Concept |
Card/Conf |
Id |
|
Patient |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Patiënt. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Patiënt.
|
|
|
Naamgegevens |
|
1 … 1 Required |
|
|
De naamgegevens van de patiënt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële voornamen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Initialen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
De naam waarmee de persoon gebruikelijk aangesproken wordt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit concept geeft de achternaam of volgorde van achternamen aan waarmee de persoon
aangesproken of aangeschreven wil worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept Geslachtsnaam. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Geslachtsnaam
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de eigen achternaam behorende voorvoegsels. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Officiële achternaam van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept GeslachtsnaamPartner. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept GeslachtsnaamPartner.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de achternaam van de partner behorende voorvoegsels |
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële achternaam van de partner. |
|
|
Adresgegevens |
|
0 … * Required |
|
|
Adresgegevens van de patiënt. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Straatnaam van het adres. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Huisnummer van het adres. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Een alfabetisch teken achter het huisnummer zoals dit door het gemeentebestuur is
toegekend.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Die letters of tekens die noodzakelijk zijn om, naast het huisnummer en de letter,
de brievenbus te vinden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De aanduiding die wordt gebruikt voor adressen die niet zijn voorzien van de gebruikelijke
straatnaam en huisnummeraanduidingen.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Postcode van het adres. Bij Nederlandse adressen bij voorkeur de postcode uit de Postcodetabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.4.15)
gebruiken.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Een geografisch bepaald gebied dat een deel is van het gemeentelijke grondgebied. Bij Nederlandse woonplaatsen bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Gemeente van inschrijving. Bij Nederlandse gemeenten bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Land waar het adres zich bevindt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Extra informatie zoals naam van het gebouw, gebouwnummer, ingang, routenummer. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Het soort adres waarvan sprake is, bijv. woonadres, postadres. |
|
|
Contactgegevens |
|
0 … 1 Required |
|
|
Telefoonnummer(s) of e-mailadres(sen) van de patiënt. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Container van het concept Telefoonnummers. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Telefoonnummers.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Een telefoonnummer van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Met NummerSoort kan aangegeven worden of het om een vast, tijdelijk, werk nummer gaat. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Toelichting over het telefoonnummer en over het gebruik ervan. Aangegeven kan bijvoorbeeld
worden dat het een afdelingsnummer is (bij zorgverleners) of dat de bereikbaarheid
slecht gedurende een aangegeven deel van de dag mogelijk is.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept EmailAdressen. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Emailadressen.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Een e-mailadres van de persoon |
|
0 … 1 Required |
|
|
Met EmailSoort kan aangegeven worden of het om een prive of zakelijk e-mail adres
gaat.
|
|
|
Identificatienummer |
|
1 … * Conditioneel |
|
|
Identificatienummer van de patiënt. Bij overdrachtsituaties dient het gebruik van
het burgerservicenummer (BSN) in overeenstemming te zijn met de 'Wet gebruik burgerservicenummer
in de zorg (Wbsn-z)'. In andere situaties kunnen andere nummersystemen gebruikt worden,
zoals bijv. interne ziekenhuis patiëntnummers.Burgerservicenummer (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.3)
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … * Mandatory |
BSN van de patiënt verplicht, andere id's optioneel |
|
|
|
|
Geboortedatum |
|
1 … 1 Required |
|
|
Geboortedatum van de patiënt. Bij een patiënt is de geboortedatum verplicht. Vage
datum (bv. alleen jaar) is toegestaan.
|
|
|
Geslacht |
|
1 … 1 Required |
|
|
Administratief geslacht van de patiënt. |
|
|
MeerlingIndicator |
|
0 … 1 Required |
|
|
Indicator die aangeeft of de patiënt één van een meerling is. |
|
MedicamenteuzeBehandeling |
|
0 … * Required |
|
|
Met medicamenteuze behandeling (MBH) wordt bedoeld: een behandeling met een geneesmiddel.
Medicamenteuze behandeling is een technisch begrip dat nodig is om de samenhang van
een groep medicatiegegevens goed te kunnen beschrijven. Zie het functioneel ontwerp
(FO) voor meer informatie.
|
|
|
Identificatie |
|
1 … 1 Required |
|
|
Identificatie van een medicamenteuze behandeling.
|
|
|
Medicatieafspraak |
|
0 … * Required |
|
|
Een medicatieafspraak is het voorstel van een voorschrijver tot gebruik van medicatie
door een patiënt. Ook de afspraak om het medicatiegebruik te staken is een medicatieafspraak.
Rootconcept van de bouwsteen Medicatieafspraak. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Medicatieafspraak.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van de medicatieafspraak.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
MedicatieafspraakDatumTijd |
|
1 … 1 Required |
|
|
Het tijdstip waarop de afspraak gemaakt is. Afspraakdatum + tijd verplicht meegeven (er moet volgordelijkheid van de afspraken
kunnen worden afgeleid bij meerdere medicatieafspraken op één dag)
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Startdatum : Dit is het tijdstip waarop de afspraak ingaat (of is ingegaan of zal ingaan). Dit
betreft het tijdstip waarop de in deze afspraak vastgelegde gebruiksinstructie ingaat.
In geval van een afspraak om te stoppen betreft dit de startdatum van de originele
medicatieafspraak. De einddatum geeft aan vanaf wanneer de medicatie gestaakt moet
worden.
Gebruiksduur : De beoogde gebruiksduur. Bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Het is niet toegestaan
om de gebruiksduur in maanden aan te geven, omdat verschillende maanden een variabele
duur in dagen hebben.
Einddatum : Het tijdstip waarop de gebruiksperiode eindigt (of geëindigd is of zal eindigen).
In het geval van een afspraak om het gebruik te staken betreft dit het tijdstip waarop
de medicatie gestaakt moet worden. Om verwarring te voorkomen tussen 'tot' en 'tot
en met' is het meegeven van de
tijd altijd verplicht bij einddatum.
De gebruiksperiode bevat maximaal twee van deze elementen, in combinatie naar keuze.
Dit kan dus zijn een start- en einddatum, een startdatum en gebruiksduur of een einddatum
en gebruiksduur. Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt er alleen een startdatum
aangegeven. Bij eenmalig gebruik wordt alleen een einddatum aangegeven. Bij medicatie
met een vaste duur, maar onbekende startdatum wordt alleen duur aangegeven. Het veld
criterium moet dan wel gevuld worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De begindatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
|
|
De einddatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1365 link
|
|
Element om aan te geven dat de startDatum Tijd of eindDatum Tijd onzeker is, of te
verklaren waarom deze ontbreekt.
In bepaalde situaties kunnen startDatum Tijd of eindDatum Tijd afhankelijk zijn van
een ander gegeven. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de patiënt een aantal dagen
voor opname medicatie moet starten of stoppen, terwijl de opnamedatum nog niet bekend
is. Bij Criterium wordt dan in vrije tekst aangegeven: 'X dagen voor opname starten'
of 'X dagen voor opname stoppen'. Hiermee is bij uitwisseling van de medicatieafspraak
duidelijk dat de ingevulde start- of einddatum onzeker is, of waarom deze er geen
start- of einddatum is ingevuld.
|
|
|
|
MedicatieafspraakStopType |
|
0 … 1 Required |
|
|
Stoptype, de manier waarop gestopt of geannuleerd wordt met deze medicatie (tijdelijk,
definitief of geannuleerd).
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Relatie naar de medicatieafspraak die gewijzigd of gestaakt wordt.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als voorgaande medicatieafspraak aanwezig |
0 … 0 Niet aanwezig |
Overige gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van de medicatieafspraak.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
RelatieToedieningsafspraak |
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement9x-1328 link
|
|
Relatie naar de toedieningsafspraak waarop de medicatieafspraak gebaseerd is.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als geen voorgaande medicatieafspraak aanwezig maar MA gebaseerd op TA |
0 … 0 Niet aanwezig |
Overige gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van de toedieningsafspraak. Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement9x-1327 link
|
|
Relatie naar het medicatiegebruik waarop de medicatieafspraak gebaseerd is.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Indien MA gebaseerd is op MGB |
0 … 0 Niet aanwezig |
Overige gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van het medicatiegebruik.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de persoon die registreert en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Geeft de relatie aan tussen deze bouwsteen met de Contact-bouwsteen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 Required |
In geval van huisartszorg gerelateerde transactie |
0 … 1 |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … * Required |
|
|
Nummer dat de instantiatie van de bouwsteen wereldwijd uniek identificeert. Het nummer
is samengesteld uit een identificatie van de uitgevende organisatie en een door deze
organisatie toegekend uniek nummer.AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
0 … * Conditioneel |
|
|
Geeft de relatie aan tussen deze bouwsteen met de ZorgEpisode-bouwsteen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … * Required |
In geval van huisartszorg gerelateerde transactie |
0 … * |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … * Required |
|
|
Nummer dat de instantiatie van de bouwsteen wereldwijd uniek identificeert. Het nummer
is samengesteld uit een identificatie van de uitgevende organisatie en een door deze
organisatie toegekend uniek nummer.AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De zorgverlener die de medicatieafspraak met de patiënt heeft vastgelegd. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Reden voor het wijzigen of stoppen van de medicatie.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
De medische reden voor het voorschrijven of gebruik van de medicatie. Hiermee kan
een medische indicatie worden doorgegeven die de directe aanleiding vormde voor het
voorschrijven of het gebruik van de betreffende medicatie.
