the administrative unit under whose jurisdiction the identifier was issued is a county or parish.
The reader is referred to the CX.4, if there is a need to transmit this information as an OID
CX-10 Assigning Agency or Department (CWE)
The agency or department that assigned the identifier in component 1.
Refer to User-defined Table –0530 Organizations, Agency, Department for suggested values if the administrative unit under whose jurisdiction the identifier was issued is an organization, agency or department. This is populated with site-specific assigning authorities. It also should contain national or international codes when CX-5 Identifier Type may be assigned by more than one authority within a governmental or organizational unit. For example, a federal government may have 2 departments that assign a military identifier, its Veterans Affairs department and its department of defense. It is not recommended to include values for entities such as Social Security Administration (SSA), Immigration and Naturalization Service (INS), Center for Medicare and Medicaid Services (CMS) because they are included in the identifier type table. In these cases the name of the country plus the identifier type yields the correct interpretation of the identifier in component one. Likewise, entries like department of motor vehicles (DMV) and licensing boards are not recommended for inclusion because the combination of state and identifier type yields the correct interpretation of the identifier in component one. This approach is not to be confused with the detailed information provided in the chapter 15 segments that have provision for specifying the precise granting body and issuing body information needed in personnel management messages.
Example 1: <Identifier> plus <Visa> yields a unique identifier.
Example 2: <Identifier> plus <state> plus <DLN> yields a unique driver’s license number.
Example 3: <Identifier> plus <country> plus <INS> yields a unique immigration number.
The reader is referred to the CX.4, if there is a need to transmit this information as an OID.
Datatype: DR - Date/time range
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | TS | O | Range Start Date/Time | |
2 | TS | O | Range End Date/Time |
NB: DR kan niet legaal binnen een ander datatype worden opgenomen. Het gebruik is beperkt tot segmentvelden.
DR-1 Range Start Date/Time (TS)
DR-2 Range End Date/Time (TS)
Datatype: DTM - Date/time
Het aantal aanwezige getallen (behalve de tijdzonespecificatie) bepaalt de precisie.
Formaat: JJJJ[MM[DD[HH[MM[SS[.S[S[S[S]]]]]]]]][+/-ZZZZ].
Dus:
- alleen de eerste vier getallen staan voor precisie van "jaar"
- de eerste zes getallen staan voor precisie van "maand"
- de eerste acht getallen staan voor precisie van "dag"
- de eerste tien getallen staan voor precisie van "dag"
- de eerste twaalf getallen staan voor precisie van "dag"
- de eerste veertien getallen staan voor precisie van "dag"
- de eerste zestien getallen staan voor precisie van "een tiende seconde"
- de eerste negentien getallen staan voor precisie van "een duizendste seconde"
De tijdzone (+/-ZZZZ) wordt gerepresenteerd als +/-UUMM offset van Coordinated Universal Time (UTC) (voorheen bekend als Greenwich Mean Time (GMT)), waarbij +0000 of -0000 beide UTC voorstellen (zonder offset). De specificieke datumrepresentaties binnen de HL7-samenstellingsregels zijn compatibel met ISO 8824-1987(E).
Merk op dat als de tijdzone niet is bijgevoegd, de tijdzone dan als standaardwaarde de lokale tijd van de zender krijgt. Merk ook op dat een veld met een DTM of TS waarde met het deel UUMM "0000" middernacht voorstelt van de vorige dag die staat in het deel JJJJMMDD (zie voorbeelden). Voorbeelden:
Voorbeeld | Omschrijving |
|19760704010159-0500| | 01:01:59 op 4 juli 1976 in de Eastern Standard Time zone (V.S.) |
|19760704010159-0400| | 01:01:59 op 4 juli 1976 in de Eastern Daylight Saving Time zone (V.S.). |
|198807050000| | Middernacht van de nacht van 4 op 5 juli 1988 in de lokale tijdzone van de zender. |
|19880705| | Zelfde als vorige voorbeeld, maar met precisie tot op de dag. Kan worden gebruikt voor geboortedatum, als de tijd van geboorte niet bekend is. |
|19981004010159+010| | 01:01:59 op 4 oktober 1998 in Amsterdam, Nederland. (tijdzone = +0100). |
De HL7-standaard raadt sterk aan dat alle systemen altijd de tijdzone doorgeven maar vereist het niet. Alle HL7-systemen zijn verplicht om de tijdzone te accepteren, maar de implementatie is applicatie-specifiek. Voor veel applicaties is de relevante tijd, de lokale tijd van de zender. Een applicatie in de Eastern Standard Time zone dat een melding ontvangt van een opname die plaats heeft om 23:00 in San Francisco op 11 december zou deze liever verwerken als ware deze op 11 december in plaats van op 12 december.
