hl7:queryByParameter
|
|
|
|
Bevat de kenmerken van de vraag |
(Que8NL) |
|
Schematron assert |
role |
warning
|
|
|
test |
not(.//hl7:semanticsText) |
|
|
Melding |
Control Act: het element semanticsText onder queryparameters bij voorkeur niet gebruiken |
|
|
Schematron assert |
role |
error
|
|
|
test |
not(hl7:sortControl) |
|
|
Melding |
Control Act: queryByParameter/sortControl mag niet gebruikt worden |
|
hl7:queryId
|
II |
1 … 1 |
M |
Bevat de unieke identificatie van de vraag zoals geformuleerd in de vragende applicatie,
los van de identificatie van de interactie waarin de vraag wordt aangeboden. De waarde
van dit attribuut wordt in het antwoord teruggeleverd, zodat de antwoordberichten
kunnen worden gerelateerd aan de vraag. De OID voor het identificatiesysteem kan bijvoorbeeld
worden afgeleid van de URA van de zorgaanbieder, het AORTA applicatie-id, maar dit
is geen verplichting. Iedere OID die voldoet aan het principe van uniekheid is geldig.
|
(Que8NL) |
|
Constraint |
Deze identificatie is uniek en kan nooit nogmaals worden uitgedeeld, noch door dezelfde
applicatie, noch door een andere applicatie. Het identificatiesysteem waaruit de vraagidentificaties
worden gegenereerd wordt geïdentificeerd door een OID in het attribuut @root. Het
attribuut @extension moet de gegenereerde identificatie bevatten.
|
hl7:statusCode
|
CS (required) |
1 … 1 |
M |
Bevat de (nieuwe) status van de query. De te gebruiken waarden in dit attribuut zijn
gedefinieerd in de valueset QueryStatusCode.
|
(Que8NL) |
|
Constraint |
@code moet bij initiële vragen de waarde "executing" bevatten. |
|
CONF |
|
hl7:modifyCode
|
CS (required) |
0 … 1 |
|
Alleen relevant bij gebruik van het publish/subscribe mechanisme zoals in Signaleringen.
Geeft aan of het abonnement (indien het vraagbericht als onderdeel van een publish/subscribe
mechanisme gebruikt wordt) nieuw is ("N") dan wel gewijzigd wordt ("M"). De waarden
van dit attribuut zijn afkomstig uit de vocabulaire ModifyIndicator.
|
(Que8NL) |
|
CONF |
|
hl7:responseModalityCode
|
CS (required) |
1 … 1 |
M |
Bevat code voor opleverwijze. Verplicht in AORTA met als mogelijkheden "gebundeld"
(B - van toepassing bij indirect opvragen via de ZIM waarbij gebundeld moet worden
opgeleverd), of "discreet" (R - van toepassing bij direct opvragen bij het bronsysteem,
alle vragen van de ZIM bevatten deze opleverwijze.)
|
(Que8NL) |
|
Constraint |
- Indien de interactie van het type indirect opvragen is, en de interactie gaat van
een GBx naar de ZIM, dan moet @code de waarde "B" bevatten.
- Indien de interactie van het type indirect opvragen is, en de interactie gaat van
ZIM naar een GBx, dan moet @code de waarde "R" bevatten.
- Indien de interactie van het type direct opvragen is, dan moet @code de waarde "R"
bevatten.
|
|
CONF |
|
hl7:responsePriorityCode
|
CS (required) |
1 … 1 |
M |
Bevat de code voor oplevertiming. De standaardwaarde is "I" (Immediate) voor synchrone,
directe beantwoording. Merk op dat ook het tijdstip van beantwoording van de vraag
in het vraagbericht zelf kan worden beïnvloed: zie de beschrijving van executionAndDeliveryTime.
|
(Que8NL) |
|
CONF |
|
hl7:initialQuantity
|
INT |
0 … 1 |
|
|
(Que8NL) |
hl7:initialQuantityCode
|
CE (extensible) |
0 … 1 |
|
|
(Que8NL) |
|
CONF |
|
hl7:executionAndDeliveryTime
|
TS |
0 … 1 |
C |
Bevat het tijdstip waarop het antwoord uiterlijk moet zijn opgeleverd aan het vragende
systeem. Het tijdstip wordt relatief aan de aanmaaktijd van de interactie. Het verschil
tussen de twee tijdstippen moet liggen tussen de configuratieparameter responsetijd-ZIM
(zie [Config inst]) en 60 seconden. Bij afwezigheid van het element executionAndDeliveryTime
geldt maximale oplevertimeout zoals beschreven in de Programma’s van Eisen.