Het kan gaan om ieder type probleem (of conditie) van de patiënt, vrijwel steeds een
diagnose, een klacht of een symptoom.
NB: Het bestand BST401T van de G-standaard bevat een "bijzonder kenmerk" om aan te
geven dat het "uitwisselen van de reden van voorschrijven noodzakelijk is".
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Mandatory |
Uitwisselen van reden van voorschrijven noodzakelijk |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Container van het concept Probleem. Deze container bevat alle gegevenselementen van
het concept Probleem.Een probleem beschrijft een toestand met betrekking tot de gezondheid
en/of het welzijn van een individu. Deze toestand kan zijn benoemd door de betroffene
(de patiënt) zelf (een klacht), of door zijn of haar zorgverlener (onder andere een
diagnose).
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De probleemnaam definieert het probleem. Afhankelijk van de setting kunnen verschillende
codestelsels worden gebruikt. De ProbleemNaamCodelijst geeft een overzicht van de
mogelijke codestelsels
|
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Het afgesproken te gebruiken geneesmiddel. |
|
1 … 1 Conditioneel |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Codeer volgens G-Standaard |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Aanwijzingen voor het gebruik of toediening van de medicatie, bijvoorbeeld dosering
en toedieningsweg. Bij medicatiegebruik is dit het gebruikspatroon dat de patiënt
heeft gevolgd of met zichzelf heeft afgesproken.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Tekstuele omschrijving van de volledige gebruiksinstructie inclusief de gebruiksperiode. |
|
1 … 1 Required |
|
|
De route waarlangs de medicatie wordt toegediend (oraal, nasaal, intraveneus, et cetera).
|
|
0 … * Required |
|
|
De aanvullende instructie bevat een aanvullend uitleg over het gebruik. De aanvullende
instructie heeft betrekking op de hele gebruiksinstructie en niet op een individuele
dosering.
Het gaat hier om alle aanwijzingen voor gebruik. De tekst kan afkomstig zijn van het
oorspronkelijke "papieren" medicatievoorschrift, maar kan ook gegenereerd worden uit
de gecodeerde gegevens.
De instructies mogen niet conflicteren met andere onderdelen van de medicatieafspraak/
toedieningsafspraak.
De instructies kunnen ook verwijzen naar een bestaand protocol. In het geval van een
extern doseerschema (bijv. bij 'volgens schema trombosedienst') wordt OTH gebruikt.
De teksten in de G-standaard die dit attribuut kunnen ondersteunen, zijn opgenomen
in bestand 362 waar de teksten uit de huisartsenstandaard WCIA tabel 25 zijn opgenomen.
Deze teksten kunnen gebruikt worden om invulling te geven aan dit concept.
|
|
|
|
|
HerhaalperiodeCyclischSchema |
|
0 … 1 Required |
|
|
De herhaalperiode van een cyclisch schema (van één of meer doseerinstructies). Een
cyclisch schema wordt weergegeven in dagen, de bijbehorende doseerduur is daarbij
ook in dagen.
Voorbeelden van een cyclisch schema: de anticonceptiepil (21 dagen 1 maal per dag 1 stuk, dan 7 dagen niet, dit herhalen),
de herhaalperiode is hier 28 dagen
|
|
0 … * Required |
|
|
Doseerinstructie |
|
0 … 1 Required |
|
|
De beoogde tijdsduur voor deze doseerinstructie, bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt in de laatste doseerinstructie de doseerduur
leeg gelaten.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Deze geeft de volgorde van de doseerinstructies aan binnen deze medicatiebouwsteen.
|
|
0 … * Required |
|
|
De container van het concept Dosering. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Dosering.
Instructies voor toediening van de medicatie aan de toediener (de patiënt zelf, een
verpleegkundige of andere hulpverlener). Bij inventarisatie van medicatiegebruik beschrijft
de dosering het gebruikspatroon dat de patiënt met zichzelf heeft afgesproken.
Als het doseerschema (spreiding van toedieningen over de tijd) vast is en de keerdosis
ook, dan is er een enkele gebruiksinstructie.
Er kunnen meerdere parallelle gebruiksinstructies opgenomen worden bij een wisselende doseerhoeveelheid binnen
de dag en bij een variabele gebruiksfrequentie.
Er kunnen meerdere sequentiële gebruiksinstructies opgenomen worden bij wisselende doseerhoeveelheden binnen de
periode en/of een wisselend doseerschema.
Binnen het concept 'dosering' zitten verschillende elementen. Niet alle elementen
kunnen/ mogen samen gebruikt worden. Hieronder staat een korte opsomming van de samenhang
tussen de elementen:
-
Dagdeel en toedientijd mogen nóóit gelijktijdig gevuld zijn
-
Het element IsFlexibel (onder Toedieningsschema) heeft betrekking op de Toedientijd
-
Weekdag kan/mag gelijktijdig gevuld zijn met Dagdeel of Toedientijd
-
De elementen Toedientijd/ Dagdeel/ Weekdag kunnen niet gecombineerd worden met Interval
-
Bij het combineren van Toedientijd of Dagdeel met Frequentie moet de tijdseenheid
van Frequentie tijdseenheid groter of gelijk zijn aan een dag.
-
Bij het combineren van Weekdag (met of zonder Toedientijd/Dagdeel) en Frequentie,
moet de tijdseenheid van Frequentie:
-
Een week zijn. Eén week is impliciet door het vullen van de Weekdag, dus gebruik van
Frequentie is alleen zinvol bij 2 of meer weken, neem iedere twee weken op woensdag
OF
-
Kleiner zijn dan een dag zijn (neem 2 x per dag op maandag, woensdag, vrijdag)
-
Nooit tussen de 1 en 14 dagen in
zijn, want dat kan niet samen met weekdag
-
Nooit 'maand' of 'jaar' zijn. Het is niet realistisch en niet specifiek genoeg om
bijvoorbeeld 2x per maand/jaar op woensdag te doseren.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De keerdosis definieert de dosis per inname of toediening. De dosering wordt beschreven
in de bij het product behorende eenheid, zodat het meestal een aantal stuks of doses
betreft. Voor vloeistoffen en andere deelbare producten zal meestal een volumemaat
(bij voorkeur "ml") worden gebruikt.
De voorschrijver zal de dosering in veel gevallen willen aangeven in gewichtseenheden
van de werkzame stof.
Als niet het product, maar alleen de stof is aangegeven, dan wordt de hoeveelheid
van die stof opgegeven. Paracetamol 1000 mg is dan equivalent aan Paracetamol 500
mg tablet, 2 tabletten (of stuks).
De dosering wordt soms aangegeven in een berekening, waarin vaak het lichaamsgewicht
of het lichaamsoppervlak van de patiënt als parameter gebruikt wordt. De berekening
blijft echter niet meer dan een hulpmiddel om tot een beslissing te komen.
Bij continue toediening wordt naast de toedieningssnelheid (inloopsnelheid) soms ook
de keerdosis opgegeven (bv. 20 ml in een spuit of 500 ml in een zak), maar vaak ook
weggelaten.
Ook een algemeen doseeradvies zoals 'Gebruik volgens protocol' of 'Zie gebruiksaanwijzing'
kan adequaat zijn. Ook dan wordt geen keerdosis opgegeven.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Aantal behorend bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin het aantal wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De specificatie van de momenten waarop het medicament toegediend wordt of zal worden.
De wijze waarop dit wordt weergegeven is:
- Tijdstip(pen) (16:00), dagdelen ('s ochtends) of gebeurtenissen ("voor het eten")
waarop het medicament dagelijks ingenomen moet worden.
- Een specifiek aantal keren dat het medicament dagelijks ingenomen moet worden ("3x
per dag"), aangeduid met de frequentie
- Een tijdsafstand tussen opeenvolgende innames ("Elke 2 uur", "" elke 30 minuten),
aangeduid met Interval.
Als een medicament niet dagelijks ingenomen moet worden, kan het voorgaande gecombineerd
worden met dagaanduidingen:
- Een of meerdere weekdagen waarop de toediening moet plaatsvinden ("maandag, woensdag,
vrijdag")
- "3 keer per week", "2 keer per maand".
