Concept |
Card/Conf |
Id |
|
Patient |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement900-19798 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Patiënt. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Patiënt.
|
|
|
Naamgegevens |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-19799 link
|
|
Container van het concept Naamgegevens. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Naamgegevens.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-19800 link
|
|
Officiële voornamen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-19801 link
|
|
Initialen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-19802 link
|
|
De naam waarmee de persoon gebruikelijk aangesproken wordt. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-19803 link
|
|
Dit concept geeft de achternaam of volgorde van achternamen aan waarmee de persoon
aangesproken of aangeschreven wil worden.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-19804 link
|
|
Container van het concept Geslachtsnaam. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Geslachtsnaam
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-19805 link
|
|
Bij de eigen achternaam behorende voorvoegsels. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-19806 link
|
|
Achternaam die bij geboorte gekregen is. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-19807 link
|
|
Container van het concept GeslachtsnaamPartner. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept GeslachtsnaamPartner.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-19808 link
|
|
Bij de achternaam van de partner behorende voorvoegsels |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-19809 link
|
|
Achternaam van de partner die bij geboorte gekregen is. |
|
|
PatientIdentificatienummer |
|
1 … * Conditioneel |
mp-dataelement900-19829 link
|
|
Identificatienummer van de patiënt. Bij overdrachtsituaties dient het gebruik van
het burgerservicenummer (BSN) in overeenstemming te zijn met de 'Wet gebruik burgerservicenummer
in de zorg (Wbsn-z)'. In andere situaties kunnen andere nummersystemen gebruikt worden,
zoals bijv. interne ziekenhuis patiëntnummers.Burgerservicenummer (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.3)
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … * Mandatory |
BSN van de patiënt verplicht, andere id's optioneel |
|
|
|
|
Geboortedatum |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-19830 link
|
|
Geboortedatum van de patiënt. Bij een patiënt is de geboortedatum verplicht. Vage
datum (bv. alleen jaar) is toegestaan.
|
|
|
Geslacht |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-19831 link
|
|
Administratief geslacht van de patiënt. |
|
|
MeerlingIndicator |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-19832 link
|
|
Indicator die aangeeft of de patiënt één van een meerling is. |
|
Medicamenteuze behandeling |
|
1 … * Required |
mp-dataelement900-22092 link
|
|
Met medicamenteuze behandeling (beh) wordt bedoeld: een behandeling met een geneesmiddel.
Medicamenteuze behandeling is een technisch begrip dat nodig is om de samenhang van
een groep medicatiegegevens goed te kunnen beschrijven. Zie het funcioneel ontwerp
(FO) voor meer informatie.
|
|
|
Identificatie |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22093 link
|
|
Identificatie van een medicamenteuze behandeling |
|
|
Toedieningsafspraak |
|
1 … * Required |
mp-dataelement900-20132 link
|
|
Een toedieningsafspraak is de gebruiks- (of toedienings-)instructie van de apotheker
aan de patiënt (of zijn vertegenwoordiger of toediener), waarbij een medicatieafspraak
op een concreet niveau wordt ingevuld.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-20134 link
|
|
De identificatie van de toedieningsafspraak. Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-20133 link
|
|
Het tijdstip waarop de afspraak gemaakt is. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22660 link
|
|
Ingangsdatum
Dit is het tijdstip waarop de afspraak ingaat (of is ingegaan of zal ingaan). Dit
betreft het tijdstip waarop de in deze afspraak vastgelegde gebruiksinstructie ingaat. In
geval van een afspraak om te stoppen betreft dit de ingangsdatum van de originele
toedieningsafspraak. De einddatum geeft aan vanaf wanneer de medicatie gestaakt moet
worden.
Gebruiksduur
De beoogde gebruiksduur. Bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Het is niet toegestaan om
de gebruiksduur in maanden aan te geven, omdat verschillende maanden een variabele
duur in dagen hebben.
Einddatum
Het tijdstip waarop de gebruiksperiode eindigt (of geëindigd is of zal eindigen).
In het geval van een afspraak om het gebruik te staken betreft dit het tijdstip waarop
de medicatie gestaakt moet worden. Om verwarring te voorkomen tussen 'tot' en 'tot
en met' is het meegeven van de tijd altijd verplicht bij einddatum.
Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt er alleen een ingangsdatum aangegeven.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-23034 link
|
|
Is de afspraak geannuleerd? In geval van foutcorrectie wordt bij de foutieve afspraak
deze indicator aangezet.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22498 link
|
|
Stop type, de manier waarop gestopt wordt met deze medicatie (tijdelijk of definitief). |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22097 link
|
|
De verstrekker (apotheker) die de toedieningsafspraak heeft vastgelegd. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-20209 link
|
|
De organisatie waarbij de zorgverlener werkzaam is. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-20210 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
|
|
|
|
ZorgaanbiederIdentificatieNummer |
|
1 … * Required |
mp-dataelement900-20211 link
|
|
Identificerend nummer van de organisatie. Voor Nederlandse zorgaanbieders wordt hiervoor,
indien mogelijk, het URA nummer of het AGB nummer gebruikt. Voor buitenlandse of niet
aangesloten zorgaanbieders kan een ander uniek identificerend nummer gebruikt worden.
Dit moet vergezeld gaan met de naam en/of code van de uitgevende organisatie.
UZI register abonneenummer (URA) (OID: 2.16.528.1.1007.3.3)
Vektis AGB-zorgverlener tabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.1)
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-20212 link
|
|
Naam van de organisatie. Indien een identificatienummer meegegeven wordt, moet de
naam overeenkomen met de naam die bij het identificatienummer hoort.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22499 link
|
|
Reden voor deze afspraak. Dit zal vaak dezelfde reden zijn als die van de medicatieafspraak. Dit veld geeft de mogelijkheid om - indien van toepassing - een specifieke reden voor
de toedieningsafspraak op te nemen. Voorbeelden hiervan zijn: substitutie, overgang
naar GDS, wens patiënt voor ander handelsproduct, et cetera.
|
|
|
|
Geneesmiddel bij toedieningsafspraak |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement900-20237 link
|
|
Geneesmiddel horende bij de toedieningsafspraak |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement900-20238 link
|
|
De container van het concept Product. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Product.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven. Als een van de samenstellende delen vloeibaar is, dan wordt de dosering
in milliliters opgegeven, anders in 'stuks'.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. Dit kan door bovenbedoelde mogelijkheid om gecodeerd ingrediënten aan
te duiden en/of door de samenstelling en bereidingswijze als vrije tekst door te geven.
|
|
1 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement900-22289 link
|
|
De codering van geneesmiddelen wordt in Nederland ontleend aan de G-standaard (uitgegeven
door z-index), die onder regie van de KNMP wordt gevuld.
Het gecodeerde geneesmiddel kan worden uitgedrukt als:
- GTIN International Article Number
- KNMP artikelnummer = ATKODE (2.16.840.1.113883.2.4.4.8)
- Handelsproductcode (HPK)
- Voorschrijfcode (PRK)
- Generieke productcode (GPK)
- Anatomic Therapeutic Classification code (ATC)
- Stofnaamcode (SNK)
- Stofnaamcode i.c.m. toedieningsweg (SSK)
- SNOMED CT code
- 90.000.000 nummer (eigen code instelling) (OID van instelling)
De GTIN maakt het mogelijk het product incl. de herkomst met een barcode te identificeren. De ATKODE is het nummer waarmee het artikel in de groothandel aan apotheeksystemen
gekoppeld wordt (b.v. een doos met 3 strippen van 10 tabletten). De HPK is de code voor het handelsproduct (met merknaam) zoals gebruikt per gift/inname
(1 pil, 1 puff, 1 ml) De PRK codeert voor hetzelfde product als de HPK, maar niet gekoppeld aan een fabrikant
(geen merknaam, geen kenmerken zoals kleur, geometrische vorm enz.). Deze code maakt
het mogelijk om generiek voor te schrijven en toch te definiëren welk handelsproduct
genomen kan worden (bv. zak 200ml). De generieke product code definieert de samenstelling van een product, is voldoende
voor vastlegging van het voorschift, maar niet van de bestelling. De voorschrijfcode (PRK) is ontwikkeld en toegevoegd aan de oudere generieke (GPK)
en
leverancierspecifieke (HPK, ATKODE) codering om het enerzijds mogelijk te maken, dat
een generiek product kan worden doorgegeven zonder een specifiek merk te noemen, maar
anderzijds voldoende informatie te bieden om verstrekking door de apotheek te ondersteunen.
De stofnamecode (SNK) en stofnaamcode in combinatie met toedieningsweg (SSK) kunnen
worden gebruikt om nog generieker voor te schrijven.
De GTIN codering wordt ingevoerd om een standaard voor barcodescanning te implementeren
en de herkomst van het middel te kunnen traceren.
