hl7:QURX_IN990201NL01
|
|
1 … 1 |
|
|
(opvjst) |
Inclusie |
|
|
van 2.16.840.1.113883.2.4.3.111.3.3.10.9022 VZVZ AttentionLine ContextCode (DYNAMISCH)
|
hl7:attentionLine
|
|
|
|
|
(opvjst) |
|
waar [hl7:keyWordText [@code='CONTEXT'] [@codeSystem='2.16.840.1.113883.2.4.15.1']] |
|
|
hl7:keyWordText
|
SC |
1 … 1 |
R |
|
(opvjst) |
@code
|
CONF |
0 … 1 |
F |
CONTEXT |
@codeSystem
|
0 … 1 |
F |
2.16.840.1.113883.2.4.15.1 (AttentionLineElementTypeNL) |
|
CONF |
elementinhoud moet "ContextCode" zijn |
|
hl7:value
|
CV |
1 … 1 |
R |
|
(opvjst) |
|
CONF |
|
hl7:ControlActProcess
|
|
1 … 1 |
M |
|
(opvjst) |
@moodCode
|
|
1 … 1 |
F |
EVN |
hl7:code
|
CV |
0 … 1 |
|
Trigger Event |
(opvjst) |
@codeSystem
|
CONF |
0 … 1 |
F |
2.16.840.1.113883.1.18 (TriggerEvent) |
hl7:effectiveTime
|
TS |
0 … 1 |
|
Datum en tijdstip (NB: geen interval) waarop de gebeurtenis die het bericht heeft doen ontstaan, plaatsvond. Dit tijdstip
is mogelijkerwijs anders dan het tijdstip van het versturen van het bericht zoals
opgenomen in de Transmission Wrapper.
|
(opvjst) |
Inclusie |
1 … 1 |
|
van 2.16.840.1.113883.2.4.3.111.3.3.10.9023 (DYNAMISCH)
|
|
Inclusie |
|
Fout: Kan template "2.16.840.1.113883.2.4.3.111.3.3.10.9023" (DYNAMISCH) niet vinden |
|
hl7:queryByParameter
|
|
1 … 1 |
M |
|
(opvjst) |
hl7:templateId
|
II |
1 … 1 |
|
|
(opvjst) |
@root
|
|
1 … 1 |
F |
2.16.840.1.113883.2.4.3.111.3.3.10.11 |
hl7:queryId
|
II |
1 … 1 |
M |
Bevat de unieke identificatie van de vraag zoals geformuleerd in de vragende applicatie,
los van de identificatie van de interactie waarin de vraag wordt aangeboden. De waarde
van dit attribuut wordt in het antwoord teruggeleverd, zodat de antwoordberichten
kunnen worden gerelateerd aan de vraag.
|
(opvjst) |
|
Voorbeeld |
<queryId extension="101" root="2.16.528.1.1007.3.3.2222.27"/> |
hl7:statusCode
|
CS |
1 … 1 |
M |
Bevat de (nieuwe) status van de query. |
(opvjst) |
@code
|
CONF |
1 … 1 |
F |
executing |
|
Voorbeeld |
<statusCode code="executing"/> |
hl7:responseModalityCode
|
CS |
1 … 1 |
M |
Definieert de timing en groepering van de antwoordberichten. |
(opvjst) |
@code
|
CONF |
1 … 1 |
F |
R |
|
Voorbeeld |
<responseModalityCode code="R"/> |
hl7:responsePriorityCode
|
CS |
1 … 1 |
M |
Geeft het tijdsframe aan waarbinnen het antwoord wordt verwacht, zoals ‘I’ (Immediate)
voor directe beantwoording.
|
(opvjst) |
@code
|
CONF |
1 … 1 |
F |
I |
|
Voorbeeld |
<responsePriorityCode code="I"/> |
hl7:executionAndDeliveryTime
|
TS |
1 … 1 |
M |
Bevat het tijdstip waarop het antwoord uiterlijk moet zijn opgeleverd aan het vragende
systeem.
|
(opvjst) |
|
Voorbeeld |
<executionAndDeliveryTime value="20120330121540"/> |
hl7:administrationRequestEffectiveTimeInterval
|
|
0 … 1 |
R |
Beoogde toedieningsperiode(s). Deze parameter kan gebruikt worden om een gebruiksinterval
door te geven van de voorgeschreven medicatie. Alle geretourneerde voorschriften hebben
betrekking op medicatie die (voor zover dat afleidbaar is uit de voorschriftgegevens)
binnen deze periode is gebruikt of zal worden gebruikt. Dit is geen waterdicht criterium.
De beoogde gebruiksperiode van een medicatievoorschrift (zelfs als de verstrekking
reeds heeft plaatsgevonden) kent vaak een flinke mate van onzekerheid in de ambulante
setting. Zo is vaak niet zeker wanneer de patiënt precies met het gebruik zal beginnen
en wordt veel medicatie verstrekt op basis van een ‘zo nodig’ dosering, die betekent
dat deze tot aan de maximale houdbaarheidsdatum in gebruik kan zijn. Het is bij het afhandelen van een Voorschriftquery aan het antwoordende systeem welk
algoritme wordt toegepast om de beoogde gebruiksperiode van
de opgeslagen voorschriften te bepalen. Als de vrager niet afhankelijk wil zijn van
het algoritme dat het antwoordende systeem hiertoe gebruikt (en dat de vrager meestal
niet kent), dan wordt deze query parameter bij voorkeur niet gebruikt, maar moet de
vrager zelf filteren in de geretourneerde voorschriftgegevens.