Standaard zal de gespecificeerde toediening "oneindig" herhaald worden tot:
- De einddatum en tijd van de gebruiksperiode bereikt is
- De totale doseerduur bereikt is (14 dagen)
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De frequentie geeft het aantal doseermomenten per tijdseenheid, meestal per dag. Als
dit gegeven is opgenomen, dan zal het Interval niet zijn opgegeven. Meestal bestaat
frequentie uit zowel aantal als tijdseenheid (3 maal per dag), maar het kan ook zonder
tijdseenheid voorkomen (éénmalig).
Er wordt dan een redelijke verdeling over de dag verwacht, maar dit komt niet heel
precies en wordt aan de patiënt overgelaten. Het is de gebruikelijke manier van voorschrijven
extramuraal. Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna
een (locatiegebonden) uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
De tijdseenheid van de frequentie moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in
de tekstuele weergave van de dosering.
Bijvoorbeeld: bij dosering '2 maal per dag...' geldt:
- aantal = 2
- tijdseenheid = 'dag'.
bij dosering '3 maal per week...' geldt:
- aantal = 3
- tijdseenheid = 'week'.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het aantal keren dat iets toegediend moet worden. Dit kan vast of variabel zijn. Dit
kan voorkomen samen met tijdseenheid (2 x per dag) maar ook zonder tijdseenheid (éénmalig,
of drie keer).
Bijvoorbeeld:
- bij 2 maal per dag, geldt: vaste waarde = 2, tijdseenheid = dag
- bij 1 à 2 maal per dag, geldt min = 1, max = 2, tijdseenheid = dag
- bij 3 tot 7 maal per week, geldt min = 3, max = 7, tijdseenheid = week
- bij éénmalig, geldt: vaste waarde = 1 en er is géén tijdseenheid
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … * Required |
|
|
Weekdag definieert een patroon van toedieningen op vaste weekdagen. |
|
0 … * Required |
|
|
Dagdeel: ochtend, middag, avond, nacht. |
|
0 … * Required |
|
|
De toedientijd is een specifieke (klok)tijd op de dag. Deze tijd is meestal niet exact
(bedoeld). Er kunnen meerdere inname tijdstippen op een dag zijn.
De beoogde toedientijd kan ook als dagdeel worden aangegeven (ochtend, middag, avond,
nacht). De toedientijd blijft dan leeg, waarbij het dagdeel vastgelegd kan worden
in het concept Dagdeel.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Geeft aan of degene die het schema uitvoert zelf de exacte Toedientijd mag bepalen
(bijvoorbeeld om onderscheid te maken tussen 'exact om 8 uur' en 'ergens rond een
uur of 8, maar 8:45 uur is ook goed'). Wanneer IsFlexibel="true", dan mag de uitvoerder
zelf de exacte Toedientijd bepalen. Wanneer IsFlexibel="false", dan moet de exacte
Toedientijd van de voorschrijver aangehouden worden.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als toedientijd gevuld is |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het interval geeft de tijd tussen doseermomenten weer. Als dit gegeven is opgenomen,
dan zal de Frequentie niet zijn opgegeven.
De tijdseenheid van het interval moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in de
tekstuele weergave van de dosering.
Voorbeelden : elke 4 uur, elke 30 minuten.
De tijdstippen kunnen nu vrij gekozen worden, maar de verdeling over de dag komt nauwer
en het interval tussen de tijdstippen is belangrijk (bv. antibiotica) Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna een (locatiegebonden)
uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Zo nodig betekent dat de toediening alleen onder een bepaalde voorwaarde wordt uitgevoerd.
|
|
0 … * Required |
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Omschrijving, tekstuele weergave van dit concept.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een maximale dosering maximaliseert (in tijd) het gebruik van een middel in een 'zo
nodig' voorschrift.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de maximale dosering wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De toedieningssnelheid wordt gebruikt bij de langzame toediening van vloeistoffen.
De meeteenheid is in de praktijk vrijwel altijd ml/uur. Ook het opgeven van een interval (bijv. 0-10 ml/uur) is een gebruikelijke optie.
Bijvoorbeeld, bij toedieningssnelheid van 10ml/uur geldt:
- aantal = 10,
- gebruikseenheid = ml,
- tijdseenheid = uur
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Waarde behorende bij de eenheid. Kan een vast getal zijn, bijvoorbeeld 10 bij 10ml/uur. Maar kan ook een interval zijn, bijvoorbeeld bij 0-10ml/uur.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de snelheid wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De toedieningsduur definieert de tijdsduur gedurende welke het medicijn wordt toegediend
en wordt voornamelijk gebruikt bij de langzame parenterale toediening van vloeistoffen.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement9x-1382 link
|
|
De volgende behandelaar waarmee contact kan worden opgenomen indien er vragen zijn
over het medicatiebeleid van de bijbehorende medicatieafspraak.
In sommige situaties is er een tijdelijke behandelaar die optreed als voorschrijver
waarna een andere behandelaar het medicatiebeleid overneemt (bijvoorbeeld bij de HAP en opname
& ontslag situaties). In deze gevallen kan de tijdelijke behandelaar de vaste behandelaar
invullen zodat het voor de keten inzichtelijk is wie originele voorschrijver dan wel
vaste behandelaar is.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 Required |
Indien de auteur zoals omschreven in de omschrijving van toepassing is |
0 … 0 Niet aanwezig |
Indien situatie niet van toepassing |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1425 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn.
|
|
0 … * Required |
|
|
Aanvullende informatie bevat een lijst van bijzonderheden over de gemaakte afspraak
die van belang zijn voor de medicatiebewaking en invulling door de apotheker. Hiermee
kan bijvoorbeeld worden aangegeven dat er bewust is afgeweken van wat gebruikelijk
is of dat de afspraak op een bepaalde manier moet worden ingevuld.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Geeft aan of het concept origineel is (nee) of een kopie (ja) uit een ander bronsysteem.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Opmerkingen met betrekking tot de medicatieafspraak. Bijvoorbeeld: in overleg met
de specialist.
|
|
|
Toedieningsafspraak |
|
0 … * Required |
|
|
Een toedieningsafspraak is de gebruiks- (of toedienings-)instructie van de apotheker
aan de patiënt (of zijn vertegenwoordiger of toediener), waarbij een medicatieafspraak
op een concreet niveau wordt ingevuld.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van de toedieningsafspraak. Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
ToedieningsafspraakDatumTijd |
|
1 … 1 Required |
|
|
Het tijdstip waarop de afspraak gemaakt is.
Afspraakdatum + tijd verplicht meegeven (er moet volgordelijkheid van de afspraken
kunnen worden afgeleid bij meerdere toedieningsafspraken op één dag).
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Startdatum : Dit is het tijdstip waarop de afspraak ingaat (of is ingegaan of zal ingaan). Dit
betreft het tijdstip waarop de in deze afspraak vastgelegde gebruiksinstructie ingaat.
In geval van een afspraak om te stoppen betreft dit de startdatum van de originele
medicatieafspraak. De einddatum geeft aan vanaf wanneer de medicatie gestaakt moet
worden.
Gebruiksduur : De beoogde gebruiksduur. Bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Het is niet toegestaan
om de gebruiksduur in maanden aan te geven, omdat verschillende maanden een variabele
duur in dagen hebben.
Einddatum : Het tijdstip waarop de gebruiksperiode eindigt (of geëindigd is of zal eindigen).
In het geval van een afspraak om het gebruik te staken betreft dit het tijdstip waarop
de medicatie gestaakt moet worden. Om verwarring te voorkomen tussen 'tot' en 'tot
en met' is het meegeven van de
tijd altijd verplicht bij einddatum.
De gebruiksperiode bevat maximaal twee van deze elementen, in combinatie naar keuze.
Dit kan dus zijn een start- en einddatum, een startdatum en gebruiksduur of een einddatum
en gebruiksduur. Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt er alleen een startdatum
aangegeven. Bij eenmalig gebruik wordt alleen een einddatum aangegeven. Bij medicatie
met een vaste duur, maar onbekende startdatum wordt alleen duur aangegeven.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De begindatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
|
|
De einddatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
|
|
ToedieningsafspraakStopType |
|
0 … 1 Required |
|
|
Stoptype, de manier waarop gestopt of geannuleerd wordt met deze medicatie (tijdelijk,
definitief of geannuleerd).
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De verstrekker (zorgaanbieder) die de toedieningsafspraak heeft vastgelegd.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
|
ToedieningsafspraakRedenWijzigenOfStaken |
|
0 … 1 Required |
|
|
Reden voor het wijzigen of stoppen van de toedieningsafspraak. Dit zal vaak dezelfde
reden zijn als de reden voor het wijzigen of stoppen van de medicatieafspraak.