FAQ: Hoe bepaalt een zender van een ‘Immediate’ vraagbericht een redelijke waarde voor
de oplevertimeout? - De complexiteit of grootte van het verwachte antwoord is van invloed op het op te
geven tijdstip. Indien een volledig overzicht van de medicatiehistorie van een patiënt
opgevraagd wordt, dan ligt een ruimere timeout voor de hand dan bij het opvragen van
één laboratoriumuitslag.
|
(Que8NL) |
|
Constraint |
- @value moet de maximale timeout bevatten, indien de toepassing voor de betreffende
interactie specificeert dat een maximale timeout moet kunnen worden opgegeven, en
deze in de zendende applicatie ook werkelijk een waarde heeft.
- @value moet, indien deze een waarde heeft, tenminste tot op de minuut nauwkeurig worden
opgegeven.
- Het verschil tussen executionAndDeliveryTime/@value en Message/creationTime/@value
moet, indien beide een waarde hebben, liggen tussen responsetijd-ZIM en 60 seconden.
|
Inclusie |
|
|
van 2.16.840.1.113883.2.4.3.111.3.8.10.5 COMT_MT999998NL (2017‑04‑20 11:38:42)
|
hl7:actDataType
|
|
0 … 1 |
|
Gegevenssoort/Context. Bevat een bepaalde gegevenssoort of contextcode. |
(Que8NL) |
hl7:value
|
CD (extensible) |
1 … * |
M |
Bevat de code van een bepaalde gegevenssoort uit ActRegistryNL, bijvoorbeeld “722933”
(Medicatievoorschrift) of bevat een code van een bepaalde context uit AORTA Context
Code, bijvoorbeeld KZDI (Ketenzorg Diabetes).
|
(Que8NL) |
|
CONF |
|
hl7:effectiveTime
|
|
0 … 1 |
|
Begin_periode. Eind_periode. Bevat de periode waarbinnen de toegangsloggegevens moeten
vallen.
|
(Que8NL) |
hl7:value
|
IVL_TS |
1 … 1 |
M |
Begin_periode. Eind_periode. Actualiteit van de toegangsloggegevens. |
(Que8NL) |
|
Constraint |
Een periode door middel van een effectiveTime.value.low en effectiveTime.value.high.
Dit levert vastleggingen van toegangsloggegevens op binnen deze periode.
Een periode door middel van een effectiveTime.value.low (datum vanaf). Dit levert
vastleggingen van toegangsloggegevens op vanaf deze datum.
Een periode door middel van een effectiveTime.value.high (datum tot). Dit levert vastleggingen
toegangsloggegevens op tot deze datum.
Indien deze parameter niet wordt gebruikt, levert de Log Event Manager vastleggingen
toegangsloggegevens binnen een geconfigureerde periode. De logdatum/tijd van het initiërende bericht bepaalt of een toegangslogregel valt
binnen de opgegeven periode. De logdatum is de datum waarop het bericht is gelogd
in de toegangslog.
|
hl7:emergency
|
|
0 … 1 |
|
Noodsituatie. Bevat een waarde die aangeeft of alleen noodsituatie gebeurtenissen
worden opgevraagd.
|
(Que8NL) |
hl7:value
|
BL |
1 … * |
M |
Noodsituatie. Bevat de waarde “true” indien er alleen naar bevragingen (query) en
verzoeken (requests) wordt gevraagd die als “noodgeval” zijn gemarkeerd. Bij waarde
“false” worden alleen toegangsloggegevens opgeleverd die niet als “noodgeval” zijn
gemarkeerd. Wanneer deze parameter niet aanwezig is worden alle toegangsloggegevens
opgeleverd die aan de overige parameters voldoen.
|
(Que8NL) |
hl7:initiatorInteractionId
|
|
0 … 1 |
|
Gebeurtenis_type. Gebruikersinteractie-type. Bevat de interactie-id van het initiële
bericht.
|
(Que8NL) |
hl7:value
|
II |
1 … * |
M |
Gebruikersinteractie-type. Bevat de interactie identificatie(s) van een initieel bericht
waarmee een opvraging, een verzoek of een indirecte verzending gedaan is. Bijvoorbeeld
QUPC_IN990001NL voor “Opvragen professionele samenvatting”.