NB: De tijdzone [+/-ZZZZ], indien gebruikt, is beperkt tot gedefinieerde tijdzones en wordt weergegeven in het formaat UUMM.
De enige uitzondering op deze regel zou een klinisch systeem zijn die patiëntgegevens verwerkt, die is verzameld in een kliniek van een naburig ziekenhuis die toevallig in een andere tijdzone is. Zulke applicaties kunnen ervoor kiezen om de datums te converteren naar een genormaliseerde vorm. Vergelijkbare overwegingen zijn van toepassing op overgangen van en naar zomertijd. HL7 ondersteunt zulke vereisten door te vereisen dat de tijdzone aanwezig is wanneer de informatie wordt verzonden. Het specifceert echter niet op welke wijze het ontvangende systeem deze datums verwerkt.
Datatype: EIP - Entity identifier pair
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | EI | O | Placer Assigned Identifier | |
2 | EI | O | Filler Assigned Identifier |
Specificeert een identificatie toegekend aan een entiteit door een aanvragend (placer) of een uitvoerend (filler) systeem. Als beide componenten een waarde hebben, dan moeten de identificaties refereren naar exact dezelfde entiteit.
Vervangt het datatype CM gebruikt in secties 4.5.1.8 - ORC-8, 4.5.3.29 - OBR-29, 7.3.1.29 - OBR-29, vanaf v2.5.
EIP-1 Placer Assigned Identifier (EI)
Specifies an identifier assigned to an entity by the placer system.
For example, the component might be used to convey the following:
- placer order number of the parent order
- the specimen identifier as assigned by the placer.
- A location identifier assigned (or used by) the placer.
EIP-2 Filler Assigned Identifier (EI)
Specifies an identifier assigned to an entity by the filler system.
For example, the component might convey the following:
- filler order number of the parent order
- the specimen identifier as assigned by the filler.
- A location identifier assigned (or used by) the filler.
Datatype: EI - Entity identifier
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | ST | O | Entity Identifier | |
2 | IS | O | 0363 | Namespace ID |
3 | ST | C | Universal ID | |
4 | ID | C | 0301 | Universal ID Type |
De entity identifier definieert een specifieke entiteit binnen een gespecificeerde serie identificaties.
De EI is van toepassing op, maar niet beperkt tot, machine of software gegenereerde identificaties. De gegenereerde identificatie gaat in het eerste component. De resterende componenten, 2 tot 4, zijn bekend als de toekennende autoriteit; ze identificeren de verantwoordelijke machine/het verantwoordelijke systeem voor het genereren van de identificatie in component 1.
De specificeerde serie, de toekennende autoriteit, wordt gedefinieerd in componenten 2 tot 4. De toekennende autoriteit het datatype hierarchic designator (HD), maar is gedefinieerd als drie gescheiden componenten in het datatype EI, in plaats van als een enkelvoudig component zoals normaal het geval. Dit is vanwege backward compatibiliteit met het gebruik van EI als component in diverse bestaande datavelden. De component 2 tot 4 zijn verder gedefinieerd zoals in sectie 2.A.33, "HD - hierarchic designator". Hierarchic designators (HD) zijn unique binnen een gegeven HL7-implementatie.
EI-1 Entity Identifier (ST)
The first component, <entity identifier>
, is usually defined to be unique within the series of identifiers created by the
<assigning authority>
, defined by a hierarchic designator, represented by components 2 through 4. See Section
2.A.33, "HD - hierarchic designator".
EI-2 Namespace ID (IS)
See Section 2.A.33.1, "Namespace ID (IS)" for definition.
The assigning authority is a unique identifier of the system (or organization or agency or department) that creates the data. Refer to User-defined Table 0363 – Assigning authority for suggested values.
Note: When the HD is used as a part of another data type, in this case as part of the
EI data type, this table may be re-defined (given a different user-defined table number
and name) by the technical committee responsible for that segment.
By site agreement, implementers may continue to use User-defined Table 0300 – Namespace
ID for the first component
EI-3 Universal ID (ST)
EI-4 Universal ID Type (ID)
Datatype: FT - Formatted text
Dit datatype is een afgeleide van het datatype ST String door ook opmaakinstructies toe te staan. Deze instructies zijn beperkt tot welke intrinsiek horen bij en onafhankelijk zijn de omstandigheden waarin het veld wordt gebruikt. De toepasbare instructies en hun representatie worden elders in dit hoofdstuk toegelicht. Het veld FT heeft een arbitraire lengte (tot 64k) en bevat mogelijk opmaakcommando's binnen escape-tekens.
Voor meer voorbeelden van de opmaakcommando's zie Sectie 2.7, "Use of Escape Sequences in Text Fields".
Voor alternatieve tekensets, gebruikt u de relevante escape-sequentie. Zie Sectie 2.15.9.18, "Character set" en Sectie 2.15.9.20, "Alternate character set handling".
