Concept |
Card/Conf |
Id |
|
Patient |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Patiënt. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Patiënt.
|
|
|
Naamgegevens |
|
1 … 1 Required |
|
|
De naamgegevens van de patiënt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële voornamen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Initialen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
De naam waarmee de persoon gebruikelijk aangesproken wordt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit concept geeft de achternaam of volgorde van achternamen aan waarmee de persoon
aangesproken of aangeschreven wil worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept Geslachtsnaam. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Geslachtsnaam
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de eigen achternaam behorende voorvoegsels. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Officiële achternaam van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept GeslachtsnaamPartner. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept GeslachtsnaamPartner.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de achternaam van de partner behorende voorvoegsels |
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële achternaam van de partner. |
|
|
Adresgegevens |
|
0 … * Required |
|
|
Adresgegevens van de patiënt. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Straatnaam van het adres. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Huisnummer van het adres. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Een alfabetisch teken achter het huisnummer zoals dit door het gemeentebestuur is
toegekend.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Die letters of tekens die noodzakelijk zijn om, naast het huisnummer en de letter,
de brievenbus te vinden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De aanduiding die wordt gebruikt voor adressen die niet zijn voorzien van de gebruikelijke
straatnaam en huisnummeraanduidingen.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Postcode van het adres. Bij Nederlandse adressen bij voorkeur de postcode uit de Postcodetabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.4.15)
gebruiken.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Een geografisch bepaald gebied dat een deel is van het gemeentelijke grondgebied. Bij Nederlandse woonplaatsen bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Gemeente van inschrijving. Bij Nederlandse gemeenten bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Land waar het adres zich bevindt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Extra informatie zoals naam van het gebouw, gebouwnummer, ingang, routenummer. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Het soort adres waarvan sprake is, bijv. woonadres, postadres. |
|
|
Contactgegevens |
|
0 … 1 Required |
|
|
Telefoonnummer(s) of e-mailadres(sen) van de patiënt. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Container van het concept Telefoonnummers. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Telefoonnummers.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Een telefoonnummer van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Met NummerSoort kan aangegeven worden of het om een vast, tijdelijk, werk nummer gaat. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Toelichting over het telefoonnummer en over het gebruik ervan. Aangegeven kan bijvoorbeeld
worden dat het een afdelingsnummer is (bij zorgverleners) of dat de bereikbaarheid
slecht gedurende een aangegeven deel van de dag mogelijk is.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept EmailAdressen. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Emailadressen.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Een e-mailadres van de persoon |
|
0 … 1 Required |
|
|
Met EmailSoort kan aangegeven worden of het om een prive of zakelijk e-mail adres
gaat.
|
|
|
Identificatienummer |
|
1 … * Conditioneel |
|
|
Identificatienummer van de patiënt. Bij overdrachtsituaties dient het gebruik van
het burgerservicenummer (BSN) in overeenstemming te zijn met de 'Wet gebruik burgerservicenummer
in de zorg (Wbsn-z)'. In andere situaties kunnen andere nummersystemen gebruikt worden,
zoals bijv. interne ziekenhuis patiëntnummers.Burgerservicenummer (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.3)
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … * Mandatory |
BSN van de patiënt verplicht, andere id's optioneel |
|
|
|
|
Geboortedatum |
|
1 … 1 Required |
|
|
Geboortedatum van de patiënt. Bij een patiënt is de geboortedatum verplicht. Vage
datum (bv. alleen jaar) is toegestaan.
|
|
|
Geslacht |
|
1 … 1 Required |
|
|
Administratief geslacht van de patiënt. |
|
|
MeerlingIndicator |
|
0 … 1 Required |
|
|
Indicator die aangeeft of de patiënt één van een meerling is. |
|
MedicamenteuzeBehandeling |
|
0 … * Required |
|
|
Met medicamenteuze behandeling (MBH) wordt bedoeld: een behandeling met een geneesmiddel.
Medicamenteuze behandeling is een technisch begrip dat nodig is om de samenhang van
een groep medicatiegegevens goed te kunnen beschrijven. Zie het functioneel ontwerp
(FO) voor meer informatie.
|
|
|
Identificatie |
|
1 … 1 Required |
|
|
Identificatie van een medicamenteuze behandeling.
|
|
|
Medicatieafspraak |
|
0 … * Required |
|
|
Een medicatieafspraak is het voorstel van een voorschrijver tot gebruik van medicatie
door een patiënt. Ook de afspraak om het medicatiegebruik te staken is een medicatieafspraak.
Rootconcept van de bouwsteen Medicatieafspraak. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Medicatieafspraak.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-194 link
|
|
De identificatie van de medicatieafspraak.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
MedicatieafspraakDatumTijd |
|
1 … 1 Conditioneel |
|
|
Het tijdstip waarop de afspraak gemaakt is. Afspraakdatum + tijd verplicht meegeven (er moet volgordelijkheid van de afspraken
kunnen worden afgeleid bij meerdere medicatieafspraken op één dag)
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Mandatory |
Afspraakdatum + tijd verplicht meegeven (er moet volgordelijkheid van de afspraken
kunnen worden afgeleid bij meerdere medicatieafspraken op één dag)
|
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Ingangsdatum: Dit is het tijdstip waarop de afspraak ingaat (of is ingegaan of zal ingaan). Dit
betreft het tijdstip waarop de in deze afspraak vastgelegde gebruiksinstructie ingaat.
In geval van een afspraak om te stoppen betreft dit de ingangsdatum van de originele
medicatieafspraak. De einddatum geeft aan vanaf wanneer de medicatie gestaakt moet
worden.
Gebruiksduur: De beoogde gebruiksduur. Bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Het is niet toegestaan
om de gebruiksduur in maanden aan te geven, omdat verschillende maanden een variable
duur in dagen hebben.
Einddatum: Het tijdstip waarop de gebruiksperiode eindigt (of geëindigd is of zal eindigen).
In het geval van een afspraak om het gebruik te staken betreft dit het tijdstip waarop
de medicatie gestaakt moet worden. Om verwarring te voorkomen tussen 'tot' en 'tot
en met' is het meegeven van de tijd altijd verplicht bij einddatum. Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt er alleen een ingangsdatum aangegeven.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-629 link
|
|
De begindatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-630 link
|
|
De einddatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-631 link
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-1365 link
|
|
Element om aan te geven dat de startDatum Tijd of eindDatum Tijd onzeker is.
In bepaalde situaties kunnen startDatum Tijd of eindDatum Tijd afhankelijk zijn van
een ander gegeven. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de patiënt een aantal dagen
voor opname medicatie moet starten of stoppen, terwijl de opnamedatum nog niet bekend
is. Bij Criterium wordt dan in vrije tekst aangegeven: 'X dagen voor opname starten'
of 'X dagen voor opname stoppen'. Hiermee is bij uitwisseling van de medicatieafspraak
duidelijk dat de ingevulde start- of einddatum onzeker is.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-1373 link
|
|
In het geval van een geannuleerde toekomstige medicatieafspraak wordt deze indicator
aangezet.
|
|
|
|
MedicatieafspraakStopType |
|
0 … 1 Required |
|
|
Stoptype, de manier waarop gestopt wordt met deze medicatie (tijdelijk of definitief).
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-195 link
|
|
Relatie naar de medicatieafspraak die gewijzigd of gestaakt wordt.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als voorgaande medicatieafspraak aanwezig |
0 … 0 Niet aanwezig |
Overige gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-196 link
|
|
De identificatie van de medicatieafspraak.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
RelatieToedieningsafspraak |
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-1328 link
|
|
Relatie naar de toedieningsafspraak waarop de medicatieafspraak gebaseerd is.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als geen voorgaande medicatieafspraak aanwezig maar MA gebaseerd op TA |
0 … 0 Niet aanwezig |
Overige gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-197 link
|
|
De identificatie van de toedieningsafspraak. Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-1327 link
|
|
Relatie naar het medicatiegebruik waarop de medicatieafspraak gebaseerd is.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Indien MA gebaseerd is op MGB |
0 … 0 Niet aanwezig |
Overige gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-198 link
|
|
De identificatie van het medicatiegebruik.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de persoon die registreert en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-199 link
|
|
Geeft de relatie aan tussen deze bouwsteen met de Contact-bouwsteen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 Required |
In geval van huisartszorg gerelateerde transactie |
0 … 1 |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-845 link
|
|
Nummer dat de instantiatie van de bouwsteen wereldwijd uniek identificeert. Het nummer
is samengesteld uit een identificatie van de uitgevende organisatie en een door deze
organisatie toegekend uniek nummer.AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-843 link
|
|
Geeft de relatie aan tussen deze bouwsteen met de ZorgEpisode-bouwsteen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 Required |
In geval van huisartszorg gerelateerde transactie |
0 … 1 |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-844 link
|
|
Nummer dat de instantiatie van de bouwsteen wereldwijd uniek identificeert. Het nummer
is samengesteld uit een identificatie van de uitgevende organisatie en een door deze
organisatie toegekend uniek nummer.AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De zorgverlener die de medicatieafspraak met de patiënt heeft vastgelegd. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Reden voor het wijzigen of stoppen van de medicatie.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
De medische reden voor het voorschrijven of gebruik van de medicatie. Hiermee kan
een medische indicatie worden doorgegeven die de directe aanleiding vormde voor het
voorschrijven of het gebruik van de betreffende medicatie.
