Transactie Beschikbaarstellen Geneesmiddelovergevoeligheden 2.16.840.1.113883.2.4.3.11.60.26.4.36

Een geneesmiddelovergevoeligheid beschrijft een specifiek geneesmiddel, een groep van geneesmiddelen of hulpstoffen waarop bewaakt wordt zodat een geneesmiddelovergevoeligheidsreactie kan worden voorkómen of beheerst. ​

Geneesmiddelovergevoeligheden (intoleranties, allergieën (en klinisch relevante bijwerkingen)) in de basisset medicatiegegevens omvatten minimaal de bouwsteen BewakingBesluit en indien van toepassing de bouwsteen OvergevoeligheidIntolerantie of Reactie.

Identificatie van de gegroepeerde bouwstenen binnen Geneesmiddelovergevoeligheid, genaamd GMO (GeneesMiddelOvergevoeligheid)

Rootconcept van de bouwsteen BewakingBesluit; in dit geval gespecificeerd voor geneesmiddelovergevoeligheden.

 Het besluit om bewaking te starten dan wel te beëindigen m.b.t. een stof of groep van stoffen die een ongewenste reactie kunnen geven bij de patiënt.

De aard van het besluit: starten of stoppen van de bewaking.

Moment (datum en tijd) waarop het besluit geëffectueerd moet worden.

Container van het concept BesluitGrond. Deze container bevat alle gegevenselementen van het concept BesluitGrond. Het geeft weer op grond waarvan het bewakingsbesluit, om te starten dan wel te stoppen met bewaken, is genomen.

Rootconcept van de bouwsteen OvergevoeligheidIntolerantie; in dit geval gespecificeerd voor geneesmiddelovergevoeligheden.

De neiging om een ongewenste fysieke reactie te ontwikkelen bij blootstelling aan een specifieke stof, groep van stoffen of type straling.

Rootconcept van de bouwsteen Reactie; in dit geval gespecificeerd voor geneesmiddelovergevoeligheden.

Een nadelige klinische respons die mogelijk, waarschijnlijk of bewezen het gevolg is van blootstelling aan een stof, groep van stoffen of straling.

Reden voor het bewakingsbesluit: het starten dan wel het stoppen van de bewaking.

Container van het concept TeBewakenStof. Deze container bevat alle gegevenselementen van het concept TeBewakenStof. Stof of groep van stoffen waarop moet worden bewaakt in de zin dat een melding verschijnt bij het voorschrijven ervan.

De stof of groep stoffen, die geheel of op uitzonderingen na, moet worden bewaakt.

Uitzondering binnen de groep van te bewaken stoffen waarop niet hoeft te worden bewaakt.

De zorgverlener die het bewakingsbesluit heeft genomen.

Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen van de bouwsteen Zorgverlener.

Een zorgverlener is een persoon die bevoegd is om handelingen uit te voeren op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar of verwijzer zijn

Relatie naar het BewakingBesluit waarop de wijziging plaatsvindt of die gestopt wordt.

De identificatie van het BewakingBesluit.

RegistratieInformatie bevat de gegevens die ontstaan tijdens het proces van registreren van gegevens in het dossier van een patiënt, zoals b.v. wanneer en door wie de informatie is geregistreerd.

Tekstuele toelichting op het bewakingsbesluit die niet in één van de andere velden kan worden weergegeven.

Rootconcept van de bouwsteen OvergevoeligheidIntolerantie; in dit geval gespecificeerd voor geneesmiddelovergevoeligheden.

De neiging om een ongewenste fysieke reactie te ontwikkelen bij blootstelling aan een specifieke stof, groep van stoffen of type straling.

De aandoening of gesteldheid waarvan de overgevoeligheid of intolerantie de duiding is.

Identificatie van AandoeningOfGesteldheid

Container van het concept Agens. Deze container bevat alle gegevenselementen van het concept Agens.

De stof of groep van stoffen die bij de patiënt een reactie ontlokken als deze daaraan wordt blootgesteld.

De manier waarop de overgevoeligheid of intolerantie is vastgesteld.

Identificeert de categorie van het agens waarop de overgevoeligheid of intolerantie betrekking heeft, zoals geneesmiddelen en voedingsmiddelen.

De beoordeling van de zorgverlener m.b.t. de verwachte ernst van de reactie bij hernieuwde blootstelling aan de stof, groep stoffen of omgevingsfactor waar de patiënt overgevoelig of intolerant voor is.

Container van het concept Diagnose. Deze container bevat alle gegevenselementen van het concept Diagnose. Representeert de overgevoeligheid als duiding van de aandoening.

De term met bijbehorende code die de zorgverlener kiest uit de gebruikte codelijst.

Een in vrije tekst geformuleerde nadere detaillering van de naam van de overgevoeligheid of intolerantie, wanneer dit detail niet beschikbaar is via de gebruikte codelijst.

Datum (en tijdstip) waarop de zorgverlener het diagnostisch inzicht heeft verkregen.

De zorgverlener die tot het diagnostisch inzicht van de overgevoeligheid of intolerantie is gekomen. Dit kan een ander individu zijn dan degene die het diagnostisch inzicht heeft geregistreerd.

Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen van de bouwsteen Zorgverlener.

Een zorgverlener is een persoon die bevoegd is om handelingen uit te voeren op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar of verwijzer zijn

RegistratieInformatie bevat de gegevens die ontstaan tijdens het proces van registreren van gegevens in het dossier van een patiënt, zoals b.v. wanneer en door wie de informatie is geregistreerd.

Tekstuele toelichting op de overgevoeligheid of intolerantie die niet in één van de andere velden kan worden weergegeven.

Rootconcept van de bouwsteen Reactie; in dit geval gespecificeerd voor geneesmiddelovergevoeligheden.