Datatype: HD - Hierarchic designator
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | IS | O | 0300 | Namespace ID |
2 | ST | C | Universal ID | |
3 | ID | C | 0301 | Universal ID Type |
De basale definitie van de HD is dat deze een (administratieve of systeem of applicatie of anderszins) entiteit identificeert met de verantwoordelijkheid voor het beheren of toekennen van een gedefinieerde set instance identificaties (zoals aanvrager- of uitvoerdernummers, patiëntnummers, aanbiedernummers, etc.). Deze entiteit kan een bepaalde zorgapplicatie zijn zoals een registratiesysteem dat patiëntnummers toekent, een overheidsorgaan zoals een certificeringsinstantie die zakelijke identificaties of rijbewijzen uitgeeft, of een afdeling waar zulke identificaties worden toegekend.
De HD is ontworpen om krachtiger te zijn dan en een vervanging te zijn voor applicatie-identificatie
van HL7 versies 2.1 en 2.2. Het voegt twee componenten toe, de <universal ID>
en de <universal ID type>
aan de voormalige application ID (die is gewijzigd in de generiekere namespace ID).
In het geval waar een HD een entiteit identificeert die instance identificaties toekent/aanmaakt zoals een bepaald patiëntregistratiesysteem, definieert het een "toekennende autoriteit". In het geval waar een HD een locatie identificeert waar instance identificaties worden uitgegeven (hoewel deze worden aangemaakt door een andere autoriteit op een andere locatie) zoals een bepaalde "afdeling van automobielen locatie", definieert het een "toekennende afdeling". Deze twee verschillende toepassingen van de HD komen voor in veel van de uitgebreide (extended) datatypen.
De "toekennende autoriteit" die wordt gedefinieerd door HD is vergelijkbaar in zijn rol aan het deel codesysteem (en versie) van gecodeerde datatypen: beide identificeren een set meer discrete instance identificaties. Het verschil is dat de set van HD-gedefineerde discrete instanties, identificaties bevat van dingen in de "echte wereld" zoals patiënten of klinische aanvragen, terwijl het set discrete instanties in gecodeerde elementen, conceptidentificaties (codes) bevat.
De HD is ontworpen om te gebruikt als een lokale identificatie (met alleen een waarde
in <namespace ID>
) of als openbaar toegekende identificatie, een UID (waarde in <universal ID>
en <universal ID type>
). Syntactisch is de HD een groep van twee identificaties: een lokale identificatie
gedefinieerd door het eerste component en een universele identificatie gedefinieerd
door het tweede en derde component. HD's met een gedefinieerd derde component (gedefinieerde
UID typen) moeten een tweede component hebben dat uniek is
binnen de serie ID's dat wordt gedefinieerd door dat component.
Merk op: De HD wordt gebruikt in velden die in eerdere versies van HL7 het datatype IS gebruikten.
Dus zal een HD met een waarde in één component, eruit zien als een eenvoudig datatype
IS voor oudere systemen die een enkelvoudig component verwachten in plaats van het
datatype HD.
Als het eerste component van het datatype HD een waarde heeft, dan zijn het tweede
en derde component optioneel. Als het derde component een waarde heeft, dan moet het
tweede component ook een waarde hebben (alhoewel in dit geval de eerste optioneel
is). Het tweede en derde component moeten beide leeg zijn of beide een warde bevatten.
Dit betekent dat als alle drie componenten in de HD een waarde bevatten, de entiteit
die wordt geïdentificeerd door het eerste component, dezelfde entiteit is als geïdentificeerd
door componenten twee en drie samen. Implementers kunnen er echter voor kiezen op
basis van lokale afspraken dat áls alle drie de componenten van de HD een waarde bevatten,
de waarde van het eerste component een waarde uit de set is die wordt gedefinieerd
door het tweede en derde component.
Voorbeelden:
Voorbeeld 1: ISO voorbeelden met alleen een waarde in het 2de en 3de componenten:
|^1.2.344.24.1.1.3^ISO|
|^1.2.34.4.1.5.1.5.1,1.13143143.131.3131.1^ISO|
De syntax van het tweede component wordt gedefinieerd door de ISO-standaard voor objectidentificaties, niet door HL7 (voor welke het tweede component het datatype ST heeft). Dus de punten (".") en komma (",") in het tweede component zijn deel van de ISO syntax, maar zijn toegestaan door de definitie van het HL7 datatype ST.