Het 90.000.000 nummer wordt gebruikt conform landelijke afspraken.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Code moet gekozen worden uit ATC, GPK, PRK, HPK of artikelcode. |
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement900-22290 link
|
|
De container van het concept ProductSpecificatie. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept ProductSpecificatie.
De productspecificatie is nodig, wanneer de productcode niet volstaat om de werkzame
stoffen en de sterkte te achterhalen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 0 Niet aanwezig |
Wanneer de codering afdoende is om de samenstelling van het geneesmiddel te achterhalen
(bijvoorbeeld bij codering via G-standaard)
|
1 … 1 Required |
anders |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22291 link
|
|
Voor geneesmiddelen die in vrije tekst zijn opgegeven is geen code voorhanden, en
dient de volledige omschrijving hier vermeld te worden.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-19787 link
|
|
Een tekstuele beschrijving van de medicatiesoort (inclusief relevante kenmerken van
de samenstelling en eventueel de bereidingswijze), die alleen gebruikt wordt als geen
gecodeerde aanduiding uit de G-Standaard beschikbaar is (magistrale receptuur).
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22293 link
|
|
De farmaceutische vorm geeft de vorm van een geneesmiddel weer overeenkomstig de toedieningsweg.
Voorbeelden zijn: tablet, zetpil, infusievloeistof, zalf. Indien het middel een generieke
code uit de G-standaard kent dan is de vorm via de G-standaard bekend. Voor producten
zonder code (vrije tekst, magistrale bereiding), kan de toedieningsvorm worden opgegeven.
|
|
1 … * Required |
mp-dataelement900-22294 link
|
|
De container van het concept Ingredient. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Ingredient.
Een product bevat één of meer werkzame stoffen en hulpstoffen. Deze zijn meestal al
door de productcode bepaald. Voor magistrale medicatie of door de lokale apotheek
samengestelde medicamenten moeten de ingrediënten afzonderlijk worden opgegeven.
De werkzame stoffen spelen een bijzondere rol, omdat deze: a) bepalend zijn voor de farmacotherapeutische werking van de medicatie en b) de basis zijn voor aanduiding van de sterkte van de medicatie (bijv. 200 mg).
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22295 link
|
|
De relatieve hoeveelheid van dit ingrediënt in dit product. Berekening van de sterkte = Hoeveelheid ingrediënt ÷ Hoeveelheid product.
Dit kan bijvoorbeeld een concentratie zijn als het geneesmiddel is opgelost in een
draagvloeistof.
Bijvoorbeeld: 25mg/stuk of 50IE/ml of 200mg/500ml
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22296 link
|
|
De hoeveelheid van dit ingrediënt. Dit is de numerator voor de berekening van de sterkte. Bijvoorbeeld:
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22964 link
|
|
De waarde behorende bij de eenheid. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22965 link
|
|
Eenheid uit de G-standaard (tabel 902). |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22297 link
|
|
Hoeveelheid van het product. Dit is de denominator in de berekening van de sterkte. Bijvoorbeeld:
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22966 link
|
|
De waarde behorende bij de eenheid. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22967 link
|
|
Eenheid uit de G-standaard (tabel 902). |
|
1 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement900-22298 link
|
|
Werkzame stof of hulpstof. Hier kunnen dezelfde codes worden gebruikt als voor de ProductCode (met name voor
verdunningen en samenstellingen), maar nu kunnen ook de ATC, SSK en SNK gebruikt worden
om een stof aan te duiden (voor het opgeven van ingrediënten van lokaal magistraal
bereide producten).
- GTIN International Article Number
- KNMP artikelnummer
- Handelsproductcode (HPK)
- Voorschrijfcode (PRK)
- Generieke productcode (GPK)
- ATC (anatomic therapeutic classification)
- SSK (stofnaamcode met toedieningsweg)
- SNK (stofnaamcode)
De ATC is een internationale classificatie van farmaceutische stoffen zonder referentie
aan specifieke producten in de markt. De ATC code van een generiek product bevat dan
ook geen verwijzing naar dosering, farmaceutische vorm of toedieningsweg, alleen maar
naar de ingrediënten (niet de hoeveelheid/concentratie/sterkte).