Het is mogelijk om - indien van toepassing - een specifieke reden voor het wijzigen
of stoppen van de toedieningsafspraak op te nemen.
|
|
|
|
GeneesmiddelBijToedieningsafspraak |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Geneesmiddel horende bij de toedieningsafspraak.
|
|
1 … 1 Conditioneel |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Mandatory |
Codeer volgens G-Standaard |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Aanwijzingen voor de toediening van de medicatie, bijvoorbeeld dosering en toedieningsweg. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Tekstuele omschrijving van de volledige gebruiksinstructie inclusief de gebruiksperiode. |
|
1 … 1 Required |
|
|
De route waarlangs de medicatie wordt toegediend (oraal, nasaal, intraveneus, et cetera).
|
|
0 … * Required |
|
|
De aanvullende instructie bevat een aanvullend uitleg over het gebruik. De aanvullende
instructie heeft betrekking op de hele gebruiksinstructie en niet op een individuele
dosering.
Het gaat hier om alle aanwijzingen voor gebruik. De tekst kan afkomstig zijn van het
oorspronkelijke "papieren" medicatievoorschrift, maar kan ook gegenereerd worden uit
de gecodeerde gegevens.
De instructies mogen niet conflicteren met andere onderdelen van de medicatieafspraak/
toedieningsafspraak.
De instructies kunnen ook verwijzen naar een bestaand protocol. In het geval van een
extern doseerschema (bijv. bij 'volgens schema trombosedienst') wordt OTH gebruikt.
De teksten in de G-standaard die dit attribuut kunnen ondersteunen, zijn opgenomen
in bestand 362 waar de teksten uit de huisartsenstandaard WCIA tabel 25 zijn opgenomen.
Deze teksten kunnen gebruikt worden om invulling te geven aan dit concept.
|
|
|
|
|
HerhaalperiodeCyclischSchema |
|
0 … 1 Required |
|
|
De herhaalperiode van een cyclisch schema (van één of meer doseerinstructies). Een
cyclisch schema wordt weergegeven in dagen, de bijbehorende doseerduur is daarbij
ook in dagen.
Voorbeelden van een cyclisch schema: de anticonceptiepil (21 dagen 1 maal per dag 1 stuk, dan 7 dagen niet, dit herhalen),
de herhaalperiode is hier 28 dagen
|
|
0 … * Required |
|
|
Doseerinstructie |
|
0 … 1 Required |
|
|
De beoogde tijdsduur voor deze doseerinstructie, bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt in de laatste doseerinstructie de doseerduur
leeg gelaten.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Deze geeft de volgorde van de doseerinstructies aan binnen deze medicatiebouwsteen.
|
|
0 … * Required |
|
|
De container van het concept Dosering. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Dosering.
Instructies voor toediening van de medicatie aan de toediener (de patiënt zelf, een
verpleegkundige of andere hulpverlener). Bij inventarisatie van medicatiegebruik beschrijft
de dosering het gebruikspatroon dat de patiënt met zichzelf heeft afgesproken.
Als het doseerschema (spreiding van toedieningen over de tijd) vast is en de keerdosis
ook, dan is er een enkele gebruiksinstructie.
Er kunnen meerdere parallelle gebruiksinstructies opgenomen worden bij een wisselende doseerhoeveelheid binnen
de dag en bij een variabele gebruiksfrequentie.
Er kunnen meerdere sequentiële gebruiksinstructies opgenomen worden bij wisselende doseerhoeveelheden binnen de
periode en/of een wisselend doseerschema.
Binnen het concept 'dosering' zitten verschillende elementen. Niet alle elementen
kunnen/ mogen samen gebruikt worden. Hieronder staat een korte opsomming van de samenhang
tussen de elementen:
-
Dagdeel en toedientijd mogen nóóit gelijktijdig gevuld zijn
-
Het element IsFlexibel (onder Toedieningsschema) heeft betrekking op de Toedientijd
-
Weekdag kan/mag gelijktijdig gevuld zijn met Dagdeel of Toedientijd
-
De elementen Toedientijd/ Dagdeel/ Weekdag kunnen niet gecombineerd worden met Interval
-
Bij het combineren van Toedientijd of Dagdeel met Frequentie moet de tijdseenheid
van Frequentie tijdseenheid groter of gelijk zijn aan een dag.
-
Bij het combineren van Weekdag (met of zonder Toedientijd/Dagdeel) en Frequentie,
moet de tijdseenheid van Frequentie:
-
Een week zijn. Eén week is impliciet door het vullen van de Weekdag, dus gebruik van
Frequentie is alleen zinvol bij 2 of meer weken, neem iedere twee weken op woensdag
OF
-
Kleiner zijn dan een dag zijn (neem 2 x per dag op maandag, woensdag, vrijdag)
-
Nooit tussen de 1 en 14 dagen in
zijn, want dat kan niet samen met weekdag
-
Nooit 'maand' of 'jaar' zijn. Het is niet realistisch en niet specifiek genoeg om
bijvoorbeeld 2x per maand/jaar op woensdag te doseren.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De keerdosis definieert de dosis per inname of toediening. De dosering wordt beschreven
in de bij het product behorende eenheid, zodat het meestal een aantal stuks of doses
betreft. Voor vloeistoffen en andere deelbare producten zal meestal een volumemaat
(bij voorkeur "ml") worden gebruikt.
De voorschrijver zal de dosering in veel gevallen willen aangeven in gewichtseenheden
van de werkzame stof.
Als niet het product, maar alleen de stof is aangegeven, dan wordt de hoeveelheid
van die stof opgegeven. Paracetamol 1000 mg is dan equivalent aan Paracetamol 500
mg tablet, 2 tabletten (of stuks).
De dosering wordt soms aangegeven in een berekening, waarin vaak het lichaamsgewicht
of het lichaamsoppervlak van de patiënt als parameter gebruikt wordt. De berekening
blijft echter niet meer dan een hulpmiddel om tot een beslissing te komen.
Bij continue toediening wordt naast de toedieningssnelheid (inloopsnelheid) soms ook
de keerdosis opgegeven (bv. 20 ml in een spuit of 500 ml in een zak), maar vaak ook
weggelaten.
Ook een algemeen doseeradvies zoals 'Gebruik volgens protocol' of 'Zie gebruiksaanwijzing'
kan adequaat zijn. Ook dan wordt geen keerdosis opgegeven.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
1 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin het aantal wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De specificatie van de momenten waarop het medicament toegediend wordt of zal worden.
De wijze waarop dit wordt weergegeven is:
- Tijdstip(pen) (16:00), dagdelen ('s ochtends) of gebeurtenissen ("voor het eten")
waarop het medicament dagelijks ingenomen moet worden.
- Een specifiek aantal keren dat het medicament dagelijks ingenomen moet worden ("3x
per dag"), aangeduid met de frequentie
- Een tijdsafstand tussen opeenvolgende innames ("Elke 2 uur", "" elke 30 minuten),
aangeduid met Interval.
Als een medicament niet dagelijks ingenomen moet worden, kan het voorgaande gecombineerd
worden met dagaanduidingen:
- Een of meerdere weekdagen waarop de toediening moet plaatsvinden ("maandag, woensdag,
vrijdag")
- "3 keer per week", "2 keer per maand".
Standaard zal de gespecificeerde toediening "oneindig" herhaald worden tot:
- De einddatum en tijd van de gebruiksperiode bereikt is
- De totale doseerduur bereikt is (14 dagen)
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De frequentie geeft het aantal doseermomenten per tijdseenheid, meestal per dag. Als
dit gegeven is opgenomen, dan zal het Interval niet zijn opgegeven. Meestal bestaat
frequentie uit zowel aantal als tijdseenheid (3 maal per dag), maar het kan ook zonder
tijdseenheid voorkomen (éénmalig).
Er wordt dan een redelijke verdeling over de dag verwacht, maar dit komt niet heel
precies en wordt aan de patiënt overgelaten. Het is de gebruikelijke manier van voorschrijven
extramuraal. Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna
een (locatiegebonden) uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
De tijdseenheid van de frequentie moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in
de tekstuele weergave van de dosering.
Bijvoorbeeld: bij dosering '2 maal per dag...' geldt:
- aantal = 2
- tijdseenheid = 'dag'.
bij dosering '3 maal per week...' geldt:
- aantal = 3
- tijdseenheid = 'week'.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … * Required |
|
|
Weekdag definieert een patroon van toedieningen op vaste weekdagen. |
|
0 … * Required |
|
|
Dagdeel: ochtend, middag, avond, nacht. |
|
0 … * Required |
|
|
De toedientijd is een specifieke (klok)tijd op de dag. Deze tijd is meestal niet exact
(bedoeld). Er kunnen meerdere inname tijdstippen op een dag zijn.