Voorbeeld 2: A GUID voorbeeld
|^14344.14144321.4122344.14434.654^GUID|
Voorbeeld 3: Een internet voorbeeld
|^falcon.iupui.edu^DNS|
Voorbeeld 4: een willekeurig UID
|^40C983F09183B0295822009258A3290582^RANDOM|
Lokale voorbeelden:
Voorbeeld 5: Alleen lokaal gebruik: een HD die eruit ziet als het datatype IS
|LAB1|
|RX.PIMS.SystemB.KP.CA.SCA|
Merk op dat de syntaxt van het eerste component niet wordt gedefinieerd door HL7 maar door lokale afspraken op basis van hun eisen: de enige vereiste is dat de structuur van het eerste component wordt toegestaan door het HL7 datatype string (ST), welke wordt gebruikt voor waarden met het dataype IS.
Voorbeeld 6: Lokale identificatie met alleen componenten 2 en 3
|^RX.PIMS.SystemB.CA.SCA^M|
Een alternatieve manier om het vorige voorbeeld te coderen, met gebruikmaking van het derde component met waarde "M" (zie hierboven HL7 Table 0301) om een lokaal-gedefinieerde identificatieset aan te duiden. Het tweede component heeft dezelfde waarde als het vorige voorbeeld maar is nu gedefinieerd als lid van de set van toegestane waarden die wordt gedefinieerd door de lokale afspraken voor de identifiatie set "M".
Voorbeeld 7: Lokale identificatie met een waarde in het 2de en 3de component.
|PathLab^PL.UCF.UC^L|
De applicatie ‘PathLab’ wordt geïdentificeerd door het namespace component maar wordt ook geïdentificeerd door het tweede en derde component, (d.w.z. met het lokaal gedefinieerde UID systeem "L"). De twee identificaties zijn equivalent.
Dit is een complexere HD waarin het middelste component, welke lokaal is gedefinieerd, zelf gestructureerd is. Zoals met het ISO-voorbeeld hier boven, is de structuur niet gedefinieerd door HL7 maar door de lokale afspraken op basis van hun eisen: de enige vereiste is dat de structuur van het middelste component wordt toegestaan door het HL7 datatype string (ST), welke wordt gebruikt voor waarden met het dataype IS.
Voorbeeld 8: Lokale identificatie en universal ID types:
|LAB1^1.2.3.3.4.6.7^ISO|
Een HD met een ISO "Object IDentifier" als een UID en een lokaal gedefinieerde codesysteemnaam. Zowel de eerste component als het tweede en derde component (samengenomen) refereren aan dezelfde entiteit. Dit voorbeeld toont dat de lokale waarde en de waarde in universal ID mogen worden doorgegeven in één HD-veld.
HD-1 Namespace ID (IS)
User-defined Table 0300 - Namespace ID is used as the HL7 identifier for the user-defined table of values for this component.
Note: When the HD is used in a given segment (either as a field or as a component of another data type) this table may be re-defined (given a different user-defined table number and name) by the technical committee responsible for that segment.
HD-2 Universal ID (ST)
The HD’s second component, <universal ID>
(UID), is a string formatted according to the scheme defined by the third component,
<universal ID type>
(UID type). The UID is intended to be unique over time within the UID type. It is
rigorously defined. Each UID must belong to one of the specifically enumerated schemes
for constructing UIDs (defined by the UID type). The UID (second component) must follow
the syntactic rules of the particular universal identifier scheme (defined by the
third component). Note that these syntactic rules are not defined within HL7 but are
defined by the rules of the particular universal identifier scheme (defined by the
third component).
HD-3 Universal ID Type (ID)
The third component governs the interpretation of the second component of the HD.
Note: X400, X500, and DNS are not technically universally valid for all time. Names can be de-registered from an existing user and registered to a new user.
Datatype: ID - Coded value for HL7 defined tables
Datatype: IS - Coded value for user-defined tables
Datatype: MSG - Message type
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | ID | R | 0076 | Message Code |
2 | ID | R | 0003 | Trigger Event |
3 | ID | R | 0354 | Message Structure |
Dit datatype bevat het berichttype, trigger event en de berichtstructuur-ID voor het bericht.
Vervangt het datatype CM gebruikt in 2.16.9.9 MSH-9 vanaf v2.5.
MSG-1 Message Code (ID)
Specifies the message type code. Refer to HL7 Table – Message Type in section 2.17.1 for valid values.
This table contains values such as ACK, ADT, ORM, ORU etc.
See section 2.5.1- Messages for further discussion.
MSG-2 Trigger Event (ID)
Specifies the trigger event code. Refer to HL7 Table – Event Type in section 2.17.2 for valid values.
This table contains values like A01, O01, R01 etc.
See section 2.3.1 – Trigger Events for further discussion.
MSG-3 Message Structure (ID)
Datatype: NM - Numeric
Een getal dat wordt gerepresenteerd door een reeks ASCII numerieke tekens met optioneel een startteken (+ of -), de cijfers en een optionele decimaalscheider in de vorm van een punt ".". Als er geen startteken aanwezig is, is het positief getal. Als er geen decimale punt in het getal aanwezig is, dan is het een natuurlijk getal (integer).
