Concept |
Card/Conf |
Id |
|
Patient |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Patiënt. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Patiënt.
|
|
|
Naamgegevens |
|
1 … 1 Required |
|
|
De naamgegevens van de patiënt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële voornamen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Initialen van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
De naam waarmee de persoon gebruikelijk aangesproken wordt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit concept geeft de achternaam of volgorde van achternamen aan waarmee de persoon
aangesproken of aangeschreven wil worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept Geslachtsnaam. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept Geslachtsnaam
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de eigen achternaam behorende voorvoegsels. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Officiële achternaam van de persoon. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Container van het concept GeslachtsnaamPartner. Deze container bevat alle gegevenselementen
van het concept GeslachtsnaamPartner.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Bij de achternaam van de partner behorende voorvoegsels |
|
0 … 1 Required |
|
|
Officiële achternaam van de partner. |
|
|
Adresgegevens |
|
0 … * |
|
|
Adresgegevens van de patiënt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Straatnaam van het adres. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Huisnummer van het adres. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Een alfabetisch teken achter het huisnummer zoals dit door het gemeentebestuur is
toegekend.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Die letters of tekens die noodzakelijk zijn om, naast het huisnummer en de letter,
de brievenbus te vinden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De aanduiding die wordt gebruikt voor adressen die niet zijn voorzien van de gebruikelijke
straatnaam en huisnummeraanduidingen.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Postcode van het adres. Bij Nederlandse adressen bij voorkeur de postcode uit de Postcodetabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.4.15)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een geografisch bepaald gebied dat een deel is van het gemeentelijke grondgebied. Bij Nederlandse woonplaatsen bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Gemeente van inschrijving. Bij Nederlandse gemeenten bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Land waar het adres zich bevindt. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Extra informatie zoals naam van het gebouw, gebouwnummer, ingang, routenummer. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Het soort adres waarvan sprake is, bijv. woonadres, postadres. |
|
|
Identificatienummer |
|
1 … * Conditioneel |
|
|
Identificatienummer van de patiënt. Bij overdrachtsituaties dient het gebruik van
het burgerservicenummer (BSN) in overeenstemming te zijn met de 'Wet gebruik burgerservicenummer
in de zorg (Wbsn-z)'. In andere situaties kunnen andere nummersystemen gebruikt worden,
zoals bijv. interne ziekenhuis patiëntnummers.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … * Mandatory |
BSN van de patiënt verplicht, andere id's optioneel |
|
|
|
|
Geboortedatum |
|
1 … 1 Required |
|
|
Geboortedatum van de patiënt. Bij een patiënt is de geboortedatum verplicht. Vage
datum (bv. alleen jaar) is toegestaan.
|
|
|
Geslacht |
|
1 … 1 Required |
|
|
Administratief geslacht van de patiënt. |
|
|
MeerlingIndicator |
|
0 … 1 Required |
|
|
Indicator die aangeeft of de patiënt één van een meerling is. |
|
MedicamenteuzeBehandeling |
|
1 … * Required |
|
|
Met medicamenteuze behandeling (MBH) wordt bedoeld: een behandeling met een geneesmiddel.
Medicamenteuze behandeling is een technisch begrip dat nodig is om de samenhang van
een groep medicatiegegevens goed te kunnen beschrijven. Zie het functioneel ontwerp
(FO) voor meer informatie.
|
|
|
Identificatie |
|
1 … 1 Required |
|
|
Identificatie van een medicamenteuze behandeling.
|
|
|
Toedieningsafspraak |
|
1 … * Required |
|
|
Een toedieningsafspraak is de gebruiks- (of toedienings-)instructie van de apotheker
aan de patiënt (of zijn vertegenwoordiger of toediener), waarbij een medicatieafspraak
op een concreet niveau wordt ingevuld.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van de toedieningsafspraak. Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1481 link
|
|
Datum en tijd waarop de toedieningsafspraak is vastgelegd. Datum + tijd verplicht meegeven (er moet volgordelijkheid kunnen worden afgeleid bij
meerdere registraties op één dag).
