Concept |
Card/Conf |
Id |
|
GebruiksInstructie |
|
0 … * |
|
|
Rootconcept van de sub-bouwsteen GebruiksInstructie. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de bouwsteen GebruiksInstructie.
|
|
|
AanvullendeInstructie |
|
0 … * |
|
|
De aanvullende instructie bevat een aanvullend uitleg over het gebruik of de overwegingen
voor het huidige voorschrift.
Het kan hier ook gaan om alle aanwijzingen voor gebruik. De tekst kan afkomstig zijn
van het oorspronkelijke "papieren" medicatievoorschrift, maar kan ook gegenereerd
worden uit de gecodeerde gegevens.
Dit concept mag meer informatie bevatten dan gestructureerd gecodeerd is in de onderliggende
informatie, maar mag er niet mee in tegenspraak zijn. De instructies mogen niet conflicteren met andere onderdelen van het toedieningsverzoek.
De instructies kunnen ook verwijzen naar een bestaand protocol.
De G-standaard bevat veel teksten die dit attribuut kunnen ondersteunen, onder andere
in G-standaard tabel 362 waar de teksten uit de huisartsenstandaard WCIA tabel 25
zijn opgenomen. Deze teksten kunnen desgewenst gebruikt worden om invulling te geven
aan dit concept.
|
|
|
Omschrijving |
|
0 … 1 |
|
|
Tekstuele omschrijving van de volledige gebruiksinstructie inclusief de gebruiksperiode. |
|
|
HerhaalperiodeCyclischSchema |
|
0 … 1 |
|
|
De herhaalperiode van een cyclisch schema (van één of meer doseerinstructies).
Voorbeelden van een cyclisch schema: de anticonceptiepil (21 dagen 1 maal per dag 1 stuk, dan 7 dagen niet, dit herhalen),
de herhaalperiode is hier 28 d
|
|
|
Toedieningsweg |
|
0 … 1 |
|
|
De route waarlangs de medicatie wordt toegediend (oraal, nasaal, intraveneus, et cetera).
|
|
|
Doseerinstructie |
|
0 … * |
|
|
Doseerinstructie |
|
0 … 1 |
|
|
De beoogde tijdsduur voor deze doseerinstructie. |
|
0 … 1 |
|
|
Deze geeft de volgorde van de doseerinstructies aan binnen de medicatieafspraak. |
|
0 … * |
|
|
De container van het concept Dosering. Deze container bevat alle gegevenselementen
van de concept Dosering.
Instructies voor toediening van de medicatie aan de toediener (de patiënt zelf, een
verpleegkundige of andere hulpverlener). Bij inventarisatie van medicatiegebruik beschrijft
de dosering het gebruikspatroon dat de patiënt met zichzelf heeft afgesproken.
Als het doseerschema (spreiding van toedieningen over de tijd) vast is en de keerdosis
ook, dan is er een enkele gebruiksinstructie.
Er kunnen meerdere parallelle gebruiksinstructies opgenomen worden bij een wisselende doseerhoeveelheid binnen
de dag en bij een variabele gebruiksfrequentie.
Er kunnen meerdere sequentiële gebruiksinstructies opgenomen worden bij wisselende doseerhoeveelheden binnen de
periode en/of een wisselend doseerschema.
|
|
0 … 1 |
|
|
De toedieningssnelheid wordt gebruikt bij de langzame toediening van vloeistoffen.
De meeteenheid is in de praktijk vrijwel altijd ml/uur. Ook het opgeven van een interval (bijv. 0-10 ml/uur) is een gebruikelijke optie.
Bijvoorbeeld, bij toedieningssnelheid van 10ml/uur geldt:
- aantal = 10,
- gebruikseenheid = ml
- tijdseenheid = uur
|
|
1 … 1 |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen Bereik. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen Bereik.
|
|
0 … 1 |
|
|
De keerdosis definieert de dosis per inname of toediening.
De dosering wordt beschreven in de bij het product behorende eenheid, zodat het meestal
een aantal stuks of doses betreft. Voor vloeistoffen en andere deelbare producten
zal meestal een volumemaat (bij voorkeur "ml") worden gebruikt.
De voorschrijver zal de dosering in veel gevallen willen aangeven in gewichtseenheden
van de werkzame stof.
Als niet het product, maar alleen de stof is aangegeven, dan wordt de hoeveelheid
van die stof opgegeven. Paracetamol 1000mg is dan equivalent aan Paracetamol 500mg
tablet, 2 tabletten (of stuks).
De dosering wordt soms aangegeven in een berekening, waarin vaak het lichaamsgewicht
of het lichaamsoppervlak van de patiënt als parameter gebruikt wordt. De berekening
blijft echter niet meer dan een hulpmiddel om tot een beslissing te komen.
Bij continue toediening wordt naast de toedieningssnelheid
(inloopsnelheid) soms ook de keerdosis opgegeven (bv. 20ml in een spuit of 500ml in
een zak), maar vaak ook weggelaten.