Voorloopnullen, of nullen na het laatste getal achter een decimale punt, zijn niet significant. De volgende twee waarden met verschillende representaties zijn identiek "01.20" en "1.2". Behalve het optionele startteken (+ of -) en de optionele decimale punt (.), zijn er geen andere tekens dan ASCII cijfers toegestaan. Dus de waarde <12 moet worden doorgegeven als met datatype structured numeric (SN) (voorkeur) of datatype string (ST) (toegestaan, geen voorkeur).
Datatype: PL - Person location RIVM
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | IS | O | 0302 | Point of Care |
2 | IS | O | 0303 | Room |
3 | IS | O | 0304 | Bed |
4 | HD | C | Facility | |
5 | IS | O | 0306 | Location Status |
6 | IS | R | 0305 | Person Location Type |
7 | IS | O | 0307 | Building |
8 | IS | O | 0308 | Floor |
9 | ST | O | Location Description | |
10 | EI | O | Comprehensive Location Identifier | |
11 | HD | O | Assigning Authority for Location |
Dit datatype wordt gebruikt voor het doorgeven van een patiëntlocatie binnen een zorginstelling. Welke componenten een waarde krijgen hangt af van de lokale vereisten. Een patiënt die thuis wordt behandeld bijvoorbeeld, heeft alleen een waarde in "person location type". Het datatype wordt meestal gebruikt voor identificatie van patiëntlocaties, maar kan ook verwijzen naar andere personen in een zorgsituatie.
NB: Dit datatype bevat diverse locatie-aanduidingen die moet worden beschouwd in volgorde
van meer generiek naar meer specifiek: afdeling, gebouw, verdieping, point of care,
kamer, bed.
Extra informatie over een locatie die wordt gedefinieerd met deze componenten kan
worden toegevoegd in de volgende componenten: person location type, location description
en location status.
Voorbeeld: Verpleegafdeling
Verpleegafdeling in een openbaar ziekenhuis: 4 Oost, kamer 136, bed B
4E^136^B^OpenbaarZiekenhuis^^N^^^
Voorbeeld: Kliniek
Een kliniek in een universitair ziekenhuis: Afdeling Interne Geneeskunde in het Briones gebouw, 3de verdieping.
InterneGeneeskunde^^^UniversitairZiekenhuis^^C^Briones^3^
Voorbeeld: Thuis
De patiënt werd thuis behandeld.
^^^^^H^^^
PL-1 Point of Care (IS)
PL-2 Room (IS)
PL-3 Bed (IS)
PL-4 Facility (HD)
PL-5 Location Status (IS)
PL-6 Person Location Type (IS)
PL-7 Building (IS)
PL-8 Floor (IS)
PL-9 Location Description (ST)
PL-10 Comprehensive Location Identifier (EI)
PL-11 Assigning Authority for Location (HD)
Datatype: PRL - Parent result link
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | CE | R | Parent Observation Identifier | |
2 | ST | O | Parent Observation Sub-identifier | |
3 | TX | O | Parent Observation Value Descriptor |
Identificeert het OBX-segment van het bovenliggende resultaat gerelateerd aan de huidige aanvraag samen met de informatie in OBR-29 Parent.
Gebruiksaanwijzing: Dit datatype wordt alleen gebruikt in OBR-26 - Parent Result waar het dient om informatie te geven over andere type koppelingen (bijvoorbeeld toxicologie). Deze belangrijke informatie identificeert, samen met de informatie in OBR-29 Parent, uniek het OBX-segment van het bovenliggende resultaat gerelateerd aan deze aanvraag. De waarde van dit OBX-segment in het bovenliggende resultaat is het organisme waarover het verslag van deze battery gaat. Als de huidige battery een anti-microbiële gevoeligheid is, dan bevat de geïdentificeerde OBX in het bovenliggende resultaat het organisme waarop de gevoeligheidstesten zijn gedaan. Deze indicate koppeling geniet de voorkeur omdat de naam van het organisme in het bovenliggende resultaat diverse voorlopige waarden kan hebben voor voltooiing.
We benadrukken dat dit veld niet het hele resultaat van zijn bovenliggende bevat. Het is alleen bedoeld voor de weergavenaam van het geïdentificeerde organisme of chemische suborganisme. Dit veld is alleen togevoegd voor het bieden van een manier om de koppeling te kunnen leggen met het bovenlliggende resultaat voor systemen die geen niet-ambigue Observation ID's en sub-ID's kunnen genereren.
Dit veld is alleen aanwezig als het bovenliggende resultaat wordt geïdentificeerd in OBR-29 Parent en dit bovenliggende resultaat diverse onderliggende aanvragen heeft voor elk van de meerdere resultaten. Zie hoofdstuk 7 voor meer details over dit type koppeling.