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Startdatum : Dit is het tijdstip waarop de afspraak ingaat (of is ingegaan of zal ingaan). Dit
betreft het tijdstip waarop de in deze afspraak vastgelegde gebruiksinstructie ingaat.
In geval van een afspraak om te stoppen betreft dit de startdatum van de originele
medicatieafspraak. De einddatum geeft aan vanaf wanneer de medicatie gestaakt moet
worden.
Gebruiksduur : De beoogde gebruiksduur. Bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Het is niet toegestaan
om de gebruiksduur in maanden aan te geven, omdat verschillende maanden een variabele
duur in dagen hebben.
Einddatum : Het tijdstip waarop de gebruiksperiode eindigt (of geëindigd is of zal eindigen).
In het geval van een afspraak om het gebruik te staken betreft dit het tijdstip waarop
de medicatie gestaakt moet worden. Om verwarring te voorkomen tussen 'tot' en 'tot
en met' is het
meegeven van de tijd altijd verplicht bij einddatum.
De gebruiksperiode bevat maximaal twee van deze elementen, in combinatie naar keuze.
Dit kan dus zijn een start- en einddatum, een startdatum en gebruiksduur of een einddatum
en gebruiksduur. Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt er alleen een startdatum
aangegeven. Bij medicatie met een vaste duur, maar onbekende startdatum wordt alleen
duur aangegeven.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De begindatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
|
|
De einddatum en tijd van het interval |
|
0 … 1 Required |
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
|
|
ToedieningsafspraakStopType |
|
0 … 1 Required |
|
|
Stoptype, de manier waarop gestopt of geannuleerd wordt met deze medicatie (tijdelijk,
definitief of geannuleerd).
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De verstrekker (zorgaanbieder) die de toedieningsafspraak heeft vastgelegd.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
|
ToedieningsafspraakRedenWijzigenOfStaken |
|
0 … 1 Required |
|
|
Reden voor het wijzigen of stoppen van de toedieningsafspraak. Dit zal vaak dezelfde
reden zijn als de reden voor het wijzigen of stoppen van de medicatieafspraak.
Het is mogelijk om - indien van toepassing - een specifieke reden voor het wijzigen
of stoppen van de toedieningsafspraak op te nemen.
|
|
|
|
GeneesmiddelBijToedieningsafspraak |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Geneesmiddel horende bij de toedieningsafspraak.
|
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden. Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig. Het is mogelijk om naast een primaire code ook
alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK). Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven. Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Aanwijzingen voor de toediening van de medicatie, bijvoorbeeld dosering en toedieningsweg. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Tekstuele omschrijving van de volledige gebruiksinstructie.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De route waarlangs de medicatie wordt toegediend (oraal, nasaal, intraveneus, et cetera).
|
|
0 … * Required |
|
|
De aanvullende instructie bevat een aanvullend uitleg over het gebruik. De aanvullende
instructie heeft betrekking op de hele gebruiksinstructie en niet op een individuele
dosering.
Het gaat hier om alle aanwijzingen voor gebruik. De tekst kan afkomstig zijn van het
oorspronkelijke "papieren" medicatievoorschrift, maar kan ook gegenereerd worden uit
de gecodeerde gegevens.
De instructies mogen niet conflicteren met andere onderdelen van de medicatieafspraak/
toedieningsafspraak.
De instructies kunnen ook verwijzen naar een bestaand protocol. In het geval van een
extern doseerschema (bijv. bij 'volgens schema trombosedienst') wordt OTH gebruikt.
De teksten in de G-standaard die dit attribuut kunnen ondersteunen, zijn opgenomen
in bestand 362 waar de teksten uit de huisartsenstandaard WCIA tabel 25 zijn opgenomen.