De beoogde toedientijd kan ook als dagdeel worden aangegeven (ochtend, middag, avond,
nacht). De toedientijd blijft dan leeg, waarbij het dagdeel vastgelegd kan worden
in het concept Dagdeel.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Geeft aan of degene die het schema uitvoert zelf de exacte Toedientijd mag bepalen
(bijvoorbeeld om onderscheid te maken tussen 'exact om 8 uur' en 'ergens rond een
uur of 8, maar 8:45 uur is ook goed'). Wanneer IsFlexibel="true", dan mag de uitvoerder
zelf de exacte Toedientijd bepalen. Wanneer IsFlexibel="false", dan moet de exacte
Toedientijd van de voorschrijver aangehouden worden.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als Toedientijd is gevuld |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het interval geeft de tijd tussen doseermomenten weer. Als dit gegeven is opgenomen,
dan zal de Frequentie niet zijn opgegeven.
De tijdseenheid van het interval moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in de
tekstuele weergave van de dosering.
Voorbeelden : elke 4 uur, elke 30 minuten.
De tijdstippen kunnen nu vrij gekozen worden, maar de verdeling over de dag komt nauwer
en het interval tussen de tijdstippen is belangrijk (bv. antibiotica) Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna een (locatiegebonden)
uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Zo nodig betekent dat de toediening alleen onder een bepaalde voorwaarde wordt uitgevoerd.
|
|
0 … * Required |
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Omschrijving, tekstuele weergave van dit concept.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een maximale dosering maximaliseert (in tijd) het gebruik van een middel in een 'zo
nodig' voorschrift.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de maximale dosering wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De toedieningssnelheid wordt gebruikt bij de langzame toediening van vloeistoffen.
De meeteenheid is in de praktijk vrijwel altijd ml/uur. Ook het opgeven van een interval (bijv. 0-10 ml/uur) is een gebruikelijke optie.
Bijvoorbeeld, bij toedieningssnelheid van 10ml/uur geldt:
- aantal = 10,
- gebruikseenheid = ml,
- tijdseenheid = uur
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Waarde behorende bij de eenheid. Kan een vast getal zijn, bijvoorbeeld 10 bij 10ml/uur. Maar kan ook een interval zijn, bijvoorbeeld bij 0-10ml/uur.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de snelheid wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De toedieningsduur definieert de tijdsduur gedurende welke het medicijn wordt toegediend
en wordt voornamelijk gebruikt bij de langzame parenterale toediening van vloeistoffen.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1371 link
|
|
Distributievorm |
|
|
|
ToedieningsafspraakAanvullendeInformatie |
|
0 … * Required |
|
|
Aanvullende informatie bevat bijzonderheden over de invulling van de gemaakte afspraak.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Opmerkingen met betrekking tot de toedieningsafspraak. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Geeft aan of het concept origineel is (nee) of een kopie (ja) uit een ander bronsysteem.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Relatie naar medicatieafspraak waarop de toedieningsafspraak gebaseerd is. |
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Indien de toedieningsafspraak gebaseerd is op een medicatieafspraak |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van de medicatieafspraak.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
RelatieToedieningsafspraak |
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement9x-1380 link
|
|
Relatie naar de toedieningsafspraak die gewijzigd of gestaakt wordt
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als een voorgaande toedieningsafspraak aanwezig is die door deze TA stopt of wijzigt |
0 … 0 Niet aanwezig |
anders |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1381 link
|
|
De identificatie van de toedieningsafspraak. Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
|
Medicatiegebruik |
|
0 … * Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Medicatiegebruik. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Medicatiegebruik.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van het medicatiegebruik.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de persoon die registreert en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
MedicatiegebruikDatumTijd |
|
1 … 1 Required |
|
|
Datum waarop het onderliggende gebruik is vastgelegd.
Registratiedatum + tijd verplicht meegeven (er moet volgordelijkheid kunnen worden
afgeleid bij meerdere medicatiegebruik op één dag)
|
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Wordt dit geneesmiddel gebruikt of niet. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Wordt het geneesmiddel gebruikt zoals afgesproken in de medicatieafspraak of de toedieningsafspraak?
De specifieke bouwsteen die wordt geverifieerd blijkt uit de relatie die wordt gelegd
vanuit de MGB.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Stop type, de manier waarop gestopt wordt met deze medicatie (tijdelijk of definitief). |
|
0 … 1 Required |
|
|
Medicatiegebruik kan voor een bepaald moment of over een bepaalde periode worden vastgelegd.
Gedurende het gebruik van medicatie kan er dus meerdere keren medicatiegebruik worden
vastgelegd. Het betreft hier de periode of het moment waarover de gegevens worden
vastgelegd. Startdatum : Dit is het tijdstip waarop het gebruik is gestart. Gebruiksduur : De beoogde gebruiksduur. Bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Het is niet toegestaan
om de gebruiksduur in maanden aan te geven, omdat verschillende maanden een variabele
duur in dagen hebben. Einddatum : Het tijdstip waarop de gebruiksperiode eindigt (of geëindigd is of zal eindigen).
Om verwarring te voorkomen tussen 'tot' en 'tot en met' is het meegeven van de tijd
altijd verplicht bij einddatum.
De gebruiksperiode bevat maximaal twee van deze elementen, in combinatie naar keuze.
Dit kan dus zijn een start- en einddatum, een startdatum en gebruiksduur of een einddatum
en gebruiksduur. Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt er alleen een startdatum
aangegeven. Bij eenmalig gebruik wordt alleen een einddatum aangegeven.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De begindatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
|
|
De einddatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Het gebruikte middel. Dit is vrijwel steeds een geneesmiddel. Voedingsmiddelen, bloedproducten,
hulp- en verbandmiddelen vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen,
maar kunnen ook worden worden vastgelegd.
In principe betreft dit het voorgeschreven product, maar het daadwerkelijk gebruikte
product kan afwijken van het voorgeschreven product.
|
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Aanwijzingen voor het gebruik van de medicatie, bijvoorbeeld dosering en toedieningsweg.
Bij medicatiegebruik is dit het gebruikspatroon dat de patiënt heeft gevolgd of met
zichzelf heeft afgesproken.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Tekstuele omschrijving van de volledige gebruiksinstructie inclusief de gebruiksperiode. |
|
0 … 1 Required |
|
|
De route waarlangs de medicatie wordt toegediend (oraal, nasaal, intraveneus, et cetera).
|
|
0 … * Required |
|
|
De aanvullende instructie bevat een aanvullend uitleg over het gebruik. De aanvullende
instructie heeft betrekking op de hele gebruiksinstructie en niet op een individuele
dosering.
Het gaat hier om alle aanwijzingen voor gebruik. De tekst kan afkomstig zijn van het
oorspronkelijke "papieren" medicatievoorschrift, maar kan ook gegenereerd worden uit
de gecodeerde gegevens.
De instructies mogen niet conflicteren met andere onderdelen van de medicatieafspraak/
toedieningsafspraak.
De instructies kunnen ook verwijzen naar een bestaand protocol. In het geval van een
extern doseerschema (bijv. bij 'volgens schema trombosedienst') wordt OTH gebruikt.
De teksten in de G-standaard die dit attribuut kunnen ondersteunen, zijn opgenomen
in bestand 362 waar de teksten uit de huisartsenstandaard WCIA tabel 25 zijn opgenomen.
Deze teksten kunnen gebruikt worden om invulling te geven aan dit concept.
|
|
|
|
|
HerhaalperiodeCyclischSchema |
|
0 … 1 Required |
|
|
De herhaalperiode van een cyclisch schema (van één of meer doseerinstructies). Een
cyclisch schema wordt weergegeven in dagen, de bijbehorende doseerduur is daarbij
ook in dagen.
Voorbeelden van een cyclisch schema: de anticonceptiepil (21 dagen 1 maal per dag 1 stuk, dan 7 dagen niet, dit herhalen),
de herhaalperiode is hier 28 dagen
|
|
0 … * Required |
|
|
Doseerinstructie |
|
0 … 1 Required |
|
|
De beoogde tijdsduur voor deze doseerinstructie, bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt in de laatste doseerinstructie de doseerduur
leeg gelaten.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Deze geeft de volgorde van de doseerinstructies aan binnen deze medicatiebouwsteen.
|
|
0 … * Required |
|
|
De container van het concept Dosering. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Dosering.
Instructies voor toediening van de medicatie aan de toediener (de patiënt zelf, een
verpleegkundige of andere hulpverlener). Bij inventarisatie van medicatiegebruik beschrijft
de dosering het gebruikspatroon dat de patiënt met zichzelf heeft afgesproken.
Als het doseerschema (spreiding van toedieningen over de tijd) vast is en de keerdosis
ook, dan is er een enkele gebruiksinstructie.
Er kunnen meerdere parallelle gebruiksinstructies opgenomen worden bij een wisselende doseerhoeveelheid binnen
de dag en bij een variabele gebruiksfrequentie.
Er kunnen meerdere sequentiële gebruiksinstructies opgenomen worden bij wisselende doseerhoeveelheden binnen de
periode en/of een wisselend doseerschema.