Vervangt het datatype CM gebruikt in secties 4.5.3.26 OBR-26 en 7.4.1.26 OBR-26 vanaf v2.5.
PRL-1 Parent Observation Identifier (CE)
PRL-2 Parent Observation Sub-identifier (ST)
PRL-3 Parent Observation Value Descriptor (TX)
Contains a descriptor of the parent observation value as specified in the OBX-5 of the parent result.
As an example, the third component may be used to record the name of the microorganism identified by the parent result directly. The organism in this case should be identified exactly as it is in the parent culture.
Datatype: PT - Processing type
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | ID | O | 0103 | Processing ID |
2 | ID | O | 0207 | Processing Mode |
PT-1 Processing ID (ID)
PT-2 Processing Mode (ID)
Datatype: SI - Sequence ID
Datatype: SN - Structured numeric
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | ST | O | Comparator | |
2 | NM | O | Num1 | |
3 | ST | O | Separator/Suffix | |
4 | NM | O | Num2 |
Het datatype structured numeric wordt gebruikt om niet-ambigue numerieke klinische
resultaten door te geven inclusief kwalificaties. Hiermee kunnen ontvangende systemen
de componenten separaat bewaren, en numerieke databasequeries faciliteren. De corresponderende
set waarden in de componenten <comparator>
en <separator/suffix>
zijn bedoeld als autoritieve en complete set. Als er aanvullende waarden vereist
zijn voor de componenten <comparator>
en <separator/suffix>
, dan moeten deze worden aangeboden
aan HL7 voor toevoeging in de standaard.
Als <num1>
en <num2>
beide niet-leeg zijn, dan moet de separator/suffix ook niet-null zijn. Als de separator
"-" is, dan is het gegevensbereik inclusief; bijv., <num1>
- <num2>
definieert een reeks getallen x, zodanig dat: <num1>
<=x<= <num2>
.
SN-1 Comparator (ST)
Defined as greater than, less than, greater than or equal, less than or equal, equal, and not equal, respectively (= ">" or "<" or ">=" or "<=" or "=" or "<>"
If this component is not valued, it defaults to equal ("=").
SN-2 Num1 (NM)
SN-3 Separator/Suffix (ST)
SN-4 Num2 (NM)
Datatype: ST - String
Strings zijn links uitgelijnd met optioneel witruimte aan het einde. Elk zichtbaar (afdrukbaar) ASCII teken is toegestaan (hexadecimale waarden tussen 20 en 7E, inclusief, of ASCII decimale waarden tussen 32 en 126), behalve de gedefinieerde escapetekens en gedefinieerde scheidingstekens.
Voorbeeld:
|bijna alle soorten gegevens|
Om een HL7 scheidingstekens te gebruiken (behalve het segmentscheidingsteken) binnen een string-veld, gebruikt u de relevante HL7 escape-sequentie (zie sectie 2.7.1, "Formatting Codes").
Gebruiksaanwijzing: Het datatype ST is bedoeld voor korte strings (bijv. minder dan 200 tekens). Voor langere strings moeten de datatypen TX of FT worden gebruikt (zie secties 2.A.78, "TX - text data" of 2.A.31, "FT - formatted text data").
Opmerking over alternatieve tekensets: ST - string-gegevens kan ook worden gebruikt voor andere tekensets. Zie sectie 2.15.9.18, "Character set," en sectie 2.15.9.20, "Alternate character set handling" voor details.
Datatype: TM - Time
Specificeert het uur van de dag met optionele minuten, seconden, fracties van seconden op basis van de 24-uurs kloknotatie en tijdzone.
Vanaf v2.3, is het aantal tekens (exclusief de tijdzone specificatie) bepalend voor de precisie.
Formaat: UU[MM[SS[.S[S[S[S]]]]]][+/-ZZZZ]
Dus:
- de eerste twee worden gebruikt voor precisie van "uur"
- de eerste vier worden gebruikt voor precisie van "minuut"
- de eerste zes worden gebruikt voor precisie van "seconde"
- de eerste acht worden gebruikt voor precisie van "een tiende van een seconde"
- de eerste elf worden gebruikt voor precisie van "een duizendste van een seconde"
Voorbeeld: |0630| betekent 06:30 's-morgens.
De fractionele seconden kunnen worden verzonden door een zender die meer precisie nodig heeft dan hele seconden. Fractionele representaties van minuten, uren of andere hogere-orde tijdeenheden zijn niet toegestaan.
NB: De tijdzone [+/-ZZZZ], indien gebruikt, is beperkt tot legaal gedefinieerde tijdzones en worden gerepresenteerd in het formaat UUMM.
De tijdzone van de zender kan optioneel worden verstuurd als offset van de Coordinated Universal Time (vooreen bekend als Greenwich Mean Time). Als de tijdzone niet aanwezig is in een bepaald TM-veld maar aanwezig is in het date/time veld in het MSH-segment, wordt de MSH-waarde gebruikt als de standaardtijdzone. In andere gevallen wordt deze geacht de lokale tijd van de zender te zijn.