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Code moet gekozen worden uit ATC, GPK, PRK, HPK of artikelcode. |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22098 link
|
|
Aanwijzingen voor het gebruik of toediening van de medicatie, bijvoorbeeld dosering
en toedieningsweg. Aanwijzingen voor het gebruik of toediening van de medicatie, bijvoorbeeld
dosering en toedieningsweg. Bij medicatiegebruik is dit het gebruikspatroon dat de
patiënt heeft gevolgd of met zichzelf heeft afgesproken.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22619 link
|
|
Tekstuele omschrijving van de volledige gebruiksinstructie inclusief de gebruiksperiode. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22620 link
|
|
De route waarlangs de medicatie wordt toegediend (oraal, nasaal, intraveneus, et cetera).
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement900-22621 link
|
|
De aanvullende instructie bevat een aanvullend uitleg over het gebruik of de overwegingen
voor het huidige voorschrift.
Het kan hier ook gaan om alle aanwijzingen voor gebruik. De tekst kan afkomstig zijn
van het oorspronkelijke "papieren" medicatievoorschrift, maar kan ook gegenereerd
worden uit de gecodeerde gegevens.
Dit concept mag meer informatie bevatten dan gestructureerd gecodeerd is in de onderliggende
informatie, maar mag er niet mee in tegenspraak zijn. De instructies mogen niet conflicteren met andere onderdelen van het toedieningsverzoek.
De instructies kunnen ook verwijzen naar een bestaand protocol.
De G-standaard bevat veel teksten die dit attribuut kunnen ondersteunen, onder andere
in G-standaard tabel 362 waar de teksten uit de huisartsenstandaard WCIA tabel 25
zijn opgenomen. Deze teksten kunnen gebruikt worden om invulling te geven aan dit
concept.
|
|
|
|
|
Herhaalperiode cyclisch schema |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22622 link
|
|
De herhaalperiode van een cyclisch schema (van één of meer doseerinstructies). Een
cyclisch schema wordt weergegeven in dagen, de bijbehorende doseerduur is daarbij
ook in dagen.
Voorbeelden van een cyclisch schema:
- de anticonceptiepil (21 dagen 1 maal per dag 1 stuk, dan 7 dagen niet, dit herhalen),
de herhaalperiode is hier 28 dagen
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement900-22623 link
|
|
Doseerinstructie |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22624 link
|
|
Volgnummer. Deze geeft de volgorde van de doseerinstructies aan binnen de medicatieafspraak. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22625 link
|
|
De beoogde tijdsduur voor deze doseerinstructie. Bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken.
Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt in de laatste doseerinstructie de doseerduur
leeg gelaten. Leeg laten van doseerduur mag alleen bij medicatie voor onbepaalde duur.
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement900-22626 link
|
|
De container van het concept Dosering. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Dosering.
Instructies voor toediening van de medicatie aan de toediener (de patiënt zelf, een
verpleegkundige of andere hulpverlener). Bij inventarisatie van medicatiegebruik beschrijft
de dosering het gebruikspatroon dat de patiënt met zichzelf heeft afgesproken.
Als het doseerschema (spreiding van toedieningen over de tijd) vast is en de keerdosis
ook, dan is er een enkele gebruiksinstructie.
Er kunnen meerdere parallelle gebruiksinstructies opgenomen worden bij een wisselende doseerhoeveelheid binnen
de dag en bij een variabele gebruiksfrequentie.
Er kunnen meerdere sequentiële gebruiksinstructies opgenomen worden bij wisselende doseerhoeveelheden binnen de
periode en/of een wisselend doseerschema.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22627 link
|
|
De keerdosis definieert de dosis per inname of toediening.
De dosering wordt beschreven in de bij het product behorende eenheid, zodat het meestal
een aantal stuks of doses betreft. Voor vloeistoffen en andere deelbare producten
zal meestal een volumemaat (bij voorkeur "ml") worden gebruikt.
De voorschrijver zal de dosering in veel gevallen willen aangeven in gewichtseenheden
van de werkzame stof.
Als niet het product, maar alleen de stof is aangegeven, dan wordt de hoeveelheid
van die stof opgegeven. Paracetamol 1000mg is dan equivalent aan Paracetamol 500mg
tablet, 2 tabletten (of stuks).
De dosering wordt soms aangegeven in een berekening, waarin vaak het lichaamsgewicht
of het lichaamsoppervlak van de patiënt als parameter gebruikt wordt. De berekening
blijft echter niet meer dan een hulpmiddel om tot een beslissing te komen.
Bij continue toediening wordt naast de toedieningssnelheid (inloopsnelheid) soms ook
de keerdosis opgegeven (bv. 20ml in een spuit of 500ml in een zak), maar vaak ook
weggelaten.