Een nadelige klinische respons die mogelijk, waarschijnlijk of bewezen het gevolg is van blootstelling aan een stof, groep van stoffen of straling.

De aandoening of gesteldheid die de zorgverlener heeft geduid als reactie.

Identificatie van AandoeningOfGesteldheid

Container van het concept Veroorzaker. Deze container bevat alle gegevenselementen van het concept Veroorzaker.

Het is het agens dat de reactie heeft uitgelokt.

De tijdsduur tussen het moment van blootstelling aan de stof of straling en het optreden van de ongewenste reactie daarop.

De manier waarop de reactie is vastgesteld.

Container van het concept Diagnose bij een reactie. Deze container bevat alle gegevenselementen van het concept Diagnose. Representeert de reactie als duiding van de aandoening.

De term met bijbehorende code die de zorgverlener kiest uit de gebruikte codelijst.

Een in vrije tekst geformuleerde nadere detaillering van de reactienaam, wanneer dit detail niet beschikbaar is via de gebruikte codelijst.

Datum (en tijdstip) waarop de zorgverlener het diagnostisch inzicht heeft verkregen.

De zorgverlener die tot het diagnostisch inzicht van de reactie is gekomen. Dit kan een ander individu zijn dan degene die het diagnostisch inzicht heeft geregistreerd.

Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen van de bouwsteen Zorgverlener.

Een zorgverlener is een persoon die bevoegd is om handelingen uit te voeren op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar of verwijzer zijn

Overgevoeligheid of intolerantie op basis waarvan de reactie is opgetreden.

Identificatie van de OvergevoeligheidIntolerantie

RegistratieInformatie bevat de gegevens die ontstaan tijdens het proces van registreren van gegevens in het dossier van een patiënt, zoals b.v. wanneer en door wie de informatie is geregistreerd.

Tekstuele toelichting op de reactie die niet in één van de andere velden kan worden weergegeven.

Rootconcept van de bouwsteen Symptoom. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen van de bouwsteen Symptoom.

Een verschijnsel waarmee een aandoening (ziekte of conditie) van de patiënt zich presenteert. Dit omvat ook een klacht of een bevinding, maar geen aanvullend onderzoek, zoals laboratoriumbepalingen functie- en beeldvormend onderzoek.

Geeft de mate van ernst van het symptoom aan op het moment van de SymptoomStatusDatum.

In het geval van CiO wordt in plaats van SymptoomStatusDatum gebruik gemaakt van OntstaansDatumTijd.

Naam en code van het symptoom via selectie uit een codelijst, gebaseerd op een gestandaardiseerd codestelsel.

Meer gedetailleerde specificatie van de symptoomNaam die op basis van de codelijst is gekozen, omdat de vereiste mate van detail (nog) niet in de codelijst beschikbaar is.

De aandoening of gesteldheid waarvan het symptoom een verschijnsel is.

Identificatie van AandoeningOfGesteldheid

RegistratieInformatie bevat de gegevens die ontstaan tijdens het proces van registreren van gegevens in het dossier van een patiënt, zoals b.v. wanneer en door wie de informatie is geregistreerd.

Dit is een verwijzing naar het rootconcept van de bouwsteen AandoeningOfGesteldheid. Het rootconcept bevat alle gegevenselementen van de bouwsteen AandoeningOfGesteldheid.

Een aandoening of gesteldheid is een al dan niet pathologische toestand (ziekte of conditie) van de patiënt die zich in het algemeen presenteert met symptomen (verschijnselen). Het is 'dat wat de patiënt heeft'. Een zorgverlener kan de aandoening of gesteldheid vervolgens duiden met een (differentiaal)diagnose. Bij eenzelfde aandoening of gesteldheid kunnen zowel de symptomen als het diagnostisch inzicht veranderen in de tijd.

De periode waarin de aandoening of gesteldheid aanwezig is (geweest).

Duiding van de ernst van de aandoening of gesteldheid. Een aandoening of gesteldheid kan weinig klachten geven en toch ernstig zijn, maar het omgekeerde kan ook.

Een in vrije tekst geformuleerde toelichting bij de aandoening of gesteldheid, die niet wordt gerepresenteerd door de andere dataelementen in het informatiemodel.

RegistratieInformatie bevat de gegevens die ontstaan tijdens het proces van registreren van gegevens in het dossier van een patiënt, zoals b.v. wanneer en door wie de informatie is geregistreerd.

Aanvullende bouwstenen.

RegistratieInformatie bevat de gegevens die ontstaan tijdens het proces van registreren van gegevens in het dossier van een patiënt, zoals b.v. wanneer en door wie de informatie is geregistreerd.

Nummer dat de instantiatie van de verwijzende bouwsteen wereldwijd uniek identificeert. Het nummer is samengesteld uit een identificatie van de uitgevende organisatie en een door deze organisatie toegekend uniek nummer.

Datum en tijd waarop de informatie over de patiënt is geregistreerd.

Degene die de informatie heeft geregistreerd of heeft laten registreren in het dossier.

Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen van de bouwsteen Zorgverlener.

Een zorgverlener is een persoon die bevoegd is om handelingen uit te voeren op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar of verwijzer zijn

Indien de geregistreerde informatie niet door de behandelend arts zelf is vastgesteld, kan de bron van de informatie vastgelegd worden in Informatiebron.

Rootconcept van de bouwsteen Zorgverlener. Dit rootconcept bevat alle gegevenselementen van de bouwsteen Zorgverlener.

Een zorgverlener is een persoon die bevoegd is om handelingen uit te voeren op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Bij verwijzing naar deze bouwsteen kan tevens de rol die de zorgverlener in het zorgproces vervult, worden meegegeven. Voor zorgverleners kan dit bijvoorbeeld hoofdbehandelaar of verwijzer zijn