Het kan gaan om ieder type probleem (of conditie) van de patiënt, vrijwel steeds een
diagnose, een klacht of een symptoom.
NB: Het bestand BST401T van de G-standaard bevat een "bijzonder kenmerk" om aan te
geven dat het "uitwisselen van de reden van voorschrijven noodzakelijk is".
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Mandatory |
Uitwisselen van reden van voorschrijven noodzakelijk |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-171 link
|
|
Container van het concept Probleem. Deze container bevat alle gegevenselementen van
het concept Probleem.Een probleem beschrijft een toestand met betrekking tot de gezondheid
en/of het welzijn van een individu. Deze toestand kan zijn benoemd door de betroffene
(de patiënt) zelf (een klacht), of door zijn of haar zorgverlener (onder andere een
diagnose).
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-184 link
|
|
De probleemnaam definieert het probleem. Afhankelijk van de setting kunnen verschillende
codestelsels worden gebruikt. De ProbleemNaamCodelijst geeft een overzicht van de
mogelijke codestelsels
|
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Het afgesproken te gebruiken geneesmiddel. |
|
1 … 1 Conditioneel |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Codeer volgens G-Standaard |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Aanwijzingen voor het gebruik of toediening van de medicatie, bijvoorbeeld dosering
en toedieningsweg. Bij medicatiegebruik is dit het gebruikspatroon dat de patiënt
heeft gevolgd of met zichzelf heeft afgesproken.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Tekstuele omschrijving van de volledige gebruiksinstructie inclusief de gebruiksperiode. |
|
1 … 1 Required |
|
|
De route waarlangs de medicatie wordt toegediend (oraal, nasaal, intraveneus, et cetera).
|
|
0 … * Required |
|
|
De aanvullende instructie bevat een aanvullend uitleg over het gebruik. De aanvullende
instructie heeft betrekking op de hele gebruiksinstructie en niet op een individuele
dosering.
Het gaat hier om alle aanwijzingen voor gebruik. De tekst kan afkomstig zijn van het
oorspronkelijke "papieren" medicatievoorschrift, maar kan ook gegenereerd worden uit
de gecodeerde gegevens.
De instructies mogen niet conflicteren met andere onderdelen van de medicatieafspraak/
toedieningsafspraak.
De instructies kunnen ook verwijzen naar een bestaand protocol. In het geval van een
extern doseerschema (bijv. bij 'volgens schema trombosedienst') wordt OTH gebruikt.
De teksten in de G-standaard die dit attribuut kunnen ondersteunen, zijn opgenomen
in bestand 362 waar de teksten uit de huisartsenstandaard WCIA tabel 25 zijn opgenomen.
Deze teksten kunnen gebruikt worden om invulling te geven aan dit concept.
|
|
|
|
|
HerhaalperiodeCyclischSchema |
|
0 … 1 Required |
|
|
De herhaalperiode van een cyclisch schema (van één of meer doseerinstructies). Een
cyclisch schema wordt weergegeven in dagen, de bijbehorende doseerduur is daarbij
ook in dagen.
Voorbeelden van een cyclisch schema: de anticonceptiepil (21 dagen 1 maal per dag 1 stuk, dan 7 dagen niet, dit herhalen),
de herhaalperiode is hier 28 dagen
|
|
0 … * Required |
|
|
Doseerinstructie |
|
0 … 1 Required |
|
|
De beoogde tijdsduur voor deze doseerinstructie, bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt in de laatste doseerinstructie de doseerduur
leeg gelaten.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Deze geeft de volgorde van de doseerinstructies aan binnen deze medicatiebouwsteen.
|
|
0 … * Required |
|
|
De container van het concept Dosering. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Dosering.
Instructies voor toediening van de medicatie aan de toediener (de patiënt zelf, een
verpleegkundige of andere hulpverlener). Bij inventarisatie van medicatiegebruik beschrijft
de dosering het gebruikspatroon dat de patiënt met zichzelf heeft afgesproken.
Als het doseerschema (spreiding van toedieningen over de tijd) vast is en de keerdosis
ook, dan is er een enkele gebruiksinstructie.
Er kunnen meerdere parallelle gebruiksinstructies opgenomen worden bij een wisselende doseerhoeveelheid binnen
de dag en bij een variabele gebruiksfrequentie.
Er kunnen meerdere sequentiële gebruiksinstructies opgenomen worden bij wisselende doseerhoeveelheden binnen de
periode en/of een wisselend doseerschema.
Binnen het concept 'dosering' zitten verschillende elementen. Niet alle elementen
kunnen/ mogen samen gebruikt worden. Hieronder staat een korte opsomming van de samenhang
tussen de elementen:
- Dagdeel en toedientijd mogen nóóit gelijktijdig gevuld zijn
- Het element IsFlexibel (onder Toedieningsschema) heeft betrekking op de Toedientijd
- Weekdag en Dagdeel of Toedientijd kan/mag gelijktijdig gevuld zijn
- De elementen Toedientijd/ Dagdeel/ Weekdag kunnen niet gecombineerd worden met Interval
- Bij het combineren van Toedientijd of Dagdeel met Frequentie moet de tijdseenheid
van Frequentie tijdseenheid groter of gelijk zijn aan een dag.
- Bij het combineren van Weekdag (met of zonder Toedientijd/Dagdeel) en Frequentie,
moet de tijdseenheid van Frequentie:
- Een week zijn. Eén week is impliciet door het vullen van de Weekdag, dus gebruik van
Frequentie is alleen zinvol bij 2 of meer weken, neem iedere twee weken op woensdag
OF
- Kleiner zijn dan een dag zijn (neem 2 x per dag op maandag, woensdag, vrijdag)
- Nooit tussen de 1 en 14 dagen in zijn, want dat kan niet samen met weekdag.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De keerdosis definieert de dosis per inname of toediening. De dosering wordt beschreven
in de bij het product behorende eenheid, zodat het meestal een aantal stuks of doses
betreft. Voor vloeistoffen en andere deelbare producten zal meestal een volumemaat
(bij voorkeur "ml") worden gebruikt.
De voorschrijver zal de dosering in veel gevallen willen aangeven in gewichtseenheden
van de werkzame stof.
Als niet het product, maar alleen de stof is aangegeven, dan wordt de hoeveelheid
van die stof opgegeven. Paracetamol 1000 mg is dan equivalent aan Paracetamol 500
mg tablet, 2 tabletten (of stuks).
De dosering wordt soms aangegeven in een berekening, waarin vaak het lichaamsgewicht
of het lichaamsoppervlak van de patiënt als parameter gebruikt wordt. De berekening
blijft echter niet meer dan een hulpmiddel om tot een beslissing te komen.
Bij continue toediening wordt naast de toedieningssnelheid (inloopsnelheid) soms ook
de keerdosis opgegeven (bv. 20 ml in een spuit of 500 ml in een zak), maar vaak ook
weggelaten.
Ook een algemeen doseeradvies zoals 'Gebruik volgens protocol' of 'Zie gebruiksaanwijzing'
kan adequaat zijn. Ook dan wordt geen keerdosis opgegeven.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-547 link
|
|
Aantal behorend bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-552 link
|
|
Dit is de eenheid waarin het aantal wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De specificatie van de momenten waarop het medicament toegediend wordt of zal worden.
De wijze waarop dit wordt weergegeven is:
- Tijdstip(pen) (16:00), dagdelen ('s ochtends) of gebeurtenissen ("voor het eten")
waarop het medicament dagelijks ingenomen moet worden.
- Een specifiek aantal keren dat het medicament dagelijks ingenomen moet worden ("3x
per dag"), aangeduid met de frequentie
- Een tijdsafstand tussen opeenvolgende innames ("Elke 2 uur", "" elke 30 minuten),
aangeduid met Interval.
Als een medicament niet dagelijks ingenomen moet worden, kan het voorgaande gecombineerd
worden met dagaanduidingen:
- Een of meerdere weekdagen waarop de toediening moet plaatsvinden ("maandag, woensdag,
vrijdag")
- "3 keer per week", "2 keer per maand".
Standaard zal de gespecificeerde toediening "oneindig" herhaald worden tot:
- De einddatum en tijd van de gebruiksperiode bereikt is
- De totale doseerduur bereikt is (14 dagen)
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De frequentie geeft het aantal doseermomenten per tijdseenheid, meestal per dag. Als
dit gegeven is opgenomen, dan zal het Interval niet zijn opgegeven. Meestal bestaat
frequentie uit zowel aantal als tijdseenheid (3 maal per dag), maar het kan ook zonder
tijdseenheid voorkomen (éénmalig).