Ook een algemeen doseeradvies zoals 'Gebruik volgens protocol' of 'Zie gebruiksaanwijzing'
kan adequaat zijn. Ook dan wordt geen keerdosis opgegeven.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22628 link
|
|
Aantal behorende bij de eenheid. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22698 link
|
|
Minimale waarde. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22699 link
|
|
Vaste waarde. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22700 link
|
|
Maximale waarde. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22629 link
|
|
Eenheid uit de G-standaard (tabel 902). |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22631 link
|
|
De container van het concept Toedieningsschema. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Toedieningsschema.
De specificatie van de tijdsmomenten waarop het medicament toegediend wordt of zal
worden. De wijze waarop dit wordt weergegeven is:
- Tijdstip(pen) (16:00) of gebeurtenissen ("voor het eten") waarop het medicament dagelijks
ingenomen moet worden.
- Een specifiek aantal keren dat het medicament dagelijks ingenomen moet worden ("3x
per dag"), aangeduid met de frequentie
- Een tijdsafstand tussen opeenvolgende innames ("Elke 2 uur", "elke 3 dagen"), aangeduid
met Interval.
- Combinaties van periodes met een interval en een duur ("Gedurende drie van vier weken
dagelijks 1 : het pilschema")
Als een medicament niet dagelijks ingenomen moet worden, kan het voorgaande gecombineerd
worden met dagaanduidingen:
- Een of meerdere weekdagen waarop de toediening moet plaatsvinden ("maandag, woensdag,
vrijdag")
- "3 keer per week", "2 keer per maand".
Standaard zal de gespecificeerde toediening "oneindig" herhaal worden tot:
- De einddatum en tijd bereikt is
- De totale toedieningsduur bereikt is (gedurende 14 dagen)
- Een specifiek aantal toedieningen bereikt is ("20 giften", "eenmalig"), op te geven
in het concept AantalToedieningen.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22632 link
|
|
De frequentie geeft het aantal doseermomenten per tijdseenheid, meestal per dag. Als
dit gegeven is opgenomen, dan zal het Interval niet zijn opgegeven. Meestal bestaat
frequentie uit zowel aantal als tijdseenheid (3 maal per dag), maar het kan ook zonder
tijdseenheid voorkomen (éénmalig).
Er wordt dan een redelijke verdeling over de dag verwacht, maar dit komt niet heel
precies en wordt aan de patiënt overgelaten. Het is de gebruikelijke manier van voorschrijven
extramuraal. Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna
een (locatiegebonden) uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
De tijdseenheid van de frequentie moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in
de tekstuele weergave van de dosering.
Bijvoorbeeld:
- bij dosering '2 maal per dag...' geldt:
- aantal = 2
- tijdseenheid = 'dag'.
- bij dosering '3 maal per week...' geldt:
- aantal = 3
- tijdseenheid = 'week'.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22633 link
|
|
Het aantal keren dat iets toegediend moet worden. Dit kan vast of variabel zijn. Dit
kan voorkomen samen met tijdseenheid (2 x per dag) maar ook zonder tijdseenheid (éénmalig,
of drie keer).
Bijvoorbeeld:
- bij 2 maal per dag, gedt: vaste waarde = 2, tijdseenheid = dag
- bij 1 à 2 maal per dag, geldt min = 1, max = 2, tijdseenheid = dag
- bij 3 tot 7 maal per week, geldt min = 3, max = 7, tijdseenheid = week
- bij éénmalig, geldt: vaste waarde = 1 en er is géén tijdseenheid
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22701 link
|
|
Minimale waarde. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22702 link
|
|
Vaste waarde. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22703 link
|
|
Maximale waarde. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22634 link
|
|
Tijdseenheid. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22635 link
|
|
Het interval geeft de tijd tussen doseermomenten weer. Als dit gegeven is opgenomen,
dan zal de Frequentie niet zijn opgegeven.
Voorbeelden : elke 4 uur, om de 3 weken.
De tijdstippen kunnen nu vrij gekozen worden, maar de verdeling over de dag komt nauwer
en het interval tussen de tijdstippen is belangrijk (bv. antibiotica) Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna een (locatiegebonden)
uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement900-22636 link
|
|
De toedientijd is een specifieke (klok)tijd op de dag. Deze tijd is meestal niet exact
(bedoeld). Er kunnen meerdere inname tijdstippen op een dag zijn.