Deze teksten kunnen gebruikt worden om invulling te geven aan dit concept.
|
|
|
|
|
HerhaalperiodeCyclischSchema |
|
0 … 1 Required |
|
|
De herhaalperiode van een cyclisch schema (van één of meer doseerinstructies). Een
cyclisch schema wordt weergegeven in dagen, de bijbehorende doseerduur is daarbij
ook in dagen. Voorbeelden van een cyclisch schema: de anticonceptiepil (21 dagen 1 maal per dag 1 stuk, dan 7 dagen niet, dit herhalen),
de herhaalperiode is hier 28 dagen
|
|
0 … * Required |
|
|
Doseerinstructie |
|
0 … 1 Required |
|
|
De beoogde tijdsduur voor deze doseerinstructie, bijvoorbeeld 5 dagen of 8 weken. Bij medicatie voor onbepaalde duur wordt in de laatste doseerinstructie de doseerduur
leeg gelaten.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Deze geeft de volgorde van de doseerinstructies aan binnen deze medicatiebouwsteen.
|
|
0 … * Required |
|
|
De container van het concept Dosering. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Dosering.
Instructies voor toediening van de medicatie aan de toediener (de patiënt zelf, een
verpleegkundige of andere hulpverlener). Bij inventarisatie van medicatiegebruik beschrijft
de dosering het gebruikspatroon dat de patiënt met zichzelf heeft afgesproken.
Als het doseerschema (spreiding van toedieningen over de tijd) vast is en de keerdosis
ook, dan is er een enkele gebruiksinstructie.
Er kunnen meerdere parallelle gebruiksinstructies opgenomen worden bij een wisselende doseerhoeveelheid binnen
de dag en bij een variabele gebruiksfrequentie.
Er kunnen meerdere sequentiële gebruiksinstructies opgenomen worden bij wisselende doseerhoeveelheden binnen de
periode en/of een wisselend doseerschema.
Binnen het concept
'dosering' zitten verschillende elementen. Niet alle elementen kunnen/ mogen samen
gebruikt worden. Hieronder staat een korte opsomming van de samenhang tussen de elementen:
-
Dagdeel en toedientijd mogen nóóit gelijktijdig gevuld zijn
-
Het element IsFlexibel (onder Toedieningsschema) heeft betrekking op de Toedientijd
-
Weekdag kan/mag gelijktijdig gevuld zijn met Dagdeel of Toedientijd
-
De elementen Toedientijd/ Dagdeel/ Weekdag kunnen niet gecombineerd worden met Interval
-
Bij het combineren van Toedientijd of Dagdeel met Frequentie moet de tijdseenheid
van Frequentie tijdseenheid groter of gelijk zijn aan een dag.
-
Bij het combineren van Weekdag (met of zonder Toedientijd/Dagdeel) en Frequentie,
moet de tijdseenheid van Frequentie:
-
Een week zijn. Eén week is impliciet door het vullen van de Weekdag, dus gebruik van
Frequentie is alleen zinvol bij 2 of
meer weken, neem iedere twee weken op woensdag OF
-
Kleiner zijn dan een dag zijn (neem 2 x per dag op maandag, woensdag, vrijdag)
-
Nooit tussen de 1 en 14 dagen in zijn, want dat kan niet samen met weekdag
-
Nooit 'maand' of 'jaar' zijn. Het is niet realistisch en niet specifiek genoeg om
bijvoorbeeld 2x per maand/jaar op woensdag te doseren.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De keerdosis definieert de dosis per inname of toediening. De dosering wordt beschreven
in de bij het product behorende eenheid, zodat het meestal een aantal stuks of doses
betreft. Voor vloeistoffen en andere deelbare producten zal meestal een volumemaat
(bij voorkeur "ml") worden gebruikt. De voorschrijver zal de dosering in veel gevallen willen aangeven in gewichtseenheden
van de werkzame stof. Als niet het product, maar alleen de stof is aangegeven, dan wordt de hoeveelheid
van die stof opgegeven. Paracetamol 1000 mg is dan equivalent aan Paracetamol 500
mg tablet, 2 tabletten (of stuks). De dosering wordt soms aangegeven in een berekening, waarin vaak het lichaamsgewicht
of het lichaamsoppervlak van de patiënt als parameter gebruikt wordt. De berekening
blijft echter niet meer dan een hulpmiddel om tot een beslissing te komen. Bij continue toediening wordt naast de
toedieningssnelheid (inloopsnelheid) soms ook de keerdosis opgegeven (bv. 20 ml in
een spuit of 500 ml in een zak), maar vaak ook weggelaten. Ook een algemeen doseeradvies zoals 'Gebruik volgens protocol' of 'Zie gebruiksaanwijzing'
kan adequaat zijn. Ook dan wordt geen keerdosis opgegeven.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
1 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin het aantal wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De specificatie van de momenten waarop het medicament toegediend wordt of zal worden.
