De periode of duur van het met de patient afgesproken medicatiegebruik. Dit attribuut
geeft een tijdsinterval weer met start- en/of einddatum of een gebruiksduur.
Aanduiding van de spreiding van toedieningen binnen een bepaalde periode. Dit is één
van de meest belangrijke gegevenselementen bij het specificeren van het gebruiksvoorschrift
voor medicatie, aangezien het alle informatie bevat ten aanzien van het tijdsinterval
waarbinnen de toediening plaatsvindt en het doseerschema dat daarbinnen moet worden
gehanteerd.
De wijze waarop de medicatie moet worden toegediend aan de patiënt. De toedieningsweg
wordt in veel gevallen reeds volledig bepaald door de aard van de voorgeschreven medicatie.
Het expliciet doorgeven van de toedieningsweg mág altijd, maar is alleen noodzakelijk
als er meerdere mogelijke toedieningswegen zijn, waarvan de voorschrijver of verstrekker
er maar één wilt toestaan
De hoeveelheid van de medicatie die per toediening of tijdseenheid moet worden ingenomen
of aangebracht. De juiste interpretatie van deze hoeveelheid hangt direct samen met
de aard van de medicatie waarop de toediening betrekking heeft.
Aanvullende instructies bij het gebruik van de medicatie. Zeker bij ambulante medicatievoorschriften
komen dergelijke instructies vaak voor, aangezien de toediening dan in de meeste gevallen
door de patiënt zelf plaatsvindt en niet door een zorgverlener
Gebruiksinstructies die betrekking hebben op randvoorwaarden voor toediening van de
betreffende medicatie. Deze moeten dus gelezen worden als gebruik de medicatie niet,
tenzij aan deze voorwaarde is voldaan.
De ingrediënten van de aangeduide medicatiesoort. Dit kunnen werkzame (actieve) stoffen
zijn of hulpstoffen. De werkzame stoffen spelen een bijzondere rol, omdat deze a) bepalend zijn voor de farmacotherapeutische werking van de medicatie en b) de basis zijn voor aanduiding van de sterkte van de medicatie (bijv. 200
mg).
GBA tabel 36 is een opsomming van te gebruiken voorvoegsels zonder bijbehorende code.
Het gebruik wordt aanbevolen, maar is niet verplicht. Bij vulling via de SBV-Z zullen
de voorzetsels overeenkomen met tabel 36.
De numerieke aanduiding van een object (huis, woonboot, etc.) zoals deze door het
gemeentebestuur is vastgesteld. Dit is zonder evt. huisletters, toevoegingen en/of
aanduidingen.
Opmerking
Bij postbusadres (type=PST) heeft huisnummer de waarde van het postbusnummer
Een geografisch bepaald gebied dat een deel is van het gemeentelijke grondgebied (dit
element wordt gebruikt als een nadere plaatsbepaling van een straat of locatie, indien
deze binnen de gemeente niet uniek is).
Opmerking
Bij Nederlandse gemeenten bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 gebruiken. Het
gebruik van de bijbehorende code is niet verplicht.
Woonplaatsen kunnen gemeenten zijn die een 'Datum Einde' hebben, dwz dat ze inmiddels
deel uitmaken van een andere gemeente.
Woonplaats moet gevuld zijn indien dit noodzakelijk is om het adres uniek te maken
binnen de gemeente, b.v. een gemeente met meerdere kernen, ieder met een Dorpstraat.
Gemeentenaam die aangeeft in welke gemeente de persoon op dit moment is ingeschreven.
Opmerking
Bij Nederlandse gemeenten bij voorkeur de naam uit de GBA tabel 33 gebruiken. Het
gebruik van de bijbehorende code is niet verplicht. Gemeente van inschrijving kan
geen 'Datum Einde' hebben.
Als Woonplaats en Gemeente van inschrijving gelijk zijn, alleen de laatste gebruiken
GBA tabel 36 is een opsomming van te gebruiken voorvoegsels zonder bijbehorende code.
Het gebruik wordt aanbevolen, maar is niet verplicht. Bij vulling via de SBV-Z zullen
de voorzetsels overeenkomen met tabel 36.
GBA tabel 36 is een opsomming van te gebruiken voorvoegsels zonder bijbehorende code.
Het gebruik wordt aanbevolen, maar is niet verplicht. Bij vulling via de SBV-Z zullen
de voorzetsels overeenkomen met tabel 36.