Er wordt dan een redelijke verdeling over de dag verwacht, maar dit komt niet heel
precies en wordt aan de patiënt overgelaten. Het is de gebruikelijke manier van voorschrijven
extramuraal. Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna
een (locatiegebonden) uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
De tijdseenheid van de frequentie moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in
de tekstuele weergave van de dosering.
Bijvoorbeeld: bij dosering '2 maal per dag...' geldt:
- aantal = 2
- tijdseenheid = 'dag'.
bij dosering '3 maal per week...' geldt:
- aantal = 3
- tijdseenheid = 'week'.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-554 link
|
|
Het aantal keren dat iets toegediend moet worden. Dit kan vast of variabel zijn. Dit
kan voorkomen samen met tijdseenheid (2 x per dag) maar ook zonder tijdseenheid (éénmalig,
of drie keer). Bijvoorbeeld:
- bij 2 maal per dag, geldt: vaste waarde = 2, tijdseenheid = dag
- bij 1 à 2 maal per dag, geldt min = 1, max = 2, tijdseenheid = dag
- bij 3 tot 7 maal per week, geldt min = 3, max = 7, tijdseenheid = week
- bij éénmalig, geldt: vaste waarde = 1 en er is géén tijdseenheid
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-555 link
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … * Required |
|
|
Weekdag definieert een patroon van toedieningen op vaste weekdagen. |
|
0 … * Required |
|
|
Dagdeel: ochtend, middag, avond, nacht. |
|
0 … * Required |
|
|
De toedientijd is een specifieke (klok)tijd op de dag. Deze tijd is meestal niet exact
(bedoeld). Er kunnen meerdere inname tijdstippen op een dag zijn.
De beoogde toedientijd kan ook als dagdeel worden aangegeven (ochtend, middag, avond,
nacht). De toedientijd blijft dan leeg, waarbij het dagdeel vastgelegd kan worden
in het concept Dagdeel.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-271 link
|
|
Geeft aan of degene die het schema uitvoert zelf de exacte Toedientijd mag bepalen
(bijvoorbeeld om onderscheid te maken tussen 'exact om 8 uur' en 'ergens rond een
uur of 8, maar 8:45 uur is ook goed'). Wanneer IsFlexibel="true", dan mag de uitvoerder
zelf de exacte Toedientijd bepalen. Wanneer IsFlexibel="false", dan moet de exacte
Toedientijd van de voorschrijver aangehouden worden.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als toedientijd gevuld is |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het interval geeft de tijd tussen doseermomenten weer. Als dit gegeven is opgenomen,
dan zal de Frequentie niet zijn opgegeven.
De tijdseenheid van het interval moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in de
tekstuele weergave van de dosering.
Voorbeelden : elke 4 uur, elke 30 minuten.
De tijdstippen kunnen nu vrij gekozen worden, maar de verdeling over de dag komt nauwer
en het interval tussen de tijdstippen is belangrijk (bv. antibiotica) Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna een (locatiegebonden)
uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Zo nodig betekent dat de toediening alleen onder een bepaalde voorwaarde wordt uitgevoerd.
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-571 link
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-272 link
|
|
Omschrijving, tekstuele weergave van dit concept.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een maximale dosering maximaliseert (in tijd) het gebruik van een middel in een 'zo
nodig' voorschrift.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-559 link
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-560 link
|
|
Dit is de eenheid waarin de maximale dosering wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-561 link
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De toedieningssnelheid wordt gebruikt bij de langzame toediening van vloeistoffen.
De meeteenheid is in de praktijk vrijwel altijd ml/uur. Ook het opgeven van een interval (bijv. 0-10 ml/uur) is een gebruikelijke optie.
Bijvoorbeeld, bij toedieningssnelheid van 10ml/uur geldt:
- aantal = 10,
- gebruikseenheid = ml,
- tijdseenheid = uur
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-556 link
|
|
Waarde behorende bij de eenheid. Kan een vast getal zijn, bijvoorbeeld 10 bij 10ml/uur. Maar kan ook een interval zijn, bijvoorbeeld bij 0-10ml/uur.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-557 link
|
|
Dit is de eenheid waarin de snelheid wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-558 link
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De toedieningsduur definieert de tijdsduur gedurende welke het medicijn wordt toegediend
enwordt voornamelijk gebruikt bij de langzame parenterale toediening van vloeistoffen.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
0 … * Required |
|
|
Aanvullende informatie bevat een lijst van bijzonderheden over de gemaakte afspraak
die van belang zijn voor de medicatiebewaking en invulling door de apotheker. Hiermee
kan bijvoorbeeld worden aangegeven dat er bewust is afgeweken van wat gebruikelijk
is of dat de afspraak op een bepaalde manier moet worden ingevuld.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-273 link
|
|
Geeft aan of het concept origineel is (nee) of een kopie (ja) uit een ander bronsysteem.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Opmerkingen met betrekking tot de medicatieafspraak. Bijvoorbeeld: in overleg met
de specialist.
|
|
|
Toedieningsafspraak |
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-294 link
|
|
Een toedieningsafspraak is de gebruiks- (of toedienings-)instructie van de apotheker
aan de patiënt (of zijn vertegenwoordiger of toediener), waarbij een medicatieafspraak
op een concreet niveau wordt ingevuld.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-344 link
|
|
De identificatie van de toedieningsafspraak. Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
ToedieningsafspraakDatumTijd |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-332 link
|
|
Het tijdstip waarop de afspraak gemaakt is.
Afspraakdatum + tijd verplicht meegeven (er moet volgordelijkheid van de afspraken
kunnen worden afgeleid bij meerdere toedieningsafspraken op één dag).
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-334 link
|
|
Ingangsdatum: Dit is het tijdstip waarop de afspraak ingaat (of is ingegaan of zal ingaan). Dit
betreft het tijdstip waarop de in deze afspraak vastgelegde gebruiksinstructie ingaat.
In geval van een afspraak om te stoppen betreft dit de ingangsdatum van de originele
toedieningsafspraak. De einddatum geeft aan vanaf wanneer de medicatie gestaakt moet
worden. Gebruiksduur: De beoogde gebruiksduur.Bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Het is niet toegestaan om
de gebruiksduur in maanden aan te geven, omdat verschillende maanden een variable
duur in dagen hebben. Einddatum: Het tijdstip waarop de gebruiksperiode eindigt (of geëindigd is of zal eindigen).
In het geval van een afspraak om het gebruik te staken betreft dit het tijdstip waarop
de medicatie gestaakt moet worden. Om verwarring te voorkomen tussen 'tot' en 'tot
en met' is het meegeven van de tijd altijd verplicht bij einddatum.
Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt er alleen een ingangsdatum aangegeven.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-335 link
|
|
De begindatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-336 link
|
|
De einddatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-337 link
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-341 link
|
|
In geval van foutcorrectie wordt bij de foutieve afspraak deze indicator aangezet. |
|
|
|
ToedieningsafspraakStopType |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-340 link
|
|
Stoptype, de manier waarop gestopt wordt met deze medicatie (tijdelijk of definitief).
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-295 link
|
|
De verstrekker (zorgaanbieder) die de toedieningsafspraak heeft vastgelegd.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-296 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
|
ToedieningsafspraakRedenWijzigenOfStaken |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-333 link
|
|
Reden voor het wijzigen of stoppen van de toedieningsafspraak. Dit zal vaak dezelfde
reden zijn als de reden voor het wijzigen of stoppen van de medicatieafspraak.
Het is mogelijk om - indien van toepassing - een specifieke reden voor het wijzigen
of stoppen van de toedieningsafspraak op te nemen.
|
|
|
|
GeneesmiddelBijToedieningsafspraak |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement920-297 link
|
|
Geneesmiddel horende bij de toedieningsafspraak.
|
|
1 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-298 link
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Mandatory |
Codeer volgens G-Standaard |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-299 link
|
|
Aanwijzingen voor de toediening van de medicatie, bijvoorbeeld dosering en toedieningsweg. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-301 link
|
|
Tekstuele omschrijving van de volledige gebruiksinstructie inclusief de gebruiksperiode. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-303 link
|
|
De route waarlangs de medicatie wordt toegediend (oraal, nasaal, intraveneus, et cetera).
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-300 link
|
|
De aanvullende instructie bevat een aanvullend uitleg over het gebruik. De aanvullende
instructie heeft betrekking op de hele gebruiksinstructie en niet op een individuele
dosering.
Het gaat hier om alle aanwijzingen voor gebruik. De tekst kan afkomstig zijn van het
oorspronkelijke "papieren" medicatievoorschrift, maar kan ook gegenereerd worden uit
de gecodeerde gegevens.
De instructies mogen niet conflicteren met andere onderdelen van de medicatieafspraak/
toedieningsafspraak.
De instructies kunnen ook verwijzen naar een bestaand protocol. In het geval van een
extern doseerschema (bijv. bij 'volgens schema trombosedienst') wordt OTH gebruikt.
De teksten in de G-standaard die dit attribuut kunnen ondersteunen, zijn opgenomen
in bestand 362 waar de teksten uit de huisartsenstandaard WCIA tabel 25 zijn opgenomen.