De wijze waarop dit wordt weergegeven is:
- Tijdstip(pen) (16:00), dagdelen ('s ochtends) of gebeurtenissen ("voor het eten")
waarop het medicament dagelijks ingenomen moet worden.
- Een specifiek aantal keren dat het medicament dagelijks ingenomen moet worden ("3x
per dag"), aangeduid met de frequentie
- Een tijdsafstand tussen opeenvolgende innames ("Elke 2 uur", "" elke 30 minuten),
aangeduid met Interval.
Als een medicament niet dagelijks ingenomen moet worden, kan het voorgaande gecombineerd
worden met dagaanduidingen:
- Een of meerdere weekdagen waarop de toediening moet plaatsvinden ("maandag, woensdag,
vrijdag")
- "3 keer per week", "2 keer per maand".
Standaard zal de gespecificeerde toediening "oneindig" herhaald
worden tot:
- De einddatum en tijd van de gebruiksperiode bereikt is
- De totale doseerduur bereikt is (14 dagen)
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De frequentie geeft het aantal doseermomenten per tijdseenheid, meestal per dag. Als
dit gegeven is opgenomen, dan zal het Interval niet zijn opgegeven. Meestal bestaat
frequentie uit zowel aantal als tijdseenheid (3 maal per dag), maar het kan ook zonder
tijdseenheid voorkomen (éénmalig). Er wordt dan een redelijke verdeling over de dag verwacht, maar dit komt niet heel
precies en wordt aan de patiënt overgelaten. Het is de gebruikelijke manier van voorschrijven
extramuraal. Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna
een (locatiegebonden) uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek). De tijdseenheid van de frequentie moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in
de tekstuele weergave van de dosering. Bijvoorbeeld: bij dosering '2 maal per dag...' geldt:
- aantal = 2
- tijdseenheid = 'dag'.
bij dosering '3 maal
per week...' geldt:
- aantal = 3
- tijdseenheid = 'week'.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … * Required |
|
|
Weekdag definieert een patroon van toedieningen op vaste weekdagen. |
|
0 … * Required |
|
|
Dagdeel: ochtend, middag, avond, nacht. |
|
0 … * Required |
|
|
De toedientijd is een specifieke (klok)tijd op de dag. Deze tijd is meestal niet exact
(bedoeld). Er kunnen meerdere inname tijdstippen op een dag zijn. De beoogde toedientijd kan ook als dagdeel worden aangegeven (ochtend, middag, avond,
nacht). De toedientijd blijft dan leeg, waarbij het dagdeel vastgelegd kan worden
in het concept Dagdeel.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Geeft aan of degene die het schema uitvoert zelf de exacte Toedientijd mag bepalen
(bijvoorbeeld om onderscheid te maken tussen 'exact om 8 uur' en 'ergens rond een
uur of 8, maar 8:45 uur is ook goed'). Wanneer IsFlexibel="true", dan mag de uitvoerder
zelf de exacte Toedientijd bepalen. Wanneer IsFlexibel="false", dan moet de exacte
Toedientijd van de voorschrijver aangehouden worden.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als Toedientijd is gevuld |
0 … 0 Niet toegestaan |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het interval geeft de tijd tussen doseermomenten weer. Als dit gegeven is opgenomen,
dan zal de Frequentie niet zijn opgegeven.
De tijdseenheid van het interval moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in de
tekstuele weergave van de dosering.
Voorbeelden : elke 4 uur, elke 30 minuten. De tijdstippen kunnen nu vrij gekozen worden, maar de verdeling over de dag komt nauwer
en het interval tussen de tijdstippen is belangrijk (bv. antibiotica) Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna een (locatiegebonden)
uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Zo nodig betekent dat de toediening alleen onder een bepaalde voorwaarde wordt uitgevoerd.
|
|
0 … * Required |
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit NHG Tabel25 (G-standaard bst362) vormen de waardelijst om dit
concept gecodeerd door te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving
van die code meegegeven worden.
Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van NHG Tabel25
(G-standaard bst362) voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt
worden in vrije tekst in het concept omschrijving.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een maximale dosering maximaliseert (in tijd) het gebruik van een middel in een 'zo
nodig' voorschrift.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de maximale dosering wordt uitgedrukt.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Tijdseenheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De toedieningssnelheid wordt gebruikt bij de langzame toediening van vloeistoffen.
De eenheid wordt uitgedrukt in UCUM. Toegestane eenheden zijn beperkt tot die eenheden
die relevant zijn voor de langzame toediening van vloeistoffen. Deze hebben de formule
hoeveelheid/tijdsduur of kunnen geparametriseerd (per lichaamsgewicht of lichaamsoppervlakte)
zijn in een formule hoeveelheid/ parameter/tijdsduur.
De snelheid is in de praktijk vrijwel altijd milliliter per uur (ml/h), maar kan ook
geparametriseerd (per lichaamsgewicht of lichaamsoppervlakte) zijn.
Ook het opgeven van een interval (bijv. 0-10 ml/h) is een gebruikelijke optie.
Bijvoorbeeld, bij toedieningssnelheid van 23 ml/h geldt:
Waarde = 23
Eenheid = ml/h
Een voorbeeld van een geparametriseerde toedieningssnelheid: 100 - 150 mg/kg/dag.
De variabelen kunnen de volgende waarden
aannemen:
Hoeveelheid:
Uitgeschreven
|
Afkorting
|
UCUM
|
nanogram
|
ng
|
ng
|
microgram
|
mcg of μg
|
ug
|
milligram
|
mg
|
mg
|
gram
|
g
|
g
|
microliter
|
mcl of μl
|
ul
|
milliliter
|
ml
|
ml
|
liter
|
l
|
l
|
internationale eenheid
|
IE
|
iU
|
milli-internationale eenheid
|
mIE
|
m[iU]
|
micromol
|
mcmol of μmol
|
umol
|
millimol
|
mmol
|
mmol
|
Parameter
Uitgeschreven
|
afkorting
|
UCUM
|
gram
|
g
|
g
|
kilogram
|
kg
|
kg
|
vierkante
centimeter
|
cm2
|
cm2
|
Tijdsduur:
Uitgeschreven
|
afkorting
|
UCUM
|
seconde
|
s
|
s
|
minuten
|
min
|
min
|
uur
|
u
|
h
|
dag
|
d
|
d
|
week
|
wk
|
wk
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De minimale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De nominale waarde van de hoeveelheid. Dit element kan niet in combinatie met een
minimale en maximale waarde gebruikt worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De maximale waarde van het bereik |
|
0 … 1 Required |
|
|
De toedieningsduur definieert de tijdsduur gedurende welke het medicijn wordt toegediend
en wordt voornamelijk gebruikt bij de langzame parenterale toediening van vloeistoffen.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De tijdsduur van het interval in een gewenste tijdseenheid (bv. dagen of uren, etc.). |
|
0 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1371 link
|
|
Distributievorm |
|
0 … 1 Required |
|
|
Opmerkingen met betrekking tot de toedieningsafspraak. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Geeft aan of het concept origineel is (nee) of een kopie (ja) uit een ander bronsysteem.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Relatie naar medicatieafspraak waarop de toedieningsafspraak gebaseerd is. |
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Indien de toedieningsafspraak gebaseerd is op een medicatieafspraak |
0 … 0 Niet toegestaan |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van de medicatieafspraak.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
RelatieToedieningsafspraak |
|
0 … 1 Conditioneel |
mp-dataelement9x-1380 link
|
|
Relatie naar de toedieningsafspraak die gewijzigd of gestaakt wordt
|
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Als een voorgaande toedieningsafspraak aanwezig is die door deze TA stopt of wijzigt |
0 … 0 Niet toegestaan |
anders |
|
|
|
1 … 1 Required |
mp-dataelement9x-1381 link
|
|
De identificatie van de toedieningsafspraak. Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
|
Medicatieverstrekking |
|
0 … * Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Medicatieverstrekking. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Medicatieverstrekking.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van de verstrekking.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de verstrekker (apotheker) en moet wereldwijd
en eeuwig uniek zijn.
|
|
|
|
MedicatieverstrekkingsDatumTijd |
|
1 … 1 Required |
|
|
Het tijdstip van uitgifte. De datumtijd waarop het geneesmiddel ter hand gesteld wordt.