Als dit criterium gebruikt wordt om te filteren welke voorschriften relevant zijn
in het kader van de medicatiebewaking, dan is niet alleen de beoogde gebruiksperiode,
maar ook de zogenaamde ‘interactierelevantieperiode’ van belang. De interactierelevantieperiode geeft aan hoe lang na het beëindigen
van de toediening de medicatie nog interacties kan hebben met andere medicatie of
bepaalde condities. Op basis van de medicatiecode is afleidbaar hoe lang de interactierelevantieperiode
is, zodat de ontvanger daar zelf rekening mee kan houden. Het is niet wenselijk dat
een antwoordend systeem deze marge reeds incalculeert bij interpretatie van <administrationRequestEffectiveTimeInterval>.
Om misverstanden over de interpretatie van de einddatum (<high>) te voorkomen, is
het verplicht om bij onder- en bovengrens tot op de minuut te specificeren. Als de
gehele dag wordt bedoeld, zoals meestal het geval is, moet respectievelijk 0000 en
2359 worden toegevoegd achter de datum.
|
(opvjst) |
hl7:value
|
IVL_TS |
1 … * |
M |
Een tijdsinterval dat betrekking heeft op de periode waarin medicatiegebruik op basis
van de gezochte voorschriften zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden. Om misverstanden
over de interpretatie van de einddatum (<high>) te voorkomen, is het verplicht om
bij onder- en bovengrens respectievelijk de vaste tijden “0000” en “2359” toe te voegen
achter de datum (zodat duidelijk is dat ‘tot en met’ wordt bedoeld).
|
(opvjst) |
|
Constraint |
Minimaal één van de elementen <low> en <high> moet aanwezig zijn Onder- en bovengrens (low, high) is tot op de minuut te specificeren
|
|
Constraint |
Andere attributen en subelementen mogen niet aanwezig zijn. |
|
Voorbeeld |
Opvragen van de medicatievoorschriften waarvan de medicatie (voor zover dit is af
te leiden uit het voorschrift) op 12 maart 2008 gebruikt werd (interval met breedte
1 dag).
<value> <low value="200803120000"/> <high value="200803122359"/></value> |
|
Voorbeeld |
Opvragen van de medicatievoorschriften waarvan de medicatie (voor zover dit is af
te leiden uit het voorschrift) op of na vandaag gebruikt wordt (ofwel: ‘actuele medicatie’)
<value> <low value="201011190000"/></value> |
|
Schematron assert |
role |
error
|
|
|
test |
not(hl7:low) or string-length(hl7:low/@value)>=12 |
|
|
Melding |
Onder- en bovengrens (low, high) is tot op de minuut te specificeren |
|
|
Schematron assert |
role |
error
|
|
|
test |
not(hl7:high) or string-length(hl7:high/@value)>=12 |
|
|
Melding |
Onder- en bovengrens (low, high) is tot op de minuut te specificeren |
|
Keuze |
1 … 2 |
|
Elementen om uit te kiezen:
|
hl7:low
|
TS |
0 … 1 |
R |
|
(opvjst) |
hl7:high
|
TS |
0 … 1 |
R |
|
(opvjst) |
hl7:medicationCode
|
|
0 … 1 |
|
Medicatie code |
(opvjst) |
hl7:value
|
CE |
1 … * |
M |
|
(opvjst) |
hl7:medicationCombinedOrderID
|
|
0 … 1 |
R |
Voorschriftnummer. De unieke identifier van een specifiek medicatievoorschrift dat
gezocht wordt.
|
(opvjst) |
|
Voorbeeld |
Opvragen van het medicatievoorschrift met nummer ‘0012462311’, zoals toegekend door
het EPD-systeem van een bepaald ziekenhuis. Het vragend systeem kan dit nummer uit
een andere bron hebben verkregen en zo de detailgegevens van dit voorschrift opvragen.
<value root="2.16.840.1.113883.2.4.6.1.6005432.2.8.1" extension="0012462311"/> |
hl7:value
|
II |
1 … 1 |
M |
|
(opvjst) |
Inclusie |
1 … 1 |
M |
van 2.16.840.1.113883.2.4.3.111.3.3.10.9035 PART QRY patientId (DYNAMISCH)
|
hl7:patientId
|
|
1 … 1 |
M |
Patiënt waarop de gegevens betrekking hebben (verplicht aanwezig). |
(opvjst) |
Inclusie |
1 … 1 |
M |
van 2.16.840.1.113883.2.4.3.111.3.4.10.1 Burgerservicenummer (BSN) Value (2017‑07‑24 13:46:47) Het burgerservicenummer (BSN) dat de gezochte patiënt uniek identificeert. Het is
niet mogelijk om via het LSP gegevens op te vragen op basis van lokale patiëntnummers.
|
hl7:value
|
II.NL.BSN |
1 … 1 |
M |
Burgerservicenummer (BSN) |
(opvjst) |
|
|
@extension
|
st |
1 … 1 |
R |
|
@root
|
oid |
1 … 1 |
F |
2.16.840.1.113883.2.4.6.3 |
|
Schematron assert |
role |
error
|
|
|
test |
string-length(@extension) = 9 |
|
|
Melding |
Het BSN dient altijd 9 cijfers te bevatten. Het BSN kan ook voorloopnullen bevatten,
oftewel beginnen met een nul. |
|