Binnen het concept 'dosering' zitten verschillende elementen. Niet alle elementen
kunnen/ mogen samen gebruikt worden. Hieronder staat een korte opsomming van de samenhang
tussen de elementen:
-
Dagdeel en toedientijd mogen nóóit gelijktijdig gevuld zijn
-
Het element IsFlexibel (onder Toedieningsschema) heeft betrekking op de Toedientijd
-
Weekdag kan/mag gelijktijdig gevuld zijn met Dagdeel of Toedientijd
-
De elementen Toedientijd/ Dagdeel/ Weekdag kunnen niet gecombineerd worden met Interval
-
Bij het combineren van Toedientijd of Dagdeel met Frequentie moet de tijdseenheid
van Frequentie tijdseenheid groter of gelijk zijn aan een dag.
-
Bij het combineren van Weekdag (met of zonder Toedientijd/Dagdeel) en Frequentie,
moet de tijdseenheid van Frequentie:
-
Een week zijn. Eén week is impliciet door het vullen van de Weekdag, dus gebruik van
Frequentie is alleen zinvol bij 2 of meer weken, neem iedere twee weken op woensdag
OF
-
Kleiner zijn dan een dag zijn (neem 2 x per dag op maandag, woensdag, vrijdag)
-
Nooit tussen de 1 en 14 dagen in
zijn, want dat kan niet samen met weekdag
-
Nooit 'maand' of 'jaar' zijn. Het is niet realistisch en niet specifiek genoeg om
bijvoorbeeld 2x per maand/jaar op woensdag te doseren.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De keerdosis definieert de dosis per inname of toediening. De dosering wordt beschreven
in de bij het product behorende eenheid, zodat het meestal een aantal stuks of doses
betreft. Voor vloeistoffen en andere deelbare producten zal meestal een volumemaat
(bij voorkeur "ml") worden gebruikt.
De voorschrijver zal de dosering in veel gevallen willen aangeven in gewichtseenheden
van de werkzame stof.
Als niet het product, maar alleen de stof is aangegeven, dan wordt de hoeveelheid
van die stof opgegeven. Paracetamol 1000 mg is dan equivalent aan Paracetamol 500
mg tablet, 2 tabletten (of stuks).
De dosering wordt soms aangegeven in een berekening, waarin vaak het lichaamsgewicht
of het lichaamsoppervlak van de patiënt als parameter gebruikt wordt. De berekening
blijft echter niet meer dan een hulpmiddel om tot een beslissing te komen.
Bij continue toediening wordt naast de toedieningssnelheid (inloopsnelheid) soms ook
de keerdosis opgegeven (bv. 20 ml in een spuit of 500 ml in een zak), maar vaak ook
weggelaten.
Ook een algemeen doseeradvies zoals 'Gebruik volgens protocol' of 'Zie gebruiksaanwijzing'
kan adequaat zijn. Ook dan wordt geen keerdosis opgegeven.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin het aantal wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Begrijpelijke term voor de eenheid. Deze is bedoeld voor non-professionals (bijvoorbeeld patiënten of mantelzorgers) en
is opgenomen in de G-standaard tabel X.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De specificatie van de momenten waarop het medicament toegediend wordt of zal worden.
De wijze waarop dit wordt weergegeven is:
- Tijdstip(pen) (16:00), dagdelen ('s ochtends) of gebeurtenissen ("voor het eten")
waarop het medicament dagelijks ingenomen moet worden.
- Een specifiek aantal keren dat het medicament dagelijks ingenomen moet worden ("3x
per dag"), aangeduid met de frequentie
- Een tijdsafstand tussen opeenvolgende innames ("Elke 2 uur", "" elke 30 minuten),
aangeduid met Interval.
Als een medicament niet dagelijks ingenomen moet worden, kan het voorgaande gecombineerd
worden met dagaanduidingen:
- Een of meerdere weekdagen waarop de toediening moet plaatsvinden ("maandag, woensdag,
vrijdag")
- "3 keer per week", "2 keer per maand".
Standaard zal de gespecificeerde toediening "oneindig" herhaald worden tot:
- De einddatum en tijd van de gebruiksperiode bereikt is
- De totale doseerduur bereikt is (14 dagen)
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De frequentie geeft het aantal doseermomenten per tijdseenheid, meestal per dag. Als
dit gegeven is opgenomen, dan zal het Interval niet zijn opgegeven. Meestal bestaat
frequentie uit zowel aantal als tijdseenheid (3 maal per dag), maar het kan ook zonder
tijdseenheid voorkomen (éénmalig).
Er wordt dan een redelijke verdeling over de dag verwacht, maar dit komt niet heel
precies en wordt aan de patiënt overgelaten. Het is de gebruikelijke manier van voorschrijven
extramuraal. Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna
een (locatiegebonden) uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
De tijdseenheid van de frequentie moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in
de tekstuele weergave van de dosering.
Bijvoorbeeld: bij dosering '2 maal per dag...' geldt:
- aantal = 2
- tijdseenheid = 'dag'.
bij dosering '3 maal per week...' geldt:
- aantal = 3
- tijdseenheid = 'week'.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het aantal keren dat iets toegediend moet worden. Dit kan vast of variabel zijn. Dit
kan voorkomen samen met tijdseenheid (2 x per dag) maar ook zonder tijdseenheid (éénmalig,
of drie keer).
Bijvoorbeeld:
- bij 2 maal per dag, gedt: vaste waarde = 2, tijdseenheid = dag
- bij 1 à 2 maal per dag, geldt min = 1, max = 2, tijdseenheid = dag
- bij 3 tot 7 maal per week, geldt min = 3, max = 7, tijdseenheid = week
- bij éénmalig, geldt: vaste waarde = 1 en er is géén tijdseenheid
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het interval geeft de tijd tussen doseermomenten weer. Als dit gegeven is opgenomen,
dan zal de Frequentie niet zijn opgegeven.
De tijdseenheid van het interval moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in de
tekstuele weergave van de dosering.
Voorbeelden : elke 4 uur, elke 30 minuten.
De tijdstippen kunnen nu vrij gekozen worden, maar de verdeling over de dag komt nauwer
en het interval tussen de tijdstippen is belangrijk (bv. antibiotica) Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna een (locatiegebonden)
uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
|
|
0 … * Required |
|
|
De toedientijd is een specifieke (klok)tijd op de dag. Deze tijd is meestal niet exact
(bedoeld). Er kunnen meerdere inname tijdstippen op een dag zijn.
De beoogde toedientijd kan ook als dagdeel worden aangegeven (ochtend, middag, avond,
nacht). De toedientijd blijft dan leeg, waarbij het dagdeel vastgelegd kan worden
in het concept Dagdeel.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Geeft aan of degene die het schema uitvoert zelf de exacte Toedientijd mag bepalen
(bijvoorbeeld om onderscheid te maken tussen 'exact om 8 uur' en 'ergens rond een
uur of 8, maar 8:45 uur is ook goed'). Wanneer IsFlexibel="true", dan mag de uitvoerder
zelf de exacte Toedientijd bepalen. Wanneer IsFlexibel="false", dan moet de exacte
Toedientijd van de voorschrijver aangehouden worden.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als Toedientijd is gevuld |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … * Required |
|
|
Weekdag definieert een patroon van toedieningen op vaste weekdagen. |
|
0 … * Required |
|
|
Dagdeel: ochtend, middag, avond, nacht. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Zo nodig betekent dat de toediening alleen onder een bepaalde voorwaarde wordt uitgevoerd.
|
|
0 … * Required |
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Omschrijving, tekstuele weergave van dit concept.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een maximale dosering maximaliseert (in tijd) het gebruik van een middel in een 'zo
nodig' voorschrift.
Bijvoorbeeld: maximaal 6 stuks per dag maximaal 200 ml per week
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de maximale dosering wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De toedieningssnelheid wordt gebruikt bij de langzame toediening van vloeistoffen.
De meeteenheid is in de praktijk vrijwel altijd ml/uur. Ook het opgeven van een interval (bijv. 0-10 ml/uur) is een gebruikelijke optie.
Bijvoorbeeld, bij toedieningssnelheid van 10ml/uur geldt:
- aantal = 10,
- gebruikseenheid = ml,
- tijdseenheid = uur
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Waarde behorende bij de eenheid. Kan een vast getal zijn, bijvoorbeeld 10 bij 10ml/uur. Maar kan ook een interval zijn, bijvoorbeeld bij 0-10ml/uur.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de snelheid wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De toedieningsduur definieert de tijdsduur gedurende welke het medicijn wordt toegediend
en wordt voornamelijk gebruikt bij de langzame parenterale toediening van vloeistoffen.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De begindatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
|
|
De einddatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Medicatieafspraak die de referentie is geweest voor het opgeven van dit gebruik. Wanneer
er wordt aangegeven volgens afspraak dan staat hier de medicatieafspraak waarop dit
gebaseerd is. Indien het gebruik gebaseerd is op een toedieningsafspraak, dan wordt deze relatie
gelegd in RelatieToedieningsafspraak.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Indien relatie met MA dan |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van de medicatieafspraak.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
RelatieToedieningsafspraak |
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement9x-1329 link
|
|
Toedieningsafspraak die de referentie is geweest voor het opgeven van dit gebruik.