Noot: het gaat dus om het tijdstip waarop het geneesmiddel aan de patiënt (of diens
toediener/vertegenwoordiger) is uitgegeven en niet om de aanschrijfdatum.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De aanschrijfdatum is het tijdstip waarop een apotheker een voorgenomen uitgifte vastlegt. |
|
1 … 1 Required |
|
|
De verstrekker is in vrijwel alle gevallen een apotheek (zorgaanbieder). Het kan ook
gaan om een webwinkel (online bestelling), een drogisterij of een buitenlandse apotheek.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Aantal eenheden van het product (gemeten op basis van de relevante productcode) dat
is afgeleverd. Optioneel is voor de eenheid in plaats van gebruik van UCUM eenheden
ook een vertaling toegestaan naar NHG tabel Gebruiksvoorschriften (tabel 25)
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Aantal behorende bij de eenheid.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de verstrekte hoeveelheid wordt uitgedrukt.
|
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Verstrekt geneesmiddel. |
|
1 … 1 Mandatory |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden. Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig. Het is mogelijk om naast een primaire code ook
alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK). Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven. Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De verwachte periode, dat het medicament gebruikt zal worden. De waarde hangt samen
met de dosering en de verstrekte hoeveelheid.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Afleverlocatie |
|
0 … 1 Required |
|
|
Distributievorm |
|
|
|
MedicatieverstrekkingAanvullendeInformatie |
|
0 … * Required |
|
|
Aanvullende informatie bevat bijzonderheden over de invulling van de medicatieverstrekking.
Dit kan bijvoorbeeld een reden zijn om af te wijken van het verstrekkingsverzoek.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Opmerkingen met betrekking tot de verstrekking. |
|
|
|
RelatieVerstrekkingsverzoek |
|
0 … 1 Required |
|
|
Relatie naar verstrekkingsverzoek waarop de medicatieverstrekking gebaseerd is.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De identificatie van het verstrekkingsverzoek.
Deze wordt gegenereerd door het systeem van de voorschrijver en moet wereldwijd en
eeuwig uniek zijn.
|
|
Bouwstenen |
|
0 … 1 Required |
|
|
Bouwstenen
|
|
|
FarmaceutischProduct |
|
1 … * Mandatory |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen FarmaceutischProduct. Het voorgeschreven middel is vrijwel steeds een geneesmiddel. Hulp- en verbandmiddelen
kunnen echter ook voorgeschreven en via de apotheek geleverd worden. Voedingsmiddelen
en bloedproducten vallen strikt genomen niet onder de categorie geneesmiddelen, maar
kunnen worden voorgeschreven, en door een apotheek geleverd worden. Het is mogelijk om met één enkele code een medicatiesoort aan te duiden, waarbij die code gekozen kan zijn uit meerdere mogelijke
coderingssystemen (concreet GPK, PRK, HPK of artikelnummers). Door een juiste toepassing
van deze codes in de softwaresystemen leggen deze codes de samenstelling van het gebruikte
middel voldoende vast en is een complete productspecificatie niet nodig. Het is mogelijk om naast een primaire code ook
alternatieve codes uit andere coderingssystemen aan te duiden (zodat bijvoorbeeld de GPK kan worden meegestuurd
als is geregistreerd op basis van PRK). Door meerdere ingrediënten op te geven wordt het mogelijk om een samengesteld product
weer te geven. Het is dan mogelijk om zowel impliciet te specificeren (door een medicatiecode te
gebruiken) als expliciet de samenstelling van de medicatie aan te duiden, bijvoorbeeld door de (actieve) ingrediënt(en) van de medicatie te benoemen.
Het is mogelijk om magistrale receptuur door te geven. De samenstelling dient aangeduid te worden via bovenbedoelde mogelijkheid
met gecodeerde ingrediënten.
|
|
0 … * Conditioneel |
|
|
De codering van geneesmiddelen wordt in Nederland ontleend aan de G-Standaard (uitgegeven
door Z-Index), die onder regie van de KNMP wordt gevuld.