De beoogde toedientijd kan ook als dagdeel worden aangegeven (ochtend, middag, avond,
nacht). De toedientijd blijft dan leeg, waarbij het dagdeel vastgelegd kan worden
in het concept Dagdeel.
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement900-22637 link
|
|
Weekdag definieert een patroon van toedieningen op vaste weekdagen. |
|
0 … * Required |
mp-dataelement900-22638 link
|
|
Dagdeel: ochtend, middag, avond, nacht. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22639 link
|
|
Zo nodig. Zo nodig betekent dat de toediening alleen onder een bepaalde voorwaarde
wordt uitgevoerd. Zie voor meer informatie de functionele eisen in het Functioneel
ontwerp.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22640 link
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit Tabel25 vormen de waardelijst om dit concept gecodeerd door
te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving van die code meegegeven
worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van Tabel25
voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt worden in vrije
tekst in het concept omschrijving.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22641 link
|
|
Gecodeerde weergave van zo nodig / criterium. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22642 link
|
|
Omschrijving, tekstuele weergave van dit concept. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22643 link
|
|
Een maximale dosering maximaliseert (in tijd) het gebruik van een middel in een 'zo
nodig' voorschrift.
Bijvoorbeeld: maximaal 6 stuks per dag maximaal 200 ml per week
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22644 link
|
|
Aantal behorende bij de eenheid. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22645 link
|
|
Eenheid uit de G-standaard (tabel 902). |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22646 link
|
|
Tijdseenheid. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22648 link
|
|
De toedieningssnelheid wordt gebruikt bij de langzame toediening van vloeistoffen.
De meeteenheid is in de praktijk vrijwel altijd ml/uur. Ook het opgeven van een interval (bijv. 0-10 ml/uur) is een gebruikelijke optie.
Bijvoorbeeld, bij toedieningssnelheid van 10ml/uur geldt:
- aantal = 10,
- gebruikseenheid = ml
- tijdseenheid = uur
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22649 link
|
|
Waarde behorende bij de eenheid. Kan een vast getal zijn, bijvoorbeeld 10 bij 10ml/uur. Maar kan ook een interval zijn, bijvoorbeeld bij 0-10ml/uur.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22650 link
|
|
minimale aantal horende bij eenheid Bijvoorbeeld 0 bij 0-10ml/uur
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22651 link
|
|
Aantal horende bij eenheid Bijvoorbeeld 10 bij 10ml/uur
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22652 link
|
|
Maximale aantal horende bij eenheid. Bijvoorbeeld 20 bij 0-20ml/uur.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22653 link
|
|
Eenheid uit de G-standaard (tabel 902). |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22654 link
|
|
Tijdseenheid |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-23142 link
|
|
De toedieningsduur definieert de tijdsduur gedurende welke het medicijn wordt toegediend
en wordt voornamelijk gebruikt bij de langzame parenterale toediening van vloeistoffen.
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement900-23284 link
|
|
Aanvullende informatie bevat bijzonderheden over de invulling van de gemaakte afspraak. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22275 link
|
|
Toelichting.
|
|
|
|
Relatie naar medicatieafspraak |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22394 link
|
|
Relatie naar medicatieafspraak waarop de ta gebaseerd is. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22395 link
|
|
De identificatie van de medicatieafspraak. |
|
|
Verstrekking |
|
0 … * Required |
mp-dataelement900-20270 link
|
|
Een verstrekking is de terhandstelling van een hoeveelheid van een geneesmiddel aan
de patiënt, zijn toediener of zijn vertegenwoordiger.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-20271 link
|
|
De identificatie van de verstrekking. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-20272 link
|
|
Het tijdstip van uitgifte. De datumtijd waarop het geneesmiddel ter hand gesteld wordt.
Noot: het gaat dus om het tijdstip waarop het geneesmiddel aan de patiënt (of diens
toediener/vertegenwoordiger) is uitgegeven en niet om de aanschrijfdatum.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22500 link
|
|
De aanschrijfdatum is het tijdstip waarop een apotheker een voorgenomen uitgifte vastlegt.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-20858 link
|
|
De verstrekker is in vrijwel alle gevallen een apotheker. Het kan ook gaan om een
webwinkel (online bestelling), een drogisterij of een buitenlandse apotheker.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-19791 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
|
|
|
ZorgaanbiederIdentificatieNummer |
|
1 … * Required |
mp-dataelement900-19792 link
|
|
Identificerend nummer van de organisatie. Voor Nederlandse zorgaanbieders wordt hiervoor,
indien mogelijk, het URA nummer of het AGB nummer gebruikt. Voor buitenlandse of niet
aangesloten zorgaanbieders kan een ander uniek identificerend nummer gebruikt worden.