Deze teksten kunnen gebruikt worden om invulling te geven aan dit concept.
|
|
|
|
|
HerhaalperiodeCyclischSchema |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-302 link
|
|
De herhaalperiode van een cyclisch schema (van één of meer doseerinstructies). Een
cyclisch schema wordt weergegeven in dagen, de bijbehorende doseerduur is daarbij
ook in dagen.
Voorbeelden van een cyclisch schema: de anticonceptiepil (21 dagen 1 maal per dag 1 stuk, dan 7 dagen niet, dit herhalen),
de herhaalperiode is hier 28 dagen
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-304 link
|
|
Doseerinstructie |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-305 link
|
|
De beoogde tijdsduur voor deze doseerinstructie, bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt in de laatste doseerinstructie de doseerduur
leeg gelaten.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-306 link
|
|
Deze geeft de volgorde van de doseerinstructies aan binnen deze medicatiebouwsteen.
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-307 link
|
|
De container van het concept Dosering. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Dosering.
Instructies voor toediening van de medicatie aan de toediener (de patiënt zelf, een
verpleegkundige of andere hulpverlener). Bij inventarisatie van medicatiegebruik beschrijft
de dosering het gebruikspatroon dat de patiënt met zichzelf heeft afgesproken.
Als het doseerschema (spreiding van toedieningen over de tijd) vast is en de keerdosis
ook, dan is er een enkele gebruiksinstructie.
Er kunnen meerdere parallelle gebruiksinstructies opgenomen worden bij een wisselende doseerhoeveelheid binnen
de dag en bij een variabele gebruiksfrequentie.
Er kunnen meerdere sequentiële gebruiksinstructies opgenomen worden bij wisselende doseerhoeveelheden binnen de
periode en/of een wisselend doseerschema.
Binnen het concept 'dosering' zitten verschillende elementen. Niet alle elementen
kunnen/ mogen samen gebruikt worden. Hieronder staat een korte opsomming van de samenhang
tussen de elementen:
- Dagdeel en toedientijd mogen nóóit gelijktijdig gevuld zijn
- Het element IsFlexibel (onder Toedieningsschema) heeft betrekking op de Toedientijd
- Weekdag en Dagdeel of Toedientijd kan/mag gelijktijdig gevuld zijn
- De elementen Toedientijd/ Dagdeel/ Weekdag kunnen niet gecombineerd worden met Interval
- Bij het combineren van Toedientijd of Dagdeel met Frequentie moet de tijdseenheid
van Frequentie tijdseenheid groter of gelijk zijn aan een dag.
- Bij het combineren van Weekdag (met of zonder Toedientijd/Dagdeel) en Frequentie,
moet de tijdseenheid van Frequentie:
- Een week zijn. Eén week is impliciet door het vullen van de Weekdag, dus gebruik van
Frequentie is alleen zinvol bij 2 of meer weken, neem iedere twee weken op woensdag
OF
- Kleiner zijn dan een dag zijn (neem 2 x per dag op maandag, woensdag, vrijdag)
- Nooit tussen de 1 en 14 dagen in zijn, want dat kan niet samen met weekdag.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-316 link
|
|
De keerdosis definieert de dosis per inname of toediening. De dosering wordt beschreven
in de bij het product behorende eenheid, zodat het meestal een aantal stuks of doses
betreft. Voor vloeistoffen en andere deelbare producten zal meestal een volumemaat
(bij voorkeur "ml") worden gebruikt.
De voorschrijver zal de dosering in veel gevallen willen aangeven in gewichtseenheden
van de werkzame stof.
Als niet het product, maar alleen de stof is aangegeven, dan wordt de hoeveelheid
van die stof opgegeven. Paracetamol 1000 mg is dan equivalent aan Paracetamol 500
mg tablet, 2 tabletten (of stuks).
De dosering wordt soms aangegeven in een berekening, waarin vaak het lichaamsgewicht
of het lichaamsoppervlak van de patiënt als parameter gebruikt wordt. De berekening
blijft echter niet meer dan een hulpmiddel om tot een beslissing te komen.
Bij continue toediening wordt naast de toedieningssnelheid (inloopsnelheid) soms ook
de keerdosis opgegeven (bv. 20 ml in een spuit of 500 ml in een zak), maar vaak ook
weggelaten.
Ook een algemeen doseeradvies zoals 'Gebruik volgens protocol' of 'Zie gebruiksaanwijzing'
kan adequaat zijn. Ook dan wordt geen keerdosis opgegeven.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-575 link
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-317 link
|
|
De minimale waarde van het bereik
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-319 link
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-318 link
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-576 link
|
|
Dit is de eenheid waarin het aantal wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-323 link
|
|
De specificatie van de momenten waarop het medicament toegediend wordt of zal worden.
De wijze waarop dit wordt weergegeven is:
- Tijdstip(pen) (16:00), dagdelen ('s ochtends) of gebeurtenissen ("voor het eten")
waarop het medicament dagelijks ingenomen moet worden.
- Een specifiek aantal keren dat het medicament dagelijks ingenomen moet worden ("3x
per dag"), aangeduid met de frequentie
- Een tijdsafstand tussen opeenvolgende innames ("Elke 2 uur", "" elke 30 minuten),
aangeduid met Interval.
Als een medicament niet dagelijks ingenomen moet worden, kan het voorgaande gecombineerd
worden met dagaanduidingen:
- Een of meerdere weekdagen waarop de toediening moet plaatsvinden ("maandag, woensdag,
vrijdag")
- "3 keer per week", "2 keer per maand".
Standaard zal de gespecificeerde toediening "oneindig" herhaald worden tot:
- De einddatum en tijd van de gebruiksperiode bereikt is
- De totale doseerduur bereikt is (14 dagen)
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-324 link
|
|
De frequentie geeft het aantal doseermomenten per tijdseenheid, meestal per dag. Als
dit gegeven is opgenomen, dan zal het Interval niet zijn opgegeven. Meestal bestaat
frequentie uit zowel aantal als tijdseenheid (3 maal per dag), maar het kan ook zonder
tijdseenheid voorkomen (éénmalig).
Er wordt dan een redelijke verdeling over de dag verwacht, maar dit komt niet heel
precies en wordt aan de patiënt overgelaten. Het is de gebruikelijke manier van voorschrijven
extramuraal. Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna
een (locatiegebonden) uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
De tijdseenheid van de frequentie moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in
de tekstuele weergave van de dosering.
Bijvoorbeeld: bij dosering '2 maal per dag...' geldt:
- aantal = 2
- tijdseenheid = 'dag'.
bij dosering '3 maal per week...' geldt:
- aantal = 3
- tijdseenheid = 'week'.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-578 link
|
|
Het aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-325 link
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-327 link
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-326 link
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-579 link
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-328 link
|
|
Weekdag definieert een patroon van toedieningen op vaste weekdagen. |
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-329 link
|
|
Dagdeel: ochtend, middag, avond, nacht. |
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-330 link
|
|
De toedientijd is een specifieke (klok)tijd op de dag. Deze tijd is meestal niet exact
(bedoeld). Er kunnen meerdere inname tijdstippen op een dag zijn.
De beoogde toedientijd kan ook als dagdeel worden aangegeven (ochtend, middag, avond,
nacht). De toedientijd blijft dan leeg, waarbij het dagdeel vastgelegd kan worden
in het concept Dagdeel.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-580 link
|
|
Geeft aan of degene die het schema uitvoert zelf de exacte Toedientijd mag bepalen
(bijvoorbeeld om onderscheid te maken tussen 'exact om 8 uur' en 'ergens rond een
uur of 8, maar 8:45 uur is ook goed'). Wanneer IsFlexibel="true", dan mag de uitvoerder
zelf de exacte Toedientijd bepalen. Wanneer IsFlexibel="false", dan moet de exacte
Toedientijd van de voorschrijver aangehouden worden.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als Toedientijd is gevuld |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-331 link
|
|
Het interval geeft de tijd tussen doseermomenten weer. Als dit gegeven is opgenomen,
dan zal de Frequentie niet zijn opgegeven.
De tijdseenheid van het interval moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in de
tekstuele weergave van de dosering.
Voorbeelden : elke 4 uur, elke 30 minuten.
De tijdstippen kunnen nu vrij gekozen worden, maar de verdeling over de dag komt nauwer
en het interval tussen de tijdstippen is belangrijk (bv. antibiotica) Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna een (locatiegebonden)
uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-320 link
|
|
Zo nodig betekent dat de toediening alleen onder een bepaalde voorwaarde wordt uitgevoerd.
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-581 link
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-321 link
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-582 link
|
|
Omschrijving, tekstuele weergave van dit concept.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-322 link
|
|
Een maximale dosering maximaliseert (in tijd) het gebruik van een middel in een 'zo
nodig' voorschrift.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-583 link
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-584 link
|
|
Dit is de eenheid waarin de maximale dosering wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-585 link
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-308 link
|
|
De toedieningssnelheid wordt gebruikt bij de langzame toediening van vloeistoffen.
De meeteenheid is in de praktijk vrijwel altijd ml/uur. Ook het opgeven van een interval (bijv. 0-10 ml/uur) is een gebruikelijke optie.