Voorbeelden:
Tijd | Omschrijving |
---|---|
|0000| | middernacht |
|235959+1100| | 1 seconde vóór middernacht in een tijdzone elf uur verder dan Universal Coordinated Time (d.w.z., ten oosten van Greenwich). |
|0800| | Acht uur 's-ochtends, lokale tijd van de zender. |
|093544.2312| | 44.2312 seconden na negen uur vijfendertig 's-ochtends, lokale tijd van de zender. |
|13| | 13 uur (met precisie tot op het uur), lokale tijd van de zender. |
Vóór v2.3, werd dit datatype gespecificeerd met als formaat UUMM[SS[.SSSS]][+/-ZZZZ]. Vanaf v2.3 zijn minuten niet langer vereist. Op basis van lokale afspraken kan UUMM[SS[.SSSS]][+/-ZZZZ] worden gebruikt ten behoeve van backward compatibiliteit.
Datatype: TS - Time stamp
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | DTM | R | Time | |
2 | ID | O | 0529 | Degree of Precision |
Specificeert een moment in de tijd.
Formaat: JJJJ[MM[DD[UU[MM[SS[.S[S[S[S]]]]]]]]][+/-ZZZZ]^<degree of precision>
TS-1 Time (DTM)
The point in time.
See section 2.A.22, "DTM - date/time" for the full description of this component
TS-2 Degree of Precision (ID)
Retained only for purposes of backward compatibility as of v 2.3. Refer to component 1 for current method of designating degree of precision.
Definition: Indicates the degree of precision of the time stamp (Y = year, L = month, D = day, H = hour, M = minute, S = second). Refer to HL7 Table 0529 – Precision for valid value.
Note that the Degree of Precision is either the same as or overrides the precision indicated by the first component. It may not indicate greater precision. In the following example, the second component overrides the first and indicates a lesser precision, April 1999.
|199904011200^L|
Datatype: VID - Version identifier
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | ID | O | 0104 | Version ID |
2 | CE | O | 0399 | Internationalization Code |
3 | CE | O | International Version ID |
VID-1 Version ID (ID)
VID-2 Internationalization Code (CE)
Used to identify the international affiliate country code. The values to be used are those of ISO 3166 -1:1977. The ISO 3166 table has three separate forms of the country code: HL7 specifies that the 3-character (alphabetic) form be used for the country code.
Refer to HL7 Table 0399 – Country code in section 2.15.9.17 for the 3-character codes as defined by ISO 3166 table.
VID-3 International Version ID (CE)
Datatype: XAD - Extended address NL
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | SAD | O | Street Address | |
2 | ST | O | Other Designation | |
3 | ST | O | City | |
4 | ST | O | State or Province | |
5 | ST | O | Zip or Postal Code | |
6 | ID | O | 0399 | Country |
7 | ID | O | 0190 | Address Type |
8 | ST | O | Other Geographic Designation | |
9 | IS | O | 0289 | County/Parish Code |
10 | IS | O | 0288 | Census Tract |
11 | ID | O | 0465 | Address Representation Code |
12 | DR | O | Address Validity Range | |
13 | TS | O | Effective Date | |
14 | TS | O | Expiration Date |
XAD-1 Street Address (SAD)
XAD-2 Other Designation (ST)
XAD-3 City (ST)
XAD-4 State or Province (ST)
XAD-5 Zip or Postal Code (ST)
lu-concept-1627 | Postcode | String | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt
/ Adresgegevens /
Definitie: De code behorende bij de straatnaam en het huisnummer.
|
XAD-6 Country (ID)
lu-concept-1631 | Land | Code | Gegevensset e-Lab | |
Pad: Resultaatrapportage / ADMINISTRATIEF / Algemene rapportagegegevens / Gegevens patiënt
/ Adresgegevens /
Definitie: Landnaam die aangeeft waar het adres zich bevindt.
Terminologiekoppeling: Zie voor de waarden van dit concept, de waardelijst "
Land
" (2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.101.11.13 / DYNAMISCH)
|
XAD-7 Address Type (ID)
XAD-8 Other Geographic Designation (ST)
XAD-9 County/Parish Code (IS)
XAD-10 Census Tract (IS)
XAD-11 Address Representation Code (ID)
XAD-12 Address Validity Range (DR)
XAD-13 Effective Date (TS)
XAD-14 Expiration Date (TS)
Datatype: XPN - Extended person name
SEQ | DT | OPT | TBL# | ELEMENT NAME |
---|---|---|---|---|
1 | FN | O | Family Name | |
2 | ST | O | Given Name | |
3 | ST | O | Second and Further Given Names or Initials Thereof | |
4 | ST | O | Suffix (e.g., JR or III) | |
5 | ST | O | Prefix (e.g., DR) | |
6 | IS | O | 0360 | Degree (e.g., MD) |
7 | ID | O | 0200 | Name Type Code |
8 | ID | O | 0465 | Name Representation Code |
9 | CE | O | 0448 | Name Context |
10 | DR | O | Name Validity Range | |
11 | ID | O | 0444 | Name Assembly Order |
12 | TS | O | Effective Date | |
13 | TS | O | Expiration Date | |
14 | ST | O | Professional Suffix |
Vervangt datatype PN vanaf v2.3.