Dit moet vergezeld gaan met de naam en/of code van de uitgevende organisatie.
UZI register abonneenummer (URA) (OID: 2.16.528.1.1007.3.3)
Vektis AGB-zorgverlener tabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.1)
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-19793 link
|
|
Naam van de organisatie. Indien een identificatienummer meegegeven wordt, moet de
naam overeenkomen met de naam die bij het identificatienummer hoort.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-20923 link
|
|
Aantal eenheden van het product (gemeten op basis van de relevante productcode) dat
is afgeleverd. Bijvoorbeeld: 100 stuks
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22601 link
|
|
Aantal behorende bij de eenheid. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22602 link
|
|
Eenheid uit de G-standaard (tabel 902). |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement900-22259 link
|
|
Verstrekt geneesmiddel |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement900-22260 link
|
|
De container van het concept Product. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Product.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven. Als een van de samenstellende delen vloeibaar is, dan wordt de dosering
in milliliters opgegeven, anders in 'stuks'.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. Dit kan door bovenbedoelde mogelijkheid om gecodeerd ingrediënten aan
te duiden en/of door de samenstelling en bereidingswijze als vrije tekst door te geven.
|
|
1 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement900-22679 link
|
|
De codering van geneesmiddelen wordt in Nederland ontleend aan de G-standaard (uitgegeven
door z-index), die onder regie van de KNMP wordt gevuld.
Het gecodeerde geneesmiddel kan worden uitgedrukt als:
- GTIN International Article Number
- KNMP artikelnummer = ATKODE (2.16.840.1.113883.2.4.4.8)
- Handelsproductcode (HPK)
- Voorschrijfcode (PRK)
- Generieke productcode (GPK)
- Anatomic Therapeutic Classification code (ATC)
- Stofnaamcode (SNK)
- Stofnaamcode i.c.m. toedieningsweg (SSK)
- SNOMED CT code
- 90.000.000 nummer (eigen code instelling) (OID van instelling)
De GTIN maakt het mogelijk het product incl. de herkomst met een barcode te identificeren. De ATKODE is het nummer waarmee het artikel in de groothandel aan apotheeksystemen
gekoppeld wordt (b.v. een doos met 3 strippen van 10 tabletten). De HPK is de code voor het handelsproduct (met merknaam) zoals gebruikt per gift/inname
(1 pil, 1 puff, 1 ml) De PRK codeert voor hetzelfde product als de HPK, maar niet gekoppeld aan een fabrikant
(geen merknaam, geen kenmerken zoals kleur, geometrische vorm enz.). Deze code maakt
het mogelijk om generiek voor te schrijven en toch te definiëren welk handelsproduct
genomen kan worden (bv. zak 200ml). De generieke product code definieert de samenstelling van een product, is voldoende
voor vastlegging van het voorschift, maar niet van de bestelling. De voorschrijfcode (PRK) is ontwikkeld en toegevoegd aan de oudere generieke (GPK)
en
leverancierspecifieke (HPK, ATKODE) codering om het enerzijds mogelijk te maken, dat
een generiek product kan worden doorgegeven zonder een specifiek merk te noemen, maar
anderzijds voldoende informatie te bieden om verstrekking door de apotheek te ondersteunen.
De stofnamecode (SNK) en stofnaamcode in combinatie met toedieningsweg (SSK) kunnen
worden gebruikt om nog generieker voor te schrijven.
De GTIN codering wordt ingevoerd om een standaard voor barcodescanning te implementeren
en de herkomst van het middel te kunnen traceren.
Het 90.000.000 nummer wordt gebruikt conform landelijke afspraken.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Code moet gekozen worden uit ATC, GPK, PRK, HPK of artikelcode. |
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement900-22680 link
|
|
De container van het concept ProductSpecificatie. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept ProductSpecificatie.
De productspecificatie is nodig, wanneer de productcode niet volstaat om de werkzame
stoffen en de sterkte te achterhalen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 0 Niet aanwezig |
Wanneer de codering afdoende is om de samenstelling van het geneesmiddel te achterhalen
(bijvoorbeeld bij codering via G-standaard)
|
1 … 1 Required |
anders |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22681 link
|
|
Voor geneesmiddelen die in vrije tekst zijn opgegeven is geen code voorhanden, en
dient de volledige omschrijving hier vermeld te worden.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-19788 link
|
|
Een tekstuele beschrijving van de medicatiesoort (inclusief relevante kenmerken van
de samenstelling en eventueel de bereidingswijze), die alleen gebruikt wordt als geen
gecodeerde aanduiding uit de G-Standaard beschikbaar is (magistrale receptuur).