Bijvoorbeeld, bij toedieningssnelheid van 10ml/uur geldt:
- aantal = 10,
- gebruikseenheid = ml,
- tijdseenheid = uur
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-586 link
|
|
Waarde behorende bij de eenheid. Kan een vast getal zijn, bijvoorbeeld 10 bij 10ml/uur. Maar kan ook een interval zijn, bijvoorbeeld bij 0-10ml/uur.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-309 link
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-311 link
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-310 link
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-587 link
|
|
Dit is de eenheid waarin de snelheid wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-588 link
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-312 link
|
|
De toedieningsduur definieert de tijdsduur gedurende welke het medicijn wordt toegediend
enwordt voornamelijk gebruikt bij de langzame parenterale toediening van vloeistoffen.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-315 link
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-1371 link
|
|
Distributievorm |
|
|
|
ToedieningsafspraakAanvullendeInformatie |
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-342 link
|
|
Aanvullende informatie bevat bijzonderheden over de invulling van de gemaakte afspraak.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-343 link
|
|
Opmerkingen met betrekking tot de toedieningsafspraak. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-345 link
|
|
Geeft aan of het concept origineel is (nee) of een kopie (ja) uit een ander bronsysteem.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-338 link
|
|
Relatie naar medicatieafspraak waarop de toedieningsafspraak gebaseerd is. |
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Indien de toedieningsafspraak gebaseerd is op een medicatieafspraak |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-565 link
|
|
De identificatie van de medicatieafspraak.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
|
|
|
Medicatiegebruik |
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-362 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Medicatiegebruik. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Medicatiegebruik.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-411 link
|
|
De identificatie van het medicatiegebruik.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de persoon die registreert en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
MedicatiegebruikDatumTijd |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-400 link
|
|
Datum waarop het onderliggende gebruik is vastgelegd.
Registratiedatum + tijd verplicht meegeven (er moet volgordelijkheid kunnen worden
afgeleid bij meerdere medicatiegebruik op één dag)
|
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement920-406 link
|
|
Wordt dit geneesmiddel gebruikt of niet. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-405 link
|
|
Wordt het geneesmiddel gebruikt zoals afgesproken in de medicatieafspraak en de toedieningsafspraak?
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-408 link
|
|
Stop type, de manier waarop gestopt wordt met deze medicatie (tijdelijk of definitief). |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-401 link
|
|
Medicatiegebruik kan voor een bepaald moment of over een bepaalde periode worden vastgelegd.
Gedurende het gebruik van medicatie kan er dus meerdere keren medicatiegebruik worden
vastgelegd. Het betreft hier de periode of het moment waarover de gegevens worden
vastgelegd. Ingangsdatum: Dit is het tijdstip waarop het gebruik is gestart. Gebruiksduur: De beoogde gebruiksduur. Bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Het is niet toegestaan
om de gebruiksduur in maanden aan te geven, omdat verschillende maanden een variabele
duur in dagen hebben. Einddatum: Het tijdstip waarop de gebruiksperiode eindigt (of geëindigd is of zal eindigen).
Om verwarring te voorkomen tussen 'tot' en 'tot en met' is het meegeven van de tijd
altijd verplicht bij einddatum.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-402 link
|
|
De begindatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-403 link
|
|
De einddatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-404 link
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement920-365 link
|
|
Het gebruikte middel. Dit is vrijwel steeds een geneesmiddel. Voedingsmiddelen, bloedproducten,
hulp- en verbandmiddelen vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen,
maar kunnen ook worden worden vastgelegd.
In principe betreft dit het voorgeschreven product, maar het daadwerkelijk gebruikte
product kan afwijken van het voorgeschreven product.
|
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement920-366 link
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-367 link
|
|
Aanwijzingen voor het gebruik van de medicatie, bijvoorbeeld dosering en toedieningsweg.
Bij medicatiegebruik is dit het gebruikspatroon dat de patiënt heeft gevolgd of met
zichzelf heeft afgesproken.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-369 link
|
|
Tekstuele omschrijving van de volledige gebruiksinstructie inclusief de gebruiksperiode. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-371 link
|
|
De route waarlangs de medicatie wordt toegediend (oraal, nasaal, intraveneus, et cetera).
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-368 link
|
|
De aanvullende instructie bevat een aanvullend uitleg over het gebruik. De aanvullende
instructie heeft betrekking op de hele gebruiksinstructie en niet op een individuele
dosering.
Het gaat hier om alle aanwijzingen voor gebruik. De tekst kan afkomstig zijn van het
oorspronkelijke "papieren" medicatievoorschrift, maar kan ook gegenereerd worden uit
de gecodeerde gegevens.
De instructies mogen niet conflicteren met andere onderdelen van de medicatieafspraak/
toedieningsafspraak.
De instructies kunnen ook verwijzen naar een bestaand protocol. In het geval van een
extern doseerschema (bijv. bij 'volgens schema trombosedienst') wordt OTH gebruikt.
De teksten in de G-standaard die dit attribuut kunnen ondersteunen, zijn opgenomen
in bestand 362 waar de teksten uit de huisartsenstandaard WCIA tabel 25 zijn opgenomen.
Deze teksten kunnen gebruikt worden om invulling te geven aan dit concept.
|
|
|
|
|
HerhaalperiodeCyclischSchema |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-370 link
|
|
De herhaalperiode van een cyclisch schema (van één of meer doseerinstructies). Een
cyclisch schema wordt weergegeven in dagen, de bijbehorende doseerduur is daarbij
ook in dagen.
Voorbeelden van een cyclisch schema: de anticonceptiepil (21 dagen 1 maal per dag 1 stuk, dan 7 dagen niet, dit herhalen),
de herhaalperiode is hier 28 dagen
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-372 link
|
|
Doseerinstructie |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-373 link
|
|
De beoogde tijdsduur voor deze doseerinstructie, bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt in de laatste doseerinstructie de doseerduur
leeg gelaten.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-374 link
|
|
Deze geeft de volgorde van de doseerinstructies aan binnen deze medicatiebouwsteen.
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-375 link
|
|
De container van het concept Dosering. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Dosering.
Instructies voor toediening van de medicatie aan de toediener (de patiënt zelf, een
verpleegkundige of andere hulpverlener). Bij inventarisatie van medicatiegebruik beschrijft
de dosering het gebruikspatroon dat de patiënt met zichzelf heeft afgesproken.
Als het doseerschema (spreiding van toedieningen over de tijd) vast is en de keerdosis
ook, dan is er een enkele gebruiksinstructie.
Er kunnen meerdere parallelle gebruiksinstructies opgenomen worden bij een wisselende doseerhoeveelheid binnen
de dag en bij een variabele gebruiksfrequentie.
Er kunnen meerdere sequentiële gebruiksinstructies opgenomen worden bij wisselende doseerhoeveelheden binnen de
periode en/of een wisselend doseerschema.
Binnen het concept 'dosering' zitten verschillende elementen. Niet alle elementen
kunnen/ mogen samen gebruikt worden. Hieronder staat een korte opsomming van de samenhang
tussen de elementen:
- Dagdeel en toedientijd mogen nóóit gelijktijdig gevuld zijn
- Het element IsFlexibel (onder Toedieningsschema) heeft betrekking op de Toedientijd
- Weekdag en Dagdeel of Toedientijd kan/mag gelijktijdig gevuld zijn
- De elementen Toedientijd/ Dagdeel/ Weekdag kunnen niet gecombineerd worden met Interval
- Bij het combineren van Toedientijd of Dagdeel met Frequentie moet de tijdseenheid
van Frequentie tijdseenheid groter of gelijk zijn aan een dag.
- Bij het combineren van Weekdag (met of zonder Toedientijd/Dagdeel) en Frequentie,
moet de tijdseenheid van Frequentie:
- Een week zijn. Eén week is impliciet door het vullen van de Weekdag, dus gebruik van
Frequentie is alleen zinvol bij 2 of meer weken, neem iedere twee weken op woensdag
OF
- Kleiner zijn dan een dag zijn (neem 2 x per dag op maandag, woensdag, vrijdag)
- Nooit tussen de 1 en 14 dagen in zijn, want dat kan niet samen met weekdag.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-384 link
|
|
De keerdosis definieert de dosis per inname of toediening. De dosering wordt beschreven
in de bij het product behorende eenheid, zodat het meestal een aantal stuks of doses
betreft. Voor vloeistoffen en andere deelbare producten zal meestal een volumemaat
(bij voorkeur "ml") worden gebruikt.
De voorschrijver zal de dosering in veel gevallen willen aangeven in gewichtseenheden
van de werkzame stof.
Als niet het product, maar alleen de stof is aangegeven, dan wordt de hoeveelheid
van die stof opgegeven. Paracetamol 1000 mg is dan equivalent aan Paracetamol 500
mg tablet, 2 tabletten (of stuks).
De dosering wordt soms aangegeven in een berekening, waarin vaak het lichaamsgewicht
of het lichaamsoppervlak van de patiënt als parameter gebruikt wordt. De berekening
blijft echter niet meer dan een hulpmiddel om tot een beslissing te komen.