Opmerking internationaal: In landen met ideographische of syllabische (fonetische) tekensets, is het soms nodig om de naam in beide structuren te versturen, naast de alfabetische. Het schakelen tussen de verschillende tekensets kan worden met tekesets zoals JIS X 0202 - ISO 2022 die een escape-sequentie bevatten voor het schakelen tussen verschillende tekensets en tussen teken-representaties van één byte en van meerdere bytes. Door het naamveld te herhalen kunnen de verschillende representaties van de naam worden doorgegeven met deze verschillende tekensets. De details zijn als volgt. (Zie ook sectie 2.9.2, "Escape sequences supporting multiple character sets for PN, XPN, XCN, XON, XAD, FT, ST and TX data types.")
HL7 ondersteunt de volgende standaarden voor Japanse tekens:
- JIS X 0201 voor ISO-IR 13 (Japanese Katakana)
- JIS X 0201 voor ISO-IR 14 (Japanese Romaji)
- JIS X 0208 voor ISO-IR 87 (Japanese Kanji, Hiragana en Katakana)
- JIS X 0212 voor ISO-IR 159 (supplement Japanese Kanji)
HL7 ondersteunt de volgende standaarden voor Europese tekens:
- ISO 8859 (1-9) voor ISO-IR 100, 101, 109, 110, 144,127, 126, 138 en 148.
Tekensets worden in HL7 aangeduid als ASCII, 8859/1,8859/2, ISO IR14, ISO IR87, en ISO IR159. DICOM gebruikt de codes uit ISO 2375, in de vorm 'ISO-IR xxx'. HL7 ondersteunt ook de namen, ten behoeve van interoperabiliteit.
HL7 gebruikt de Basic G0 Set van de International Reference Version van ISO 646:1990 (ISO IR-6) als de standaardtekens voor strings. Dit is een tekenset van één byte identiek aan ASCII.
Elke herhaling van een XPN, XON, XCN, of XAD-veld wordt geacht te beginnen met de standaard tekenset. Als er een andere tekenset wordt gebruikt, dan wordt de HL7-gedefinieerde escape-sequentie gebruikt om deze tekenset aan te kondigen aan het begin van de herhaling, en wordt de HL7-gedefineerde escape-sequentie gebruikt om te beginnen met de standaardtekenset aan het einde van de herhaling. Merk ook op dat diverse tekensets door elkaar kunnen worden gebruikt binnen één herhaling, zolang de herhaling eindigt met een terugkeer naar de standaardtekenset.
Een applicatie met specificeren welke tekensets deze ondersteunt in het veld "MSH-18 Character Sets" en welke verwerking voor tekensets het ondersteunt in het veld MSH-20-Alternate character set handling scheme. De aanname is dat de zendende en ontvangende applicaties weten hoe ze tekensetnamen moeten mappen (d.w.z. ISO-IR xxx) op escape-sequenties.
In veel Japanse berichten bijvoorbeeld is er een mix van Romaji (d.w.z. Romeinse tekens), Katakana (fonetische representatie van buitenlandse woorden), Hiragana (fonietische representatie van Japanse woorden) en Kanji (pictogrammen). Voor zo'n bericht moeten 4 tekensets worden gespecifcieerd in het MSH-segment.
Referentie | Omschrijving | |
---|---|---|
1. | "Understanding Japanese Information Processing" van Ken Lunde, O’Reilly Press | |
2. | NEMA PS3.5 - DICOM Part 5: Data Structure and Semantics | |
3. | ANSI X3.4:1986 | ASCII tekenset |
4. | ISO 646:1990 | Information Processing - ISO 7-bit coded character set for information interchange |
5. | ISO/IEC 2022:1994 | Information Technology - Character code structure and extension techniques |
6. | ISO 2375:1986 | Data Processing - Procedure for the registration of escape sequences |
7. | ISO 6429:1990 | Information Processing - Control functions for 7-bit and 8-bit coded character sets |
8. | ISO 8859 (1-9) | Information Processing - 8-bit single-byte coded graphic character sets - delen 1-9 |
9. | ENV 41 503:1990 | Information systems interconnection - European graphic character repertoires and their coding |