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22682 link
|
|
De farmaceutische vorm geeft de vorm van een geneesmiddel weer overeenkomstig de toedieningsweg.
Voorbeelden zijn: tablet, zetpil, infusievloeistof, zalf. Indien het middel een generieke
code uit de G-standaard kent dan is de vorm via de G-standaard bekend. Voor producten
zonder code (vrije tekst, magistrale bereiding), kan de toedieningsvorm worden opgegeven.
|
|
0 … * Conditioneel |
mp-dataelement900-22683 link
|
|
De container van het concept Ingredient. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Ingredient.
Een product bevat één of meer werkzame stoffen en hulpstoffen. Deze zijn meestal al
door de productcode bepaald. Voor magistrale medicatie of door de lokale apotheek
samengestelde medicamenten moeten de ingrediënten afzonderlijk worden opgegeven.
De werkzame stoffen spelen een bijzondere rol, omdat deze: a) bepalend zijn voor de farmacotherapeutische werking van de medicatie en b) de basis zijn voor aanduiding van de sterkte van de medicatie (bijv. 200 mg).
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … * Required |
Wanneer de codering niet afdoende is om de samenstelling van het geneesmiddel te achterhalen
(bijvoorbeeld bij magistrale bereiding)
|
0 … 0 Niet aanwezig |
anders |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22684 link
|
|
De relatieve hoeveelheid van dit ingrediënt in dit product. Berekening van de sterkte = Hoeveelheid ingrediënt ÷ Hoeveelheid product.
Dit kan bijvoorbeeld een concentratie zijn als het geneesmiddel is opgelost in een
draagvloeistof.
Bijvoorbeeld: 25mg/stuk of 50IE/ml of 200mg/500ml
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22685 link
|
|
De hoeveelheid van dit ingrediënt. Dit is de numerator voor de berekening van de sterkte. Bijvoorbeeld:
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22686 link
|
|
De waarde behorende bij de eenheid. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22687 link
|
|
Eenheid uit de G-standaard (tabel 902). |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22688 link
|
|
Hoeveelheid van het product. Dit is de denominator in de berekening van de sterkte. Bijvoorbeeld:
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22689 link
|
|
De waarde behorende bij de eenheid. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22690 link
|
|
Eenheid uit de G-standaard (tabel 902). |
|
1 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement900-22691 link
|
|
Werkzame stof of hulpstof. Hier kunnen dezelfde codes worden gebruikt als voor de ProductCode (met name voor
verdunningen en samenstellingen), maar nu kunnen ook de ATC, SSK en SNK gebruikt worden
om een stof aan te duiden (voor het opgeven van ingrediënten van lokaal magistraal
bereide producten).
- GTIN International Article Number
- KNMP artikelnummer
- Handelsproductcode (HPK)
- Voorschrijfcode (PRK)
- Generieke productcode (GPK)
- ATC (anatomic therapeutic classification)
- SSK (stofnaamcode met toedieningsweg)
- SNK (stofnaamcode)
De ATC is een internationale classificatie van farmaceutische stoffen zonder referentie
aan specifieke producten in de markt. De ATC code van een generiek product bevat dan
ook geen verwijzing naar dosering, farmaceutische vorm of toedieningsweg, alleen maar
naar de ingrediënten (niet de hoeveelheid/concentratie/sterkte).
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Code moet gekozen worden uit ATC, GPK, PRK, HPK of artikelcode. |
|
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-20924 link
|
|
Duur van het verbruik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-20925 link
|
|
Afleverlocatie |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-20927 link
|
|
Distributievorm |
|
0 … * Required |
mp-dataelement900-23285 link
|
|
Aanvullende informatie bevat bijzonderheden over de invulling van de verstrekking.
Dit kan bijvoorbeeld een reden zijn om af te wijken van het verstrekkingsverzoek.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22276 link
|
|
Toelichting.
|
|
|
|
Relatie naar verstrekkingsverzoek |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement900-22396 link
|
|
Relatie naar verstrekkingsverzoek |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement900-22397 link
|
|
De identificatie van het verstrekkingsverzoek. |