Bij continue toediening wordt naast de toedieningssnelheid (inloopsnelheid) soms ook
de keerdosis opgegeven (bv. 20 ml in een spuit of 500 ml in een zak), maar vaak ook
weggelaten.
Ook een algemeen doseeradvies zoals 'Gebruik volgens protocol' of 'Zie gebruiksaanwijzing'
kan adequaat zijn. Ook dan wordt geen keerdosis opgegeven.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-566 link
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-385 link
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-387 link
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-386 link
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-567 link
|
|
Dit is de eenheid waarin het aantal wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-568 link
|
|
Begrijpelijke term voor de eenheid. Deze is bedoeld voor non-professionals (bijvoorbeeld patiënten of mantelzorgers) en
is opgenomen in de G-standaard tabel X.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-391 link
|
|
De specificatie van de momenten waarop het medicament toegediend wordt of zal worden.
De wijze waarop dit wordt weergegeven is:
- Tijdstip(pen) (16:00), dagdelen ('s ochtends) of gebeurtenissen ("voor het eten")
waarop het medicament dagelijks ingenomen moet worden.
- Een specifiek aantal keren dat het medicament dagelijks ingenomen moet worden ("3x
per dag"), aangeduid met de frequentie
- Een tijdsafstand tussen opeenvolgende innames ("Elke 2 uur", "" elke 30 minuten),
aangeduid met Interval.
Als een medicament niet dagelijks ingenomen moet worden, kan het voorgaande gecombineerd
worden met dagaanduidingen:
- Een of meerdere weekdagen waarop de toediening moet plaatsvinden ("maandag, woensdag,
vrijdag")
- "3 keer per week", "2 keer per maand".
Standaard zal de gespecificeerde toediening "oneindig" herhaald worden tot:
- De einddatum en tijd van de gebruiksperiode bereikt is
- De totale doseerduur bereikt is (14 dagen)
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-392 link
|
|
De frequentie geeft het aantal doseermomenten per tijdseenheid, meestal per dag. Als
dit gegeven is opgenomen, dan zal het Interval niet zijn opgegeven. Meestal bestaat
frequentie uit zowel aantal als tijdseenheid (3 maal per dag), maar het kan ook zonder
tijdseenheid voorkomen (éénmalig).
Er wordt dan een redelijke verdeling over de dag verwacht, maar dit komt niet heel
precies en wordt aan de patiënt overgelaten. Het is de gebruikelijke manier van voorschrijven
extramuraal. Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna
een (locatiegebonden) uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
De tijdseenheid van de frequentie moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in
de tekstuele weergave van de dosering.
Bijvoorbeeld: bij dosering '2 maal per dag...' geldt:
- aantal = 2
- tijdseenheid = 'dag'.
bij dosering '3 maal per week...' geldt:
- aantal = 3
- tijdseenheid = 'week'.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-569 link
|
|
Het aantal keren dat iets toegediend moet worden. Dit kan vast of variabel zijn. Dit
kan voorkomen samen met tijdseenheid (2 x per dag) maar ook zonder tijdseenheid (éénmalig,
of drie keer).
Bijvoorbeeld:
- bij 2 maal per dag, gedt: vaste waarde = 2, tijdseenheid = dag
- bij 1 à 2 maal per dag, geldt min = 1, max = 2, tijdseenheid = dag
- bij 3 tot 7 maal per week, geldt min = 3, max = 7, tijdseenheid = week
- bij éénmalig, geldt: vaste waarde = 1 en er is géén tijdseenheid
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-393 link
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-395 link
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-394 link
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-570 link
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-399 link
|
|
Het interval geeft de tijd tussen doseermomenten weer. Als dit gegeven is opgenomen,
dan zal de Frequentie niet zijn opgegeven.
De tijdseenheid van het interval moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in de
tekstuele weergave van de dosering.
Voorbeelden : elke 4 uur, elke 30 minuten.
De tijdstippen kunnen nu vrij gekozen worden, maar de verdeling over de dag komt nauwer
en het interval tussen de tijdstippen is belangrijk (bv. antibiotica) Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna een (locatiegebonden)
uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-398 link
|
|
De toedientijd is een specifieke (klok)tijd op de dag. Deze tijd is meestal niet exact
(bedoeld). Er kunnen meerdere inname tijdstippen op een dag zijn.
De beoogde toedientijd kan ook als dagdeel worden aangegeven (ochtend, middag, avond,
nacht). De toedientijd blijft dan leeg, waarbij het dagdeel vastgelegd kan worden
in het concept Dagdeel.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-412 link
|
|
Geeft aan of degene die het schema uitvoert zelf de exacte Toedientijd mag bepalen
(bijvoorbeeld om onderscheid te maken tussen 'exact om 8 uur' en 'ergens rond een
uur of 8, maar 8:45 uur is ook goed'). Wanneer IsFlexibel="true", dan mag de uitvoerder
zelf de exacte Toedientijd bepalen. Wanneer IsFlexibel="false", dan moet de exacte
Toedientijd van de voorschrijver aangehouden worden.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als Toedientijd is gevuld |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-396 link
|
|
Weekdag definieert een patroon van toedieningen op vaste weekdagen. |
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-397 link
|
|
Dagdeel: ochtend, middag, avond, nacht. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-388 link
|
|
Zo nodig betekent dat de toediening alleen onder een bepaalde voorwaarde wordt uitgevoerd.
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-513 link
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-389 link
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-514 link
|
|
Omschrijving, tekstuele weergave van dit concept.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-390 link
|
|
Een maximale dosering maximaliseert (in tijd) het gebruik van een middel in een 'zo
nodig' voorschrift.
Bijvoorbeeld: maximaal 6 stuks per dag maximaal 200 ml per week
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-572 link
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-573 link
|
|
Dit is de eenheid waarin de maximale dosering wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-574 link
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-376 link
|
|
De toedieningssnelheid wordt gebruikt bij de langzame toediening van vloeistoffen.
De meeteenheid is in de praktijk vrijwel altijd ml/uur. Ook het opgeven van een interval (bijv. 0-10 ml/uur) is een gebruikelijke optie.
Bijvoorbeeld, bij toedieningssnelheid van 10ml/uur geldt:
- aantal = 10,
- gebruikseenheid = ml,
- tijdseenheid = uur
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-589 link
|
|
Waarde behorende bij de eenheid. Kan een vast getal zijn, bijvoorbeeld 10 bij 10ml/uur. Maar kan ook een interval zijn, bijvoorbeeld bij 0-10ml/uur.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-377 link
|
|
De minimale waarde van het bereik
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-379 link
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-378 link
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-590 link
|
|
Dit is de eenheid waarin de snelheid wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-591 link
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-380 link
|
|
De toedieningsduur definieert de tijdsduur gedurende welke het medicijn wordt toegediend
enwordt voornamelijk gebruikt bij de langzame parenterale toediening van vloeistoffen.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-381 link
|
|
De begindatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-382 link
|
|
De einddatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-383 link
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-413 link
|
|
Medicatieafspraak die de referentie is geweest voor het opgeven van dit gebruik. Wanneer
er wordt aangegeven volgens afspraak dan staat hier de medicatieafspraak waarop dit
gebaseerd is. Indien het gebruik gebaseerd is op een toedieningsafspraak, dan wordt deze relatie
gelegd in RelatieToedieningsafspraak.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Indien relatie met MA dan |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-414 link
|
|
De identificatie van de medicatieafspraak.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
RelatieToedieningsafspraak |
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-1329 link
|
|
Toedieningsafspraak die de referentie is geweest voor het opgeven van dit gebruik.
Wanneer er wordt aangegeven volgens afspraak dan staat hier de toedieningsafspraak
waarop dit gebaseerd is.
Indien het gebruik gebaseerd is op een medicatieafspraak, dan wordt deze relatie gelegd
in RelatieMedicatieafspraak.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Indien relatie met TA dan |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-415 link
|
|
De identificatie van de toedieningsafspraak. Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
RelatieMedicatieverstrekking |
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-416 link
|
|
Verstrekking die de basis is geweest voor het aangeven van gebruik.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 0 Niet aanwezig |
Indien RelatieMedicatieafspraak of RelatieToedieningsafspraak gevuld |
0 … 1 Required |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-417 link
|
|
De identificatie van de verstrekking.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-1349 link
|
|
Geeft de relatie aan tussen deze bouwsteen met de Contact-bouwsteen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 Required |
In geval van huisartszorg gerelateerde transactie |
0 … 1 |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-1350 link
|
|
Nummer dat de instantiatie van de bouwsteen wereldwijd uniek identificeert. Het nummer
is samengesteld uit een identificatie van de uitgevende organisatie en een door deze
organisatie toegekend uniek nummer.AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-1351 link
|
|
Geeft de relatie aan tussen deze bouwsteen met de ZorgEpisode-bouwsteen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 Required |
In geval van huisartszorg gerelateerde transactie |
0 … 1 |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-1352 link
|
|
Nummer dat de instantiatie van de bouwsteen wereldwijd uniek identificeert. Het nummer
is samengesteld uit een identificatie van de uitgevende organisatie en een door deze
organisatie toegekend uniek nummer.AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-363 link
|
|
De zorgverlener die de medicatieafspraak met de patiënt heeft vastgesteld. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-364 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-593 link
|
|
De informant is degene die de vaststeller van het medicatiegebruik informeert over
het medicatiegebruik.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Informant is patiënt, zorgverlener of andere persoon. Kies er maximaal één. |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen. |
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-594 link
|
|
Gegevens van een persoonlijke relatie van de patiënt, die informatie heeft gegeven
over medicatiegebruik.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als de informant iemand anders is dan patiënt of zorgverlener. |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-1340 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Contactpersoon. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Contactpersoon.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-620 link
|
|
Wanneer de patiënt zelf over dit medicatiegebruik heeft verteld wordt dat hier aangegeven.