Het gecodeerde geneesmiddel kan worden uitgedrukt als:
Het ZI-nummer is het handelsproduct inclusief de verpakkingsgrootte. De HPK is het handelsproduct zoals de fabrikant het registreert en in de handel brengt. De PRK bevat alle GPK-kenmerken, aangevuld met een aantal kenmerken die nodig zijn
om het juiste middel te kunnen voorschrijven. Dit niveau is bedoeld om generiek te
kunnen voorschrijven. De GPK definieert de farmaceutische kenmerken van een product, namelijk samenstelling,
sterkte, eenheden, farmaceutische vorm en toedieningsweg.
Voor de verdere
toelichting op deze niveaus uit de G-Standaard zie https://www.z-index.nl.
Daarnaast bestaan er in de lokale systemen ook 90.000.000 nummers. Het 90.000.000
nummer wordt gebruikt conform landelijke afspraken.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … * Required |
De code moet gekozen worden uit G-standaard GPK, PRK, HPK of ZI-nummer. ZI-nummer
is ook bekend als ‘KNMP artikelnummer’ of ‘ATKODE’ en valt onder OID 2.16.840.1.113883.2.4.4.8.
Bij een specifieke codering (bijvoorbeeld HPK) ook de meer generieke coderingen opnemen
(in dit voorbeeld: PRK en GPK). Het is ook toegestaan om 90 miljoen nummers onder
de OID van de instelling hier op te nemen.
|
|
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
De container van het concept ProductSpecificatie. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept ProductSpecificatie. De productspecificatie is nodig, wanneer de productcode niet volstaat om de werkzame
stoffen en de sterkte te achterhalen.
|
|
Card/Conf |
Conditie |
0 … 0 Niet toegestaan |
Wanneer de codering afdoende is om de samenstelling van het geneesmiddel te achterhalen
(bijvoorbeeld bij codering via G-standaard)
|
1 … 1 Required |
In alle andere gevallen |
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De farmaceutische vorm geeft de vorm van een geneesmiddel weer. Voorbeelden zijn:
tablet, zetpil, infusievloeistof, zalf. Indien het middel een GPK uit de G-standaard
kent dan is de vorm via de G-standaard bekend. Voor producten zonder code (vrije tekst,
magistrale bereiding), kan de toedieningsvorm worden opgegeven.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Voor geneesmiddelen waarvoor geen code voorhanden is, dient de volledige naam van
het geneesmiddel hier in vrije tekst vermeld te worden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Een tekstuele beschrijving van de medicatiesoort (inclusief relevante kenmerken van
de samenstelling en eventueel de bereidingswijze), die alleen gebruikt wordt als geen
gecodeerde aanduiding uit de G-Standaard beschikbaar is (historische gegevens met
magistralen waarvan samenstelling is aangeduid in vrije tekst in plaats van met ingrediëntcodes).
|
|
0 … * Required |
|
|
De container van het concept Ingredient. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Ingredient. Een product bevat één of meer werkzame stoffen en hulpstoffen. Deze zijn meestal
al door de productcode bepaald. Voor magistrale medicatie of door de lokale apotheek
samengestelde medicamenten moeten de ingrediënten afzonderlijk worden opgegeven. De werkzame stoffen spelen een bijzondere rol, omdat deze: a) bepalend zijn voor de farmacotherapeutische werking van de medicatie en b) de basis zijn voor aanduiding van de sterkte van de medicatie (bijv. 200 mg).
|
|
1 … * Required |
|
|
Werkzame stof of hulpstof. Hier kunnen dezelfde codes worden gebruikt als voor de ProductCode (met name voor
verdunningen en samenstellingen), maar nu kunnen ook de ATC, SNK en SSK gebruikt worden
om een stof aan te duiden (voor het opgeven van ingrediënten van lokaal magistraal
bereide producten).