Wanneer er wordt aangegeven volgens afspraak dan staat hier de toedieningsafspraak
waarop dit gebaseerd is.
Indien het gebruik gebaseerd is op een medicatieafspraak, dan wordt deze relatie gelegd
in RelatieMedicatieafspraak.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Indien relatie met TA dan |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van de toedieningsafspraak. Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
RelatieMedicatieverstrekking |
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Verstrekking die de basis is geweest voor het aangeven van gebruik.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 0 Niet aanwezig |
Indien RelatieMedicatieafspraak of RelatieToedieningsafspraak gevuld |
0 … 1 Required |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van de verstrekking.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement9x-1349 link
|
|
Geeft de relatie aan tussen deze bouwsteen met de Contact-bouwsteen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 Required |
In geval van huisartszorg gerelateerde transactie |
0 … 1 |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement9x-1350 link
|
|
Nummer dat de instantiatie van de bouwsteen wereldwijd uniek identificeert. Het nummer
is samengesteld uit een identificatie van de uitgevende organisatie en een door deze
organisatie toegekend uniek nummer.AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
0 … * Conditioneel |
mp-dataelement9x-1351 link
|
|
Geeft de relatie aan tussen deze bouwsteen met de ZorgEpisode-bouwsteen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … * Required |
In geval van huisartszorg gerelateerde transactie |
0 … * |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … * Required |
mp-dataelement9x-1352 link
|
|
Nummer dat de instantiatie van de bouwsteen wereldwijd uniek identificeert. Het nummer
is samengesteld uit een identificatie van de uitgevende organisatie en een door deze
organisatie toegekend uniek nummer.AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De zorgverlener die de medicatieafspraak met de patiënt heeft vastgesteld. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
De informant is degene die de vaststeller van het medicatiegebruik informeert over
het medicatiegebruik.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Informant is patiënt, zorgverlener of andere persoon. Kies er maximaal één. |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen. |
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Gegevens van een persoonlijke relatie van de patiënt, die informatie heeft gegeven
over medicatiegebruik.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als de informant iemand anders is dan patiënt of zorgverlener. |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1340 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Contactpersoon. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Contactpersoon.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Wanneer de patiënt zelf over dit medicatiegebruik heeft verteld wordt dat hier aangegeven.
Wanneer dit medicatiegebruik is gemeld door een zorgverlener of mantelzorger/familielid/etc.
wordt respectievelijk de zorgverlener in het element 'Informant is zorgverlener' vermeld
of de mantelzorger/familielid/etc. in het element 'Persoon'.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als de informant patiënt is. |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen. |
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Gegevens van de zorgverlener die het medicatiegebruik heeft vastgesteld.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als de informant zorgverlener is. |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen. |
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn.
|
|
1 … 1 Conditioneel |
|
|
Auteur
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Auteur is patiënt, zorgverlener of zorgaanbieder, kies er één. |
1 … 1 Required |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Gegevens van de zorgaanbieder die het medicatiegebruik heeft gegenereerd.
Dit betreft het automatisch genereren van medicatiegebruik door het systeem van de
zorgaanbieder.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 |
Als de auteur (het systeem van de) zorgaanbieder is |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Wanneer de patiënt zelf dit medicatiegebruik heeft vastgelegd wordt dat hier aangegeven.
Wanneer dit medicatiegebruik is vastgelegd door een zorgverlener wordt de zorgverlener
in het element 'Auteur is zorgverlener' vermeld.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als de auteur patiënt is. |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen. |
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Gegevens van de zorgverlener die het medicatiegebruik heeft geregistreerd.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als de auteur zorgverlener is. |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle andere gevallen. |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De reden om medicatie te gebruiken, m.n. bij zelfzorgmiddelen die de patiënt zelf
aanschaft.
|
|
|
|
RedenWijzigenOfStoppenGebruik |
|
0 … * Required |
|
|
Reden van wijzigen of stoppen met medicatiegebruik |
|
0 … 1 Required |
|
|
Geeft aan of het concept origineel is (nee) of een kopie (ja) uit een ander bronsysteem.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Opmerkingen met betrekking tot het medicatie gebruik. |
|
Bouwstenen |
|
0 … 1 Required |
|
|
Bouwstenen
|
|
|
Contactpersoon |
|
0 … * Required |
mp-dataelement9x-1283 link
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Contactpersoon. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Contactpersoon.
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1284 link
|
|
Naamgegevens van contactpersoon. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1285 link
|
|
Officiële voornamen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1286 link
|
|
Initialen van de persoon. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1289 link
|
|
Container van het concept Geslachtsnaam. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Geslachtsnaam
|
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1290 link
|
|
Bij de eigen achternaam behorende voorvoegsels. |
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1291 link
|
|
Officiële achternaam van de persoon. |
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement9x-1317 link
|
|
Definieert de rol van de contactpersoon in relatie tot de patiënt. |
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 Required |
Ingevulde rol is mantelzorger |
0 … 0 Niet aanwezig |
In alle overige gevallen |
|
|
|
|
FarmaceutischProduct |
|
0 … * Required |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct.
Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden.
Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig.
Het is mogelijk om naast een primaire code ook alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK).
Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven.
Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
|
0 … * Conditioneel |
|
|
De codering van geneesmiddelen wordt in Nederland ontleend aan de G-Standaard (uitgegeven
door Z-Index), die onder regie van de KNMP wordt gevuld.
Het gecodeerde geneesmiddel kan worden uitgedrukt als:
Het ZI-nummer is het handelsproduct inclusief de verpakkingsgrootte. De HPK is het handelsproduct zoals de fabrikant het registreert en in de handel brengt. De PRK bevat alle GPK-kenmerken, aangevuld met een aantal kenmerken die nodig zijn
om het juiste middel te kunnen voorschrijven. Dit niveau is bedoeld om generiek te
kunnen voorschrijven. De GPK definieert de farmaceutische kenmerken van een product, namelijk samenstelling,
sterkte, eenheden, farmaceutische vorm en toedieningsweg.
Voor de verdere toelichting op deze niveaus uit de G-Standaard zie https://www.z-index.nl.
Daarnaast bestaan er in de lokale systemen ook 90.000.000 nummers. Het 90.000.000
nummer wordt gebruikt conform landelijke afspraken.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … * Required |
De code moet gekozen worden uit G-standaard GPK, PRK, HPK of ZI-nummer. ZI-nummer
is ook bekend als ‘KNMP artikelnummer’ of ‘ATKODE’ en valt onder OID 2.16.840.1.113883.2.4.4.8.
Bij een specifieke codering (bijvoorbeeld HPK) ook de meer generieke coderingen opnemen
(in dit voorbeeld: PRK en GPK). Het is ook toegestaan om 90 miljoen nummers onder
de OID van de instelling hier op te nemen.
|
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
De container van het concept ProductSpecificatie. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept ProductSpecificatie.
De productspecificatie is nodig, wanneer de productcode niet volstaat om de werkzame
stoffen en de sterkte te achterhalen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 0 Niet aanwezig |
Wanneer de codering afdoende is om de samenstelling van het geneesmiddel te achterhalen
(bijvoorbeeld bij codering via G-standaard)
|
1 … 1 Required |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De farmaceutische vorm geeft de vorm van een geneesmiddel weer. Voorbeelden zijn:
tablet, zetpil, infusievloeistof, zalf. Indien het middel een GPK uit de G-standaard
kent dan is de vorm via de G-standaard bekend. Voor producten zonder code (vrije tekst,
magistrale bereiding), kan de toedieningsvorm worden opgegeven.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Voor geneesmiddelen waarvoor geen code voorhanden is, dient de volledige naam van
het geneesmiddel hier in vrije tekst vermeld te worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een tekstuele beschrijving van de medicatiesoort (inclusief relevante kenmerken van
de samenstelling en eventueel de bereidingswijze), die alleen gebruikt wordt als geen
gecodeerde aanduiding uit de G-Standaard beschikbaar is (historische gegevens met
magistralen waarvan samenstelling is aangeduid in vrije tekst in plaats van met ingrediëntcodes).
|
|
0 … * Required |
|
|
De container van het concept Ingredient. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Ingredient.
Een product bevat één of meer werkzame stoffen en hulpstoffen. Deze zijn meestal
al door de productcode bepaald. Voor magistrale medicatie of door de lokale apotheek
samengestelde medicamenten moeten de ingrediënten afzonderlijk worden opgegeven.