Wanneer dit medicatiegebruik is gemeld door een zorgverlener of mantelzorger/familielid/etc.
wordt respectievelijk de zorgverlener in het element 'Informant is zorgverlener' vermeld
of de mantelzorger/familielid/etc. in het element 'Persoon'.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als de informant patiënt is. |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen. |
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-621 link
|
|
Gegevens van de zorgverlener die het medicatiegebruik heeft vastgesteld.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als de informant zorgverlener is. |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen. |
|
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-622 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn.
|
|
1 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-623 link
|
|
Auteur
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Auteur is patiënt, zorgverlener of zorgaanbieder, kies er één. |
1 … 1 Required |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-624 link
|
|
Gegevens van de zorgaanbieder die het medicatiegebruik heeft gegenereerd.
Dit betreft het automatisch genereren van medicatiegebruik door het systeem van de
zorgaanbieder.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 |
Als de auteur (het systeem van de) zorgaanbieder is |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-625 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-626 link
|
|
Wanneer de patiënt zelf dit medicatiegebruik heeft vastgelegd wordt dat hier aangegeven.
Wanneer dit medicatiegebruik is vastgelegd door een zorgverlener wordt de zorgverlener
in het element 'Auteur is zorgverlener' vermeld.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als de auteur patiënt is. |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen. |
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-627 link
|
|
Gegevens van de zorgverlener die het medicatiegebruik heeft geregistreerd.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als de auteur zorgverlener is. |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen. |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-628 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-407 link
|
|
De reden om medicatie te gebruiken, m.n. bij zelfzorgmiddelen die de patiënt zelf
aanschaft.
|
|
|
|
RedenWijzigenOfStoppenGebruik |
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-409 link
|
|
Reden van wijzigen of stoppen met medicatiegebruik |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-418 link
|
|
Geeft aan of het concept origineel is (nee) of een kopie (ja) uit een ander bronsysteem.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-410 link
|
|
Opmerkingen met betrekking tot het medicatie gebruik. |
|
Bouwstenen |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-259 link
|
|
Bouwstenen
|
|
|
Contactpersoon |
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-1283 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Contactpersoon. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Contactpersoon.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-1284 link
|
|
Naamgegevens van contactpersoon. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-1285 link
|
|
Officiële voornamen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-1286 link
|
|
Initialen van de persoon. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-1289 link
|
|
Container van het concept Geslachtsnaam. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Geslachtsnaam
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-1290 link
|
|
Bij de eigen achternaam behorende voorvoegsels. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-1291 link
|
|
Officiële achternaam van de persoon. |
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-1317 link
|
|
Definieert de rol van de contactpersoon in relatie tot de patiënt. |
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 Required |
Ingevulde rol is mantelzorger |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle overige gevallen |
|
|
|
|
FarmaceutischProduct |
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-260 link
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
|
0 … * Conditioneel |
mp-dataelement920-261 link
|
|
De codering van geneesmiddelen wordt in Nederland ontleend aan de G-Standaard (uitgegeven
door Z-Index), die onder regie van de KNMP wordt gevuld. Het gecodeerde geneesmiddel kan worden uitgedrukt als:
- GTIN Global Trade Item Number
- ZI-nummer (2.16.840.1.113883.2.4.4.8)
- Handelsproductcode (HPK)
- Voorschrijfcode (PRK)
- Generieke productcode (GPK)
- Anatomic Therapeutic Classification code (ATC)
- Stofnaamcode (SNK)
- Stofnaamcode i.c.m. stamtoedieningsweg (SSK)
- SNOMED CT code
De GTIN maakt het mogelijk het product incl. de herkomst met een barcode te identificeren. Het ZI-nummer is het handelsproduct inclusief de verpakkingsgrootte. De HPK is het handelsproduct zoals de fabrikant het registreert en in de handel brengt. De PRK bevat alle GPK-kenmerken, aangevuld met een aantal kenmerken die nodig zijn
om het juiste middel te kunnen voorschrijven. Dit niveau is bedoeld om generiek te
kunnen voorschrijven. De GPK definieert de farmaceutische kenmerken van een product, namelijk samenstelling,
sterkte, eenheden, farmaceutische vorm en toedieningsweg.. De SSK is de combinatie van één enkele werkzame stof plus stamtoedieningsweg. De SNK is de (werkzame) stof.
Voor de verdere toelichting op deze niveaus uit de G-Standaard zie https://www.z-index.nl
Daarnaast bestaan er in de lokale systemen ook 90.000.000 nummers. Het 90.000.000
nummer wordt gebruikt conform landelijke afspraken.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … * Required |
De code moet gekozen worden uit G-standaard GPK, PRK, HPK of ZI-nummer. ZI-nummer
is ook bekend als ‘KNMP artikelnummer’ of ‘ATKODE’ en valt onder OID 2.16.840.1.113883.2.4.4.8.
Bij een specifieke codering (bijvoorbeeld HPK) ook de meer generieke coderingen opnemen
(in dit voorbeeld: PRK en GPK). Het is ook toegestaan om 90 miljoen nummers onder
de OID van de instelling hier op te nemen.
|
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-262 link
|
|
De container van het concept ProductSpecificatie. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept ProductSpecificatie.
De productspecificatie is nodig, wanneer de productcode niet volstaat om de werkzame
stoffen en de sterkte te achterhalen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 0 Niet aanwezig |
Wanneer de codering afdoende is om de samenstelling van het geneesmiddel te achterhalen
(bijvoorbeeld bij codering via G-standaard)
|
1 … 1 Required |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-263 link
|
|
De farmaceutische vorm geeft de vorm van een geneesmiddel weer. Voorbeelden zijn:
tablet, zetpil, infusievloeistof, zalf. Indien het middel een GPK uit de G-standaard
kent dan is de vorm via de G-standaard bekend. Voor producten zonder code (vrije tekst,
magistrale bereiding), kan de toedieningsvorm worden opgegeven.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-264 link
|
|
Voor geneesmiddelen waarvoor geen code voorhanden is, dient de volledige naam van
het geneesmiddel hier in vrije tekst vermeld te worden.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-265 link
|
|
Een tekstuele beschrijving van de medicatiesoort (inclusief relevante kenmerken van
de samenstelling en eventueel de bereidingswijze), die alleen gebruikt wordt als geen
gecodeerde aanduiding uit de G-Standaard beschikbaar is (historische gegevens met
magistralen waarvan samenstelling is aangeduid in vrije tekst in plaats van met ingrediëntcodes).
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-266 link
|
|
De container van het concept Ingredient. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Ingredient.
Een product bevat één of meer werkzame stoffen en hulpstoffen. Deze zijn meestal al
door de productcode bepaald. Voor magistrale medicatie of door de lokale apotheek
samengestelde medicamenten moeten de ingrediënten afzonderlijk worden opgegeven.
De werkzame stoffen spelen een bijzondere rol, omdat deze: a) bepalend zijn voor de farmacotherapeutische werking van de medicatie en b) de basis zijn voor aanduiding van de sterkte van de medicatie (bijv. 200 mg).
|
|
1 … * Conditioneel |
mp-dataelement920-267 link
|
|
Werkzame stof of hulpstof. Hier kunnen dezelfde codes worden gebruikt als voor de ProductCode (met name voor
verdunningen en samenstellingen), maar nu kunnen ook de ATC, SSK en SNK gebruikt worden
om een stof aan te duiden (voor het opgeven van ingrediënten van lokaal magistraal
bereide producten).
- GTIN International Article Number
- KNMP artikelnummerHandelsproductcode (HPK)
- Voorschrijfcode (PRK)
- Generieke productcode (GPK)
- ATC (anatomic therapeutic classification)
- SSK (stofnaamcode met toedieningsweg)
- SNK (stofnaamcode)
Voor verdere toelichting over ATC zie https://www.whocc.no/atc/structure_and_principles/
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … * Required |
Code moet gekozen worden uit GPK, PRK, HPK of artikelcode. |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-268 link
|
|
De relatieve hoeveelheid van dit ingrediënt in dit product. Berekening van de sterkte = Hoeveelheid ingrediënt ÷ Hoeveelheid product.