Ook een algemeen doseeradvies zoals 'Gebruik volgens protocol' of 'Zie gebruiksaanwijzing'
kan adequaat zijn. Ook dan wordt geen keerdosis opgegeven.
|
|
1 … 1 |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen Bereik. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen Bereik.
|
|
0 … 1 |
|
|
Zo nodig betekent dat de toediening alleen onder een bepaalde voorwaarde wordt uitgevoerd. |
|
0 … 1 |
|
|
De voorwaarde voor het toedienen van een medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucose concentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
Relevante b-codes uit Tabel25 vormen de waardelijst om dit concept gecodeerd door
te geven. Daarbij moet altijd ook de tekstuele omschrijving van die code meegegeven
worden. Fysiologische meetwaarden of andere voorwaarden die niet in de b-codes van Tabel25
voorkomen, hoeven niet gecodeerd te worden. Deze kunnen uitgedrukt worden in vrije
tekst in het concept omschrijving.
|
|
0 … 1 |
|
|
Een maximale dosering maximaliseert (in tijd) het gebruik van een middel in een 'zo
nodig' voorschrift.
|
|
0 … 1 |
|
|
De specificatie van de tijdsmomenten waarop het medicament toegediend wordt of zal
worden. De wijze waarop dit wordt weergegeven is:
- Tijdstip(pen) (16:00) of gebeurtenissen ("voor het eten") waarop het medicament dagelijks
ingenomen moet worden.
- Een specifiek aantal keren dat het medicament dagelijks ingenomen moet worden ("3x
per dag"), aangeduid met de frequentie
- Een tijdsafstand tussen opeenvolgende innames ("Elke 2 uur", "elke 3 dagen"), aangeduid
met Interval.
- Combinaties van periodes met een interval en een duur ("Gedurende drie van vier weken
dagelijks 1 : het pilschema")
Als een medicament niet dagelijks ingenomen moet worden, kan het voorgaande gecombineerd
worden met dagaanduidingen:
- Een of meerdere weekdagen waarop de toediening moet plaatsvinden ("maandag, woensdag,
vrijdag")
- "3 keer per week", "2 keer per maand".
Standaard zal de
gespecificeerde toediening "oneindig" herhaald worden tot:
- De einddatum en tijd bereikt is
- De totale toedieningsduur bereikt is (gedurende 14 dagen)
- Een specifiek aantal toedieningen bereikt is ("20 giften), op te geven in het concept
Frequentie.
|
|
0 … 1 |
|
|
De frequentie geeft het aantal doseermomenten per tijdseenheid, meestal per dag. Als
dit gegeven is opgenomen, dan zal het Interval niet zijn opgegeven. Meestal bestaat
frequentie uit zowel aantal als tijdseenheid (3 maal per dag), maar het kan ook zonder
tijdseenheid voorkomen (éénmalig).
Er wordt dan een redelijke verdeling over de dag verwacht, maar dit komt niet heel
precies en wordt aan de patiënt overgelaten. Het is de gebruikelijke manier van voorschrijven
extramuraal. Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna
een (locatiegebonden) uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
De tijdseenheid van de frequentie moet gelijk zijn aan hoe deze is weergegeven in
de tekstuele weergave van de dosering.
Bijvoorbeeld: - bij dosering '2 maal per dag...' geldt:
- aantal = 2
- tijdseenheid = 'dag'.
- bij dosering '3 maal per week...'
geldt:
- aantal = 3
- tijdseenheid = 'week'.
|
|
1 … 1 |
|
|
Rootconcept van de subbouwsteen Bereik. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen
van de subbouwsteen Bereik.
|
|
0 … * |
|
|
Weekdag definieert een patroon van toedieningen op vaste weekdagen. |
|
0 … * |
|
|
Dagdeel: ochtend, middag, avond, nacht. |
|
0 … * |
|
|
De toedientijd is een specifieke (klok)tijd op de dag. Deze tijd is meestal niet exact
(bedoeld). Er kunnen meerdere inname tijdstippen op een dag zijn.
De beoogde toedientijd kan ook als dagdeel worden aangegeven (ochtend, middag, avond,
nacht). De toedientijd blijft dan leeg, waarbij het dagdeel vastgelegd kan worden
in het concept Dagdeel.
|
|
0 … 1 |
|
|
Het interval geeft de tijd tussen doseermomenten weer. Als dit gegeven is opgenomen,
dan zal de Frequentie niet zijn opgegeven.
Voorbeelden : elke 4 uur, om de 3 weken.
De tijdstippen kunnen nu vrij gekozen worden, maar de verdeling over de dag komt nauwer
en het interval tussen de tijdstippen is belangrijk (bv. antibiotica) Bij baxteren en intramuraal wordt uit een dergelijk voorschrift daarna een (locatiegebonden)
uitwerking gemaakt in uitdeeltijden (logistiek).
|