De werkzame stoffen spelen een bijzondere rol, omdat deze: a) bepalend zijn voor de farmacotherapeutische werking van de medicatie en b) de basis zijn voor aanduiding van de sterkte van de medicatie (bijv. 200 mg).
|
|
1 … * Required |
|
|
Werkzame stof of hulpstof. Hier kunnen dezelfde codes worden gebruikt als voor de ProductCode (met name voor
verdunningen en samenstellingen), maar nu kunnen ook de ATC, SNK en SSK gebruikt worden
om een stof aan te duiden (voor het opgeven van ingrediënten van lokaal magistraal
bereide producten).
-
ZI-nummer
-
Handelsproductcode (HPK)
-
Voorschrijfcode (PRK)
-
Generieke productcode (GPK)
-
Anatomical Therapeutic Chemical Classification (ATC)
-
Stofnaamcode (SNK)
-
Stofnaamcode i.c.m. stamtoedieningsweg (SSK)
Voor verdere toelichting over ATC zie https://www.whocc.no/atc/structure_and_principles/.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De relatieve hoeveelheid van dit ingrediënt in dit product. Berekening van de sterkte = Hoeveelheid ingrediënt ÷ Hoeveelheid product.
Dit kan bijvoorbeeld een concentratie zijn als het geneesmiddel is opgelost in een
draagvloeistof.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De hoeveelheid en eenheid van dit ingrediënt. Dit is de numerator voor de berekening
van de sterkte. De eenheid moet gekozen worden uit de G-standaard (tabel 902).
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De waarde behorende bij de eenheid.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de werkzame stof wordt uitgedrukt.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Hoeveelheid van het product. Dit is de denominator in de berekening van de sterkte.
Optioneel is voor de eenheid in plaats van gebruik van UCUM eenheden ook een vertaling
toegestaan naar NHG tabel Gebruiksvoorschriften (tabel 25).
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De waarde behorende bij de eenheid.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de werkzame stof wordt uitgedrukt.
|
|
|
Zorgverlener |
|
0 … * Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn.
|
|
|
|
ZorgverlenerIdentificatienummer |
|
1 … * Conditioneel |
|
|
Het zorgverleneridentificatienummer is een nummer dat de zorgverlener uniek identificeert.
In de Nederlandse situatie worden de volgende nummers gebruikt: 1. Zorgverlener UZI. Identificatie van zorgverleners (natuurlijke personen) in de
Nederlandse zorgsector. 2. VEKTIS AGB-Z. Dient ter identificatie van zorgverleners en zorgverlenende organisaties 3. BIG-ID. Het ID van de in het BIG Register opgenomen zorgverlener.
Voor medisch personeel of verzorgenden die niet in het BIG register zijn opgenomen
mogen bij implementaties eventueel andere nummers worden gebruikt. Voor buitenlandse
zorgverleners zijn deze gegevens niet voorhanden.BIG register inschrijvingsnummer (OID: 2.16.528.1.1007.5.1)
UZI nummer natuurlijke personen (OID: 2.16.528.1.1007.3.1)
Vektis AGB-zorgverlener tabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.1)
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
UZI verplicht opnemen indien bekend |
1 … * Required |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De naamgegevens van de zorgverlener. Indien een zorgverleneridentificatienummer wordt
opgegeven, is dit de naam zoals vermeld in UZI, AGB of in de instelling.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële voornamen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Initialen van de persoon. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Container van het concept Geslachtsnaam. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Geslachtsnaam
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de eigen achternaam behorende voorvoegsels. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Officiële achternaam van de persoon. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Medisch specialisme van de zorgverlener. Het betreft hierbij de erkende medische specialismen
zoals vermeld in de wet BIG. Bijvoorbeeld huisarts of cardioloog.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De organisatie waarbij de zorgverlener werkzaam is. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
Zorgaanbieder |
|
0 … * Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
|
ZorgaanbiederIdentificatienummer |
|
1 … * Required |
|
|
Identificerend nummer van de organisatie. Voor Nederlandse zorgaanbieders wordt hiervoor,
indien mogelijk, het URA nummer of het AGB nummer gebruikt. Afhankelijk van de context
zijn ook andere ID's mogelijk. Voor buitenlandse of niet aangesloten zorgaanbieders
kan een ander uniek identificerend nummer gebruikt worden. Dit moet vergezeld gaan
met de naam en/of code van de uitgevende organisatie.UZI register abonneenummer (URA) (OID: 2.16.528.1.1007.3.3)
Vektis AGB-zorgverlener tabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.1)
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Naam van de organisatie. Indien een identificatienummer meegegeven wordt, moet de
naam overeenkomen met de naam die bij het identificatienummer hoort.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het specialisme van de betrokken afdeling van de zorgaanbieder. Het afdelingsspecialisme
kan gevuld worden indien bij het vermelden van een zorgaanbieder een nadere aanduiding
gewenst is. Het betreft hierbij de erkende medische specialismen zoals vermeld in
de wet BIG.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Het fysieke adres van de locatie van de zorgaanbieder. |
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Indien onder Medicatieafspraak/Voorschrijver/Zorgverlener of Verstrekkingsverzoek/Auteur/Zorgverlener |
0 … 1 Required |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Straatnaam van het adres. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Huisnummer van het adres. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Een alfabetisch teken achter het huisnummer zoals dit door het gemeentebestuur is
toegekend.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Die letters of tekens die noodzakelijk zijn om, naast het huisnummer en de letter,
de brievenbus te vinden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De aanduiding die wordt gebruikt voor adressen die niet zijn voorzien van de gebruikelijke
straatnaam en huisnummeraanduidingen.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Postcode van het adres. Bij Nederlandse adressen bij voorkeur de postcode uit de Postcodetabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.4.15)
gebruiken.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Een geografisch bepaald gebied dat een deel is van het gemeentelijke grondgebied. Bij Nederlandse woonplaatsen bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
1 … 1 Conditioneel |
|
|
Het soort adres waarvan sprake is, bijv. woonadres, postadres. |
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Mandatory |
AdresSoort moet werkadres zijn |
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De type zorgaanbieder, bijvoorbeeld algemeen ziekenhuis en verpleeghuis. Indien dit
veld gevuld is en voor het ZorgaanbiederIdentificatieNummer een AGB code gebruikt
wordt dient het type overeen te komen met het type dat impliciet in de AGB code opgenomen
is.
|
|
|
Lichaamslengte |
|
0 … 1 |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Lichaamslengte. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Lichaamslengte.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
De identificatie van de registratie van de lichaamslengte.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als persistente bouwsteen |
0 … 0 Niet aanwezig |
Alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Het element bevat de waarde van de gemeten lichaamslengte. De lichaamslengte is de lengte van het menselijk lichaam van hielbodem tot kruin,
in het algemeen gemeten in staande houding. Bij zeer kleine kinderen of patiënten
die niet kunnen staan wordt de lichaamslengte in gestrekte liggende houding gemeten.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Datum en (eventueel) tijd van de waarneming van de lichaamslengte. |
|
|
Lichaamsgewicht |
|
0 … 1 |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Lichaamsgewicht. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Lichaamsgewicht.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
De identificatie van de regigstratie van het lichaamsgewicht.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
AssigningAuthority (OID: AssigningAuthorityOID)
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 1 Required |
Als persistente bouwsteen |
0 … 0 Niet aanwezig |
Alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Het lichaamsgewicht van de patiënt. Het gewicht wordt uitgedrukt in kilogram (kg).
Bij pasgeborenen onder 3 kg wordt het gewicht veelal in grammen uitgedrukt. Dit concept kan ook gebruikt worden om een geschat lichaamsgewicht vast te leggen
als het niet mogelijk is om het exacte lichaamsgewicht te meten - bijvoorbeeld, het
wegen van een tegenwerkend kind, of een schatting van het gewicht van een ongeboren
kind.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Datum en (eventueel) tijd dat het gewicht gemeten of geschat werd. |
|
Documentgegevens |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Documentgegevens.
|
|
|
DocumentDatum |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Tijdstip waarop het document is opgesteld.
|
|
|
Auteur |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
De auteur van het document.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
De patiënt is zelf auteur van het document. Wanneer document is samengesteld door
een zorgaanbieder wordt de zorgverlener in het element 'Zorgaanbieder' vermeld.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als het document is opgesteld door de patiënt |
0 … 0 Niet aanwezig |
Anders |
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Als het document is opgesteld door de zorgaanbieder dan wordt deze gevuld. Wanneer
het document is opgesteld door de patiënt wordt dit opgenomen in Auteur is patiënt.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als het document is opgesteld door de zorgaanbieder |
0 … 0 Niet aanwezig |
Anders |
|
|
|
|
VerificatiePatiënt |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Verificatie patiënt.
|
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Geverifieerd met patiënt?
|
|
0 … 1 Required |
|
|
VerificatieDatum
|
|
|
VerificatieZorgverlener |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Verificatie zorgverlener.
|
|
|
|
GeverifieerdMetZorgverlener? |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Is het overzicht geverifieerd door de zorgverlener?
|
|
0 … 1 Required |
|
|
VerificatieDatum
|