Dit kan bijvoorbeeld een concentratie zijn als het geneesmiddel is opgelost in een
draagvloeistof.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-269 link
|
|
De hoeveelheid en eenheid van dit ingrediënt. Dit is de numerator voor de berekening
van de sterkte. De eenheid moet gekozen worden uit de G-standaard (tabel 902).
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-548 link
|
|
De waarde behorende bij de eenheid.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-549 link
|
|
Dit is de eenheid waarin de werkzame stof wordt uitgedrukt.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-270 link
|
|
Hoeveelheid van het product. Dit is de denominator in de berekening van de sterkte.
Optioneel is voor de eenheid in plaats van gebruik van UCUM eenheden ook een vertaling
toegestaan naar NHG tabel Gebruiksvoorschriften (tabel 25).
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-550 link
|
|
De waarde behorende bij de eenheid.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-551 link
|
|
Dit is de eenheid waarin de werkzame stof wordt uitgedrukt.
|
|
|
Zorgverlener |
|
0 … * Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn.
|
|
|
|
ZorgverlenerIdentificatienummer |
|
1 … * Conditioneel |
mp-dataelement920-132 link
|
|
Het zorgverleneridentificatienummer is een nummer dat de zorgverlener uniek identificeert.
In de Nederlandse situatie worden de volgende nummers gebruikt: 1. Zorgverlener UZI. Identificatie van zorgverleners (natuurlijke personen) in de
Nederlandse zorgsector. 2. VEKTIS AGB-Z. Dient ter identificatie van zorgverleners en zorgverlenende organisaties 3. BIG-ID. Het ID van de in het BIG Register opgenomen zorgverlener.
Voor medisch personeel of verzorgenden die niet in het BIG register zijn opgenomen
mogen bij implementaties eventueel andere nummers worden gebruikt. Voor buitenlandse
zorgverleners zijn deze gegevens niet voorhanden.BIG register inschrijvingsnummer (OID: 2.16.528.1.1007.5.1)UZI nummer natuurlijke
personen (OID: 2.16.528.1.1007.3.1)Vektis AGB-zorgverlener tabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.1)
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
UZI verplicht opnemen indien bekend |
1 … * Required |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-133 link
|
|
De naamgegevens van de zorgverlener. Indien een zorgverleneridentificatienummer wordt
opgegeven, is dit de naam zoals vermeld in UZI, AGB of in de instelling.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-134 link
|
|
Officiële voornamen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-135 link
|
|
Initialen van de persoon. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-138 link
|
|
Container van het concept Geslachtsnaam. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Geslachtsnaam
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-139 link
|
|
Bij de eigen achternaam behorende voorvoegsels. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-140 link
|
|
Officiële achternaam van de persoon. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-145 link
|
|
Medisch specialisme van de zorgverlener. Het betreft hierbij de erkende medische specialismen
zoals vermeld in de wet BIG. Bijvoorbeeld huisarts of cardioloog.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-168 link
|
|
De organisatie waarbij de zorgverlener werkzaam is. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-846 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
Zorgaanbieder |
|
0 … * Required |
mp-dataelement920-202 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
|
ZorgaanbiederIdentificatienummer |
|
1 … * Required |
mp-dataelement920-231 link
|
|
Identificerend nummer van de organisatie. Voor Nederlandse zorgaanbieders wordt hiervoor,
indien mogelijk, het URA nummer of het AGB nummer gebruikt. Afhankelijk van de context
zijn ook andere ID's mogelijk. Voor buitenlandse of niet aangesloten zorgaanbieders
kan een ander uniek identificerend nummer gebruikt worden. Dit moet vergezeld gaan
met de naam en/of code van de uitgevende organisatie.UZI register abonneenummer (URA) (OID: 2.16.528.1.1007.3.3)Vektis AGB-zorgverlener
tabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.1)
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-232 link
|
|
Naam van de organisatie. Indien een identificatienummer meegegeven wordt, moet de
naam overeenkomen met de naam die bij het identificatienummer hoort.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-233 link
|
|
Het specialisme van de betrokken afdeling van de zorgaanbieder. Het afdelingsspecialisme
kan gevuld worden indien bij het vermelden van een zorgaanbieder een nadere aanduiding
gewenst is. Het betreft hierbij de erkende medische specialismen zoals vermeld in
de wet BIG.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-243 link
|
|
Het fysieke adres van de locatie van de zorgaanbieder. |
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Indien onder Medicatieafspraak/Voorschrijver/Zorgverlener of Verstrekkingsverzoek/Auteur/Zorgverlener |
0 … 1 Required |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-244 link
|
|
Straatnaam van het adres. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-245 link
|
|
Huisnummer van het adres. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-246 link
|
|
Een alfabetisch teken achter het huisnummer zoals dit door het gemeentebestuur is
toegekend.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-247 link
|
|
Die letters of tekens die noodzakelijk zijn om, naast het huisnummer en de letter,
de brievenbus te vinden.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-248 link
|
|
De aanduiding die wordt gebruikt voor adressen die niet zijn voorzien van de gebruikelijke
straatnaam en huisnummeraanduidingen.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-249 link
|
|
Postcode van het adres. Bij Nederlandse adressen bij voorkeur de postcode uit de Postcodetabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.4.15)
gebruiken.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-250 link
|
|
Een geografisch bepaald gebied dat een deel is van het gemeentelijke grondgebied. Bij Nederlandse woonplaatsen bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
1 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-254 link
|
|
Het soort adres waarvan sprake is, bijv. woonadres, postadres. |
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Mandatory |
AdresSoort moet werkadres zijn |
|
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-255 link
|
|
De type zorgaanbieder, bijvoorbeeld algemeen ziekenhuis en verpleeghuis. Indien dit
veld gevuld is en voor het ZorgaanbiederIdentificatieNummer een AGB code gebruikt
wordt dient het type overeen te komen met het type dat impliciet in de AGB code opgenomen
is.
|
|
|
Lichaamslengte |
|
0 … 1 |
mp-dataelement920-448 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Lichaamslengte. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Lichaamslengte.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-699 link
|
|
De identificatie van de registratie van de lichaamslengte.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als persistente bouwsteen |
0 … 0 Niet aanwezig |
Alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-449 link
|
|
Het element bevat de waarde van de gemeten lichaamslengte. De lichaamslengte is de lengte van het menselijk lichaam van hielbodem tot kruin,
in het algemeen gemeten in staande houding. Bij zeer kleine kinderen of patiënten
die niet kunnen staan wordt de lichaamslengte in gestrekte liggende houding gemeten.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-450 link
|
|
Datum en (eventueel) tijd van de waarneming van de lichaamslengte. |
|
|
Lichaamsgewicht |
|
0 … 1 |
mp-dataelement920-453 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Lichaamsgewicht. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Lichaamsgewicht.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-698 link
|
|
De identificatie van de regigstratie van het lichaamsgewicht.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 Required |
Als persistente bouwsteen |
0 … 0 Niet aanwezig |
Alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-454 link
|
|
Het lichaamsgewicht van de patiënt. Het gewicht wordt uitgedrukt in kilogram (kg).
Bij pasgeborenen onder 3 kg wordt het gewicht veelal in grammen uitgedrukt. Dit concept kan ook gebruikt worden om een geschat lichaamsgewicht vast te leggen
als het niet mogelijk is om het exacte lichaamsgewicht te meten - bijvoorbeeld, het
wegen van een tegenwerkend kind, of een schatting van het gewicht van een ongeboren
kind.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement920-456 link
|
|
Datum en (eventueel) tijd dat het gewicht gemeten of geschat werd. |
|
Documentgegevens |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement920-500 link
|
|
Documentgegevens.
|
|
|
DocumentDatum |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement920-501 link
|
|
Tijdstip waarop het document is opgesteld.
|
|
|
Auteur |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement920-502 link
|
|
De auteur van het document.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-503 link
|
|
De patiënt is zelf auteur van het document. Wanneer document is samengesteld door
een zorgaanbieder wordt de zorgverlener in het element 'Zorgaanbieder' vermeld.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als het document is opgesteld door de patiënt |
0 … 0 Niet aanwezig |
Anders |
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement920-504 link
|
|
Als het document is opgesteld door de zorgaanbieder dan wordt deze gevuld. Wanneer
het document is opgesteld door de patiënt wordt dit opgenomen in Auteur is patiënt.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als het document is opgesteld door de zorgaanbieder |
0 … 0 Niet aanwezig |
Anders |
|
|
|
|
VerificatiePatiënt |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement920-506 link
|
|
Verificatie patiënt.
|
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement920-507 link
|
|
Geverifieerd met patiënt?
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-508 link
|
|
VerificatieDatum
|
|
|
VerificatieZorgverlener |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement920-509 link
|
|
Verificatie zorgverlener.
|
|
|
|
GeverifieerdMetZorgverlener? |
|
1 … 1 Mandatory |
mp-dataelement920-510 link
|
|
Is het overzicht geverifieerd door de zorgverlener?
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement920-511 link
|
|
VerificatieDatum
|