|
(Que8NL) |
@root
|
uid |
1 … 1 |
F |
2.16.840.1.113883.1.6 |
hl7:initiatorOverseerId
|
|
0 … 1 |
|
Zorgverlener-id. Bevat de identificatie van de verantwoordelijke persoon voor het
initiële bericht.
|
(Que8NL) |
hl7:value
|
II |
1 … * |
M |
Mandaterende inhoudverantwoordelijke. Bevat de identificatie van de verantwoordelijke
persoon voor het initiële bericht waarmee een opvraging, een verzoek of een indirecte
verzending gedaan is. Deze identificatie kan iedere waarde hebben, die ook is toegestaan
voor overseer id uit gelogde berichten.
|
(Que8NL) |
hl7:initiatorOverseerOrganisationId
|
|
0 … 1 |
|
Zorgaanbieder-id. Bevat de identificatie van organisatie van de verantwoordelijke
persoon voor het initiële bericht.
|
(Que8NL) |
hl7:value
|
II |
1 … * |
M |
Zorgaanbieder-id. Bevat de identificatie van organisatie van de verantwoordelijke
persoon voor het initiële bericht waarmee een opvraging, een verzoek of een indirecte
verzending gedaan is. Deze identificatie kan iedere waarde hebben, die is toegestaan
voor overseer organization id uit gelogde berichten.
|
(Que8NL) |
hl7:initiatorOverseerRoleCode
|
|
0 … 1 |
|
Zorgverlener-functie. Bevat de rolcode van de verantwoordelijke persoon voor het initiële
bericht.
|
(Que8NL) |
hl7:value
|
CE (extensible) |
1 … * |
M |
Zorgverlener-functie. Bevat de rolcode van de verantwoordelijke persoon voor het initiële
bericht waarmee een opvraging, een verzoek of een indirecte verzending gedaan is.
Deze rolcode kan iedere waarde hebben, die is toegestaan voor overseer code uit gelogde
berichten.
|
(Que8NL) |
hl7:initiatorSendingApplicationId
|
|
0 … 1 |
|
Applicatie-id. Bevat het applicatie id van het zendende systeem van het initiële bericht. |
(Que8NL) |
hl7:value
|
II |
1 … * |
M |
Applicatie-id. Bevat het applicatie id van het zendende systeem van het initiële bericht
waarmee een opvraging, een verzoek of een indirecte verzending gedaan is.
|
(Que8NL) |
hl7:patientId
|
|
1 … 1 |
M |
Patiënt-id. Bevat de identificatie van de patiënt voor wie toegangsloggegevens worden
opgevraagd.
|
(Que8NL) |
Inclusie |
1 … 1 |
M |
van 2.16.840.1.113883.2.4.3.111.3.4.10.1 Burgerservicenummer (BSN) Value (2017‑07‑24 13:46:47) Patiënt-id. Identificatie van de patient.
|
hl7:value
|
II.NL.BSN |
1 … 1 |
M |
Burgerservicenummer (BSN) |
(Que8NL) |
|
|
@extension
|
st |
1 … 1 |
R |
|
@root
|
oid |
1 … 1 |
F |
2.16.840.1.113883.2.4.6.3 |
|
Schematron assert |
role |
error
|
|
|
test |
string-length(@extension) = 9 |
|
|
Melding |
Het BSN dient altijd 9 cijfers te bevatten. Het BSN kan ook voorloopnullen bevatten,
oftewel beginnen met een nul. |
|
hl7:respondingSendingApplicationId
|
|
0 … 1 |
|
Bevat het applicatie id van het zendende systeem van het antwoordbericht. |
(Que8NL) |
hl7:value
|
|
1 … * |
M |
Applicatie-id. Bevat het applicatie id van het reagerende systeem dat het antwoordbericht
stuurt. Als er meer systemen zijn geweest die een antwoord hebben gestuurd, zoals
bij opvragen van verstrekkingen, dan komt in het antwoord elke conversatie (zie beschrijving
van R-MIM COMT_RM999999NL) voor waarin het opgegeven systeem tenminste eenmaal voorkomt
in de antwoorden.
|
(Que8NL) |
|
Constraint |
Als er meer systemen zijn geweest die een antwoord hebben gestuurd, zoals bij opvragen
van verstrekkingen, dan worden alle conversaties opgeleverd waarin het opgegeven systeem
tenminste eenmaal voorkomt in de antwoorden. TODO referentie naar conversatie maken
uit ontwerp.
|