-
ZI-nummer
-
Handelsproductcode (HPK)
-
Voorschrijfcode (PRK)
-
Generieke productcode (GPK)
-
Anatomical Therapeutic Chemical Classification (ATC)
-
Stofnaamcode (SNK)
-
Stofnaamcode i.c.m. stamtoedieningsweg (SSK)
Voor verdere toelichting over ATC zie https://www.whocc.no/atc/structure_and_principles/.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De relatieve hoeveelheid van dit ingrediënt in dit product. Berekening van de sterkte = Hoeveelheid ingrediënt ÷ Hoeveelheid product. Dit kan bijvoorbeeld een concentratie zijn als het geneesmiddel is opgelost in een
draagvloeistof.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De hoeveelheid en eenheid van dit ingrediënt. Dit is de numerator voor de berekening
van de sterkte. De eenheid moet gekozen worden uit de G-standaard (tabel 902).
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De waarde behorende bij de eenheid.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de werkzame stof wordt uitgedrukt.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Hoeveelheid van het product. Dit is de denominator in de berekening van de sterkte.
Optioneel is voor de eenheid in plaats van gebruik van UCUM eenheden ook een vertaling
toegestaan naar NHG tabel Gebruiksvoorschriften (tabel 25).
|
|
1 … 1 Required |
|
|
De waarde behorende bij de eenheid.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Dit is de eenheid waarin de werkzame stof wordt uitgedrukt.
|
|
|
Zorgaanbieder |
|
0 … * Required |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
|
|
ZorgaanbiederIdentificatienummer |
|
1 … * Required |
|
|
Identificerend nummer van de organisatie. Voor Nederlandse zorgaanbieders wordt hiervoor,
indien mogelijk, het URA nummer of het AGB nummer gebruikt. Afhankelijk van de context
zijn ook andere ID's mogelijk. Voor buitenlandse of niet aangesloten zorgaanbieders
kan een ander uniek identificerend nummer gebruikt worden. Dit moet vergezeld gaan
met de naam en/of code van de uitgevende organisatie.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Naam van de organisatie. Indien een identificatienummer meegegeven wordt, moet de
naam overeenkomen met de naam die bij het identificatienummer hoort.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Het specialisme van de betrokken afdeling van de zorgaanbieder. Het afdelingsspecialisme
kan gevuld worden indien bij het vermelden van een zorgaanbieder een nadere aanduiding
gewenst is. Het betreft hierbij de erkende medische specialismen zoals vermeld in
de wet BIG.
|
|
0 … 1 Conditioneel |
|
|
Het fysieke adres van de locatie van de zorgaanbieder. |
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
Indien onder Medicatieafspraak/Voorschrijver/Zorgverlener of Verstrekkingsverzoek/Auteur/Zorgverlener |
0 … 1 Required |
In alle andere gevallen |
|
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Straatnaam van het adres. |
|
1 … 1 Required |
|
|
Huisnummer van het adres. |
|
0 … 1 Required |
|
|
Een alfabetisch teken achter het huisnummer zoals dit door het gemeentebestuur is
toegekend.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
Die letters of tekens die noodzakelijk zijn om, naast het huisnummer en de letter,
de brievenbus te vinden.
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De aanduiding die wordt gebruikt voor adressen die niet zijn voorzien van de gebruikelijke
straatnaam en huisnummeraanduidingen.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Postcode van het adres. Bij Nederlandse adressen bij voorkeur de postcode uit de Postcodetabel (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.4.15)
gebruiken.
|
|
1 … 1 Required |
|
|
Een geografisch bepaald gebied dat een deel is van het gemeentelijke grondgebied. Bij Nederlandse woonplaatsen bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 (OID: 2.16.840.1.113883.2.4.6.14)
gebruiken.
|
|
1 … 1 Conditioneel |
|
|
Het soort adres waarvan sprake is, bijv. woonadres, postadres. |
|
Card/Conf |
Conditie |
1 … 1 Required |
AdresSoort moet werkadres zijn |
|
|
|
0 … 1 Required |
|
|
De type zorgaanbieder, bijvoorbeeld algemeen ziekenhuis en verpleeghuis. Indien dit
veld gevuld is en voor het ZorgaanbiederIdentificatieNummer een AGB code gebruikt
wordt dient het type overeen te komen met het type dat impliciet in de AGB code opgenomen
is.
|