Concept |
Card/Conf |
Id |
|
Blaasfunctie |
|
0 … * |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Blaasfunctie. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Blaasfunctie.
|
|
|
UrineContinentie |
|
0 … 1 |
|
|
De urinecontinentie beschrijft de controle over de urinelozing. Het omvat stoornissen
zoals stressincontinentie, aandrangincontinentie, reflexincontinentie, continue incontinentie
en gemengde incontinentie.
|
|
|
Urostoma |
|
0 … 1 |
|
|
Urostoma beschrijft de aanwezigheid van een onnatuurlijke, chirurgisch aangelegde
opening. Indien hier sprake van is, kunnen de plaatsingsdatum, locatie van het urostoma
en eventuele stomazakjes en toelichting beschreven worden. Bij type stoma moet in
dit geval verplicht gekozen worden voor urostoma.
|
|
1 … 1 |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Stoma. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen van
de bouwsteen Stoma.
|
|
|
UrineKatheter |
|
0 … 1 |
|
|
Urinekatheter beschrijft de aanwezigheid van een urinekatheter. Indien hier sprake
van is, kunnen naast het type katheter de plaatsingsdatum, locatie van de urinekatheter,
toelichting en identificerende gegevens van de katheter beschreven worden.
|
|
1 … 1 |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen MedischHulpmiddel. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen MedischHulpmiddel.
|
|
1 … 1 |
|
|
Het medische hulpmiddel dat wordt gebruikt (inwendig of uitwendig). |
|
0 … 1 |
|
|
Unieke identificatie van het product, bijvoorbeeld het serienummer. Veel gebruikte coderingen zijn HIBC en GTIN. Indien de wet verplicht stelt dat deze geregistreerd wordt op basis van een UDI (Unique
Device Identifier), dient de unieke identificatie opgebouwd te zijn uit een UDI-DI
(Device Identifier) en een UDI-PI (Production Identifier(s)). Voor meer informatie,
zie: http://www.gs1.org/healthcare/udi .
De UDI-DI dient m.b.t. GS1 GTIN (01) coderingen worden vastgelegd, waarmee o.a. een
firma aan het producttype wordt gekoppeld. De UDI-PI dient te bestaan uit de volgende
application identifier (AI); vervaldatum (17) en serienummer (21) en/of batch- of
lotnummer (10).
|
|
0 … * |
|
|
Een beschrijving van de soort katheter. |
|
0 … 1 |
|
|
Tekstuele beschrijving van het product. |
|
0 … 1 |
|
|
De startdatum van eerste toepassing of implantatie het medische hulpmiddel. Een vage
datum, bijv. alleen een jaartal, is toegestaan.
|
|
0 … * |
|
|
De medische reden voor het gebruik van het medisch hulpmiddel. |
|
1 … 1 |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Probleem. Een probleem beschrijft een toestand met betrekking tot de gezondheid en/of het welzijn
van een individu. Deze toestand kan zijn benoemd door de patiënt zelf (een klacht),
of door zijn of haar zorgverlener (onder andere een diagnose).
|
|
0 … 1 |
|
|
Opmerking bij de toepassing of informatie over het gebruikte hulpmiddel. |
|
0 … 1 |
|
|
Anatomische locatie van het gebruikte hulpmiddel bij de patiënt. |
|
0 … 1 |
|
|
Lateraliteit verbijzondert de anatomische locatie door, indien van toepassing, de
zijdigheid vast te leggen, bijvoorbeeld links.
|
|
0 … 1 |
|
|
De zorgaanbieder waar het gebruik van het hulpmiddel geïnitieerd werd of waar het
hulpmiddel gïmplanteerd werd.
|
|
1 … 1 |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgaanbieder. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgaanbieder.
|
|
0 … 1 |
|
|
De zorgverlener betrokken bij de indicatiestelling voor het gebruik of de implantatie
van het hulpmiddel.
|
|
1 … 1 |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen Zorgverlener. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces
vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar
of verwijzer zijn
|
|
|
Incontinentiemateriaal |
|
0 … 1 |
|
|
Een beschrijving van het gebruikte incontinentiemateriaal. |
|
1 … 1 |
|
|
Rootconcept van de bouwsteen MedischHulpmiddel. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen MedischHulpmiddel.
|
|
|
Toelichting |
|
0 … 1 |
|
|
Toelichting op de urine (in)continentie en de